MARSEILLAISE ANTILLAISE

Rond Basse-Terre en Grande-Terre (Guadeloupe), een sprenkeling van kleinere, onbedorven eilanden in het kristalheldere turkoois. © GF / PH. GIRAUD / GOODLOOK

STEL JE TWEE VOLWASSEN FRANSE DEPARTEMENTEN VOOR, COMPLEET MET GENDARMES EN EEN BUSTE VAN MARIANNE IN DE ‘MAIRIES’, 7000 KM NAAR SUBTROPISCHE WATEREN VERVOERD, VERVOLGENS GEFARCEERD MET VULKANEN, INTENS GROEN REGENWOUD, GOUDGELE STRANDEN EN KORAALRIFFEN.

Carrefour, Conforama, Délifrance, 8 à Huit, Monsieur Brico. De stem van Bourvil op de achtergrond : salade de fruits, jolie, jolie, jolie… Maar waarom zo ver vliegen als het lijkt alsof je midden in la douce France geland bent ? Correctie, het lijkt niet zo, het is zo. Sinds 1946 zijn de Franse Antillen officieel des départements d’outre mer ; als onderdeel van Frankrijk maken ze bovendien deel uit van de Europese Unie. Aangezien Parijs en Brussel de portemonnee gul openhouden om de overzeese economie te ondersteunen, bestaat er amper drang tot onafhankelijkheid, ook al mopperen kritische geesten dat voor elke euro die la métropole (zo noemen ze het Franse vasteland hier) in de Franse Antillen investeert, ze er twee euro uithalen.

Hoe ook, voor de toerist is de Frans-Caribische cocktail er een van de verslavende soort : welstand (zeker in vergelijking met naburige eilanden), een goede infrastructuur en de Franse savoir-faire, gekoppeld aan exotische glamour en overgoten met sloten rum. La vie a douce, heet het in het creools, het leven is mooi. En als de avond valt, vertellen de geluiden je dat je wel degelijk in de tropen bent : de golfslag op het strand, het ruisen van de warme wind door bananenbladeren en het typische geluid van de boomkikkers, als krekels met de ambitie van nachtegalen.

JOSÉPHINE ZONDER KOP

Wakker worden in Hôtel Bakoua in Les Trois-Îlets op Martinique, ik kan het iedereen aanraden. De naam verwijst naar het typische hoofddeksel van de eilanden, een hoed uit gevlochten palmbladeren, eertijds als bescherming tegen de zon gedragen op de plantages. Het vroegere koloniale gebouw heeft de charme van de Franse Oost-Indische Compagnie behouden, met mooi houtwerk en een tropische tuin die uitkijkt over een privébaai. Mijn kamer is een bungalow aan het witte strand, van op het terras zie ik een paar hotelgasten een ochtendlijke duik in zee nemen. Les Trois-Îlets doet me qua sfeer aan Franse badplaatsjes als Gruissan of Narbonne-Plage denken.

Met de ferry gaat het naar Fort-de-France, aan de overkant van de baai, dat bespaart een uur in de file. We kruisen zeiljachten en vissersboten, de hemel is stralend blauw met witte wattenwolkjes boven de Carbetbergen. Veel pendelaars en schoolkinderen op de ferry ; wat een voorrecht om elke dag zo idyllisch te beginnen. Fort-de-France, de hoofdstad van Martinique, is een mix van vergane glorie en moderne ambitie. Links in de haven verrijst één blinkend glazen kantoorcomplex. Super moche, als je het mij vraagt, maar hier vinden ze dat le progrès.

Tijd voor de geschiedenisles. Columbus ontdekte het eiland in 1502, negen jaar later dan het 150 kilometer noordelijker gelegen Guadeloupe. Maar hij had andere dingen aan zijn hoofd en ook de Spaanse koningen toonden weinig interesse voor het gebied. In 1635 claimden Franse kolonisten het eiland. Tegen die tijd hadden de Spanjaarden, epidemieën en alcohol de aanwezige indianen zo goed als uitgeroeid. De Fransen introduceerden het suikerriet en voerden Afrikaanse slaven in om de plantages te bewerken. De huidige bewoners van Martinique zijn voor negentig procent van Afrikaanse en indiaans-Afrikaanse origine, maar als ik gids Michel mag geloven, cultiveren ze die roots niet, ze zijn volkomen métissés. De blanke inwoners van Martinique, afstammelingen van de oorspronkelijke kolonisten worden in het creools Békés genoemd, of Zoreilles. Het eerste woord zou uit een Afrikaans dialect komen, voor het tweede bestaan er verschillende verklaringen, de ene al fantasierijker dan de andere.

Waarom er op Martinique meer Békés zijn dan op Guadeloupe, het is een prima quizvraag. In 1789, het jaar van de Franse Revolutie, was Martinique in Britse handen. Guadeloupe kende nooit een Britse overheersing, daar eindigden veel plantage- eigenaars en andere blanken van aanzien onder de guillotine. De beroemdste Béké ooit was Joséphine de Beauharnais, de latere keizerin van Frankrijk. In Martinique staat ze in een slecht blaadje, omdat ze haar echtgenoot Napoléon Bonaparte ertoe aangespoord zou hebben om in 1802 de slavernij, afgeschaft ten tijde van de Revolutie, opnieuw in te voeren. Zo vaak al is haar witmarmeren standbeeld in het park La Savane in Fort-de-France onthoofd, dat het stadsbestuur het heeft opgegeven haar van een nieuw hoofd te voorzien.

TWES, TWES CHAWMANT

Een andere beroemde plaatselijke naam is die van Victor Schoelcher, de staatsman die in 1848 voor de definitieve afschaffing van de slavernij in het Franse rijk zorgde. Naar hem is de prachtige barokke bibliotheek genoemd, in ijzer, glas en keramische tegels ontworpen door de architect Pierre-Henri Picq, een tijdgenoot van Henri Eiffel. Opgetrokken voor de Parijse Wereldtentoonstelling van 1889, werd het gebouw gedemonteerd en tegel voor tegel, ijzeren gewelf voor ijzeren gewelf weer opgebouwd in Fort-de-France. Van dezelfde architect is de Cathédral de St-Louis, ook al met een metalen geraamte. Een iets frivolere bezienswaardigheid is de overdekte markt, waar koffiekleurige mamans in madras strokenjurken en met een zwierig geknoopt doek op het hoofd groenten en fruit, specerijen en souvenirs aan de man brengen. Wie niets koopt en toch een foto probeert te nemen, wordt in het creools uitgefoeterd. Wie wél koopt is een doudou, zoals in Ca caille, ma doudou ? Wat zoveel betekent als “Alles kits, schat ?” Voor buitenstaanders is het creools zo goed als onverstaanbaar, ook al omdat de r min of meer als w uitgesproken wordt. ” Twes, twes chawmant.

Zoals de rondborstige dames bij de verkiezing van Miss Yole Ronde in Vauclin. Yoles rondes zijn lichte bootjes met het profiel van een prauw en uitgerust met kleurige vierkante zeilen. De regatta’s met deze traditionele vaartuigen zijn immens populair en eindigen steevast in een met rum overgoten volksfeest waarbij de plaatselijke schonen in de strijd om de titel Miss Yole Ronde ongegeneerd hun volle gewicht in de schaal werpen, enthousiast aangemoedigd door hun fanclub.

TI PUNCH OU PLANTEUR ?

Nee, aan kleurrijke figuren geen gebrek op de Franse Antillen. Voor eeuwig in mijn geheugen gegrift, is Guy Ferdinand, de exuberante chef van Le Petibonum. Stel u een soort barak op een goudgeel strand voor, waar een atletische figuur, couleur café, maar met wilde geblondeerde haardos en gekleed in een kanariegele koksvest en een dito zwembroek voor je ogen de heerlijkste driegangenlunch bereidt, van gegrilde sardines over dagverse tonijn in een geraffineerde kokossaus tot een volwassen zwaardvis toe. En perfecte gastheer, die Chef Hotpants is, staat hij erop om ons met de speedboot van Le Carbet naar Les Trois-Îlets te brengen, uiteraard met een rumstop onderweg. Gelukkig is er geen alcoholcontrole in de kustwateren.

Martinique heeft zijn Petibonum, Guadeloupe Le Karikoli aan het schitterende strand van Grande-Anse in Deshaies, waar wijlen Coluche een vakantiehuis had. Charmante gastvrouw Lucienne Salcède – vuurrode lippen, zwart glanzend haar, grote creoolse oorringen boven een oranje strokenjurk – poseert met een mand exotische vruchten. Les pieds dans l’ eau degusteren we accra’s (visbeignets) en boudin créole, waarna er ouassous (zoetwatergarnalen) en poulet colombo op tafel verschijnt, naast ragout van lambis (grote schelpdieren) en chatrou (octopus), vergezeld van gratin van pompoen en yamswortel. De creoolse cuisine, een mengeling van Franse tradities, gekruid met Afrikaanse pimenten en geraffineerde oosterse bereidingen, geïntroduceerd door latere immigranten, is iets wat beide eilanden bindt. En de rum natuurlijk, hoewel allebei het monopolie van de échte ambachtelijke variëteit opeisen. Martinique gaat in elk geval prat op elf merken rum AOC, met een gecontroleerde herkomstbenaming en kwaliteit dus. Ti punch (met rietsuiker en limoen) of planteur (met vruchtensap), het blijft een lastige kwestie. Hoe ook, volgens de lokale folklore telt een doordeweekse dag niet minder dan zes gelegenheden om een glaasje te degusteren, van décollage tot atterrissage over L’heure du Christ.

LES PETITES DIFFERENCES

Martinique of Guadeloupe ? Die vraag wordt je op beide eilanden telkens opnieuw gesteld en ook dat is een moeilijke keuze. Want allebei hebben ze veel te bieden. Natuurschoon, bijvoorbeeld. Martinique heet niet voor niets het Bloemeneiland. Heliconia’s, flamingoplanten, bougainvillea’s, gembertoortsen, papegaaibekken, een hele waaier van wilde en gekweekte bloemen valt onder de vulkaan Montagne Pelée te ontdekken in het Domaine d’Emeraude, beheerd door het Regionaal Natuurpark van Martinique. In de botanische tuin Jardin de Balata kun je via touwbruggen van boom tot boom wiebelen. Ook ecotoerisme is populair : in een transparante prauw van Fleurdo het mangrovegebied en de koraalriffen van Vauclin exploreren onder begeleiding van een gids met een groot hart voor natuurbehoud is een stimulerende ervaring, ook voor de biceps.

Guadeloupe zomaar een eiland noemen, is bijna een belediging. Een smalle zeestraat, La Rivière Salée, scheidt de eilanden Grande-Terre en Basse-Terre, als de opengevouwen vleugels van een vlinder. Daaromheen een sprenkeling van kleinere, onbedorven eilanden in het kristalheldere turkoois, met aanlokkelijke namen als Marie Galante, La Désirade en Les Saintes. Zoveel kustlijn, dat zorgt natuurlijk voor een overvloed aan beschutte baaien en evenveel ankerplaatsen voor zeiljachten en pleziervaartuigen, zoals de Nautilus met zijn glazen bodem. Snorkel en zwemvliezen aan en hop, het diepe in, traag ademend een wereld van een geluidloze, bijna absurde kleurenpracht tegemoet. Nemo’s met oranje gestreepte T-shirts aan, met bolle ogen en pruilende bekken, vissen als zwemmende Tiffanylampen.

Daarna is het verleidelijk om op een smetteloos strand onder een wuivende palmboom te blijven luieren. Maar dan mis je veel van de charme van Guadeloupe. Een groot deel van Basse-Terre bestaat uit Parc National, plus vert que le songe, zoals de beroemdste lokale dichter Saint-John Perse schreef, en bekroond met een vulkaankegel van 1467 meter, La Soufrière. Links en rechts klateren watervallen, zoals de Cascade aux Ecrevisses. Een paradijselijke wereld en iets minder gemanicuurd dan het zustereiland. Daarom zou ik zeggen : wie het geruststellende, beschaafde prefereert, kiest het best voor Martinique, wie voor het confronterende gaat, voor Guadeloupe. Vooral omdat de ingezetenen spontaan zijn en laconiek tegen het leven aankijken. Een windhoos, vloedgolf of vulkaanuitbarsting ? Tja, dat hoort er nu eenmaal bij als je op de Sint-Andreasbreuklijn woont. Geen wonder dat de kerkhoven, met hun wonderlijke oparteffect van zwart-witte tegels er villages de vacances éternelles genoemd worden.

TEKST EN FOTO’S LINDA ASSELBERGS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content