MARIE-ANNE (VAN DE ECHTE SPAGHETTI)
Je zou het niet zeggen als je mij ziet, dat ik ten dele ben opgekweekt met het soort voedsel dat in de volksmond luie-wijveneten genoemd wordt. Op woensdagmiddag, wanneer ik na het zwemmen thuiskwam van school, werd ik vaker wel dan niet vergast op fishsticks in de pan en op een merk kant-en-klaar verpakte spaghetti die zijn succes dankte aan zijn geheime kruidenmix. En zie eens hoe ver ik het desalniettemin toch nog heb gebracht.
Ik nam het mijn grootmoeder niet kwalijk dat ze mij op dergelijke spijzen vergastte. Ik was de vragende partij en voor haar was het gemakkelijk. Een win-winsituatie dus, hoewel dat toen zo nog niet werd genoemd. Er waren geen selfies in die tijd, geen bitcoins en geen aanslag op de kleine man. De verzorgingsstaat blaakte van gezondheid, en mijn opa en oma hadden recht op iets wat een ‘familiale helpster’ werd genoemd. Marie-Anne, heette zij. Goed van hart als zij was, moet zij sympathie hebben opgevat voor het allenige jongetje van een jaar of acht dat ik was, en dat door omstandigheden bij zijn grootouders werd opgevoed. Foute broekjes, foute hemdjes : u kent het vast. Veel weet ik niet meer over deze Marie-Anne, behalve dat zij in de winter dikke wollen wanten en des zomers minirokken droeg, tot afkeuring van mijn opa die met het klimmen der jaren preuts geworden was. Zij knipoogde dan naar mij, als wou ze zeggen : wij begrijpen elkaar wel. Zij was jong en dartel maar had ook een soort droefheid in haar blik – alsof zij al van iets op de hoogte was dat aan ons nog moest worden verteld.
Op een keer, toen ze mij weer de Parmezaanse kaas uit het belachelijke zakje op de veel te rode saus zag schudden, zei ze dat zij voor mij weleens spaghetti zou maken – échte dan. Verwonderd vroeg ik haar af of ik daarvoor dan altijd valse spaghetti gegeten had. “Met verse groentetjes”, verduidelijkte Marie-Anne, met die glimlach waarvoor zij alleen de geheime kruidenmix bezat. Ik geloof niet dat ik toen mijn al huidige afkeer voor het verkleinwoord groentetjes had.
De volgende woensdag lagen op het aanrecht de stoffelijke resten van het voorbereidende werk : schillen van wortelen en champignons, courgettes en paprika’s en geheimzinniger ingrediënten, zoals teentjes look die krulden als de tenen van de toverkollen in Jommeke op heksenjacht. Marie-Anne had een blauwe pot dampende, échte saus voor mij klaargemaakt. Eerst vond ik die nogal raar, met die onverteerbare blaadjes laurier en de tongbrekende Worcestersaus die zij ook had meegebracht. Bij het proeven werd echter al gauw duidelijk dat deze saus de saus met de geheime kruidenmix voorgoed in de schaduw zou stellen – ook al hoorde ik oma tegen opa fluisteren dat Marie-Anne natuurlijk liever spaghetti klaarmaakte dan dat ze poetste. Altijd moest er aan het mooie in de wereld iets lelijks worden toegevoegd.
Korte tijd later verdween Marie-Anne uit mijn leven, met stille trom en met haar dikke wanten. Ik hoorde zeggen dat zij ziek geworden was. Iets met een Mie die leuk werd genoemd maar dat eigenlijk niet was. Marie-Anne stierf op een bleke woensdag, toen mijn aandacht elders lag. Ze heeft die eeuwige jeugd die terzelfder tijd iets tragisch heeft en iets superieurs, voor altijd van ouderdomskwalen en gezette-burgerschap gevrijwaard.
Waarom ik dit opschrijf, weet ik niet precies. Misschien vanuit de behoefte je te zeggen, Marie-Anne, waar je tegenwoordig ook courgettes ontdoet van hun gladde huid, dat je met je blauwe kookpot een verschil hebt gemaakt. Het is een van die verwaaide blijken van liefde waaraan ik soms terugdenk, op die momenten waarop het leven een saus lijkt die geschud is uit zielloze pakjes zonder troost.
Jij knipoogt dan naar mij. Je hebt een ademstokkend minirokje aan en elke droefheid is geweken uit je oogopslag.
jp.mulders@skynet.be
Jean-Paul Mulders
Zij was jong en dartel maar had ook een soort droefheid in haar blik — alsof zij al van iets op de hoogte was dat aan ons nog moest worden verteld
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier