In 1997 werd ze met haar hilarische debuutroman op slag beroemd in Griekenland. Haar boek is nu ook in het Nederlands vertaald. Een gesprek met Maïra Papathanassopoulou over “De Judaskus”.

E leni is een jonge vrouw van vijfendertig jaar. Op haar achttiende trouwde ze met de knappe Alexis, een welgestelde advocaat die haar destijds als student zwanger maakte. Nu bedriegt Alexis zijn echtgenote met Christina, haar beste vriendin. Al die jaren heeft Eleni voor haar man gekropen. Toch heeft Alexis het huwelijk altijd als een gevangenschap ervaren. Geconfronteerd met het brutale gedrag van zijn zestienjarige zoon Takis, treurt Alexis om de onbezonnen daad die hem destijds met het kind heeft opgezadeld. “Was dat ding er maar met wortel en al afgehakt”, is Alexis’ geprefereerde uitspraak over zijn mannelijk instrument als hij weer eens met Eleni ruzie maakt. Alexis verlaat niet veel later Eleni, die onthutst achterblijft. Zo begint De Judaskus van de 33-jarige schrijfster Maïra Papathanassopolou.

“De Judaskus is een product van de pure fantasie. Heel wat lezers vragen me of ik zelf de bedrogen echtgenote van de roman ben. Dat verbaast me altijd, het is helemaal geen autobiografische vertelling. In tegenstelling tot Eleni ben ik relatief laat getrouwd – op mijn achtentwintigste – en ben ik gelukkig met al de mannen die me omringen: met mijn echtgenoot, mijn zoontje, het jongetje waarvan ik in verwachting ben en zelfs met de hond, een reu. Ik heb een droomleven. Als ik de bittere ervaringen van Eleni aan den lijve zou ondervonden hebben, dan had ik er nooit zo luchthartig over kunnen gaan. Waarschijnlijk had ik dan een bitter en een hatelijk boek geschreven waarin ik al mijn gif tegen de mannen zou gespoten hebben. Maar van dat genre boeken zijn er al genoeg, denk ik.”

De Judaskus is best een treurig verhaal, maar de toon waarop het verteld wordt, is zo sarcastisch en hilarisch dat de lezer er wel moet om lachen. Papathanassopoulous stijl is alledaags en licht. “Ik schrijf in een omgangstaal die voor iedereen begrijpelijk is. Die lichte en spottende toon, dat ben ikzelf. Ik produceer die toon niet, want hij valt samen met mijn karakter. Ik vermoed dat de vrolijke toon van mijn roman aan een grote behoefte beantwoordt. Op deze manier was het onderwerp van het huwelijksbedrog nog niet uit de doeken gedaan in onze literatuur, al heeft haast iedereen er wel mee te maken. Wie er niet over gehoord heeft, heeft het immers zelf misschien meegemaakt.”

Als lezer kun je je gemakkelijk met het thema en de personages identificeren, hoewel het boek uitpuilt van de onverwachte wendingen. De lezer wordt vaak op het verkeerde been gezet zodat de spanning erin blijft. “Ik hou van dat verrassingselement”, zegt Maïra. “Toen ik begon te schrijven, wist ik zelf helemaal niet in welke situaties mijn personages verzeild zouden raken. Ik liet me voortdurend inspireren door dingen die in mijn omgeving op me afkwamen. Ik heb een levendige verbeelding. Het volstaat dat ik een reclamepaneel zie met de afbeelding van een vrouw die met een frisdrank in de hand naar een man kijkt, of de stemmen van die twee mensen beginnen in mijn hoofd te gonzen. Is die vrouw de echtgenote of de minnares? Probeert ze hem te verleiden? Ik nam alles in me op wat met het fenomeen scheiding te maken had. Ik hoorde wat vrienden me daarover vertelden, keek naar beroerde films op televisie en luisterde naar treurige liederen.

Als passionele lezer ben ik thuis in de klassieke literatuur. Maar ik word er niet goed van dat de liefdesparen in de grote romans van Goethe en Tolstoi zo’n zware tol voor hun gevoelens moeten betalen. Het eindigt bijna altijd tragisch met de dood van de geliefden. Ik wou het over een andere boeg gooien en was benieuwd hoe de Griekse samenleving, die ter zake toch vrij conservatief is, zou reageren op de brutale manier waarop ik het thema van het huwelijksbedrog presenteerde.”

Vrij goed, zo blijkt nu. In Griekenland zijn een kwart miljoen exemplaren van het boek verkocht, terwijl een roman met een oplage van 10.000 er normaal al tot de categorie van de bestsellers behoort.

“Toen mijn roman verscheen, kreeg hij direct veel aandacht in de media. In de zomer vlak na zijn publicatie in 1997 zaten de zonnekloppers op hun strandstoel allemaal De Judaskus te lezen, vrouwen en mannen. Ik vond het leuk dat ook mannen van mijn boek genoten, want in Griekenland zijn vooral vrouwen consumenten van fictie. Zelf heb ik me altijd goed gevoeld gedurende de twee jaar dat ik aan mijn roman heb gewerkt. Ik speelde mijn eigen criticus en bleef sleutelen aan de passages waarvan ik vond dat ze stroef draaiden. Als auteur weet je uiteindelijk zelf wel of je een goed of een slecht boek hebt geschreven. Ik ben tevreden met het resultaat, maar verder is het me om het even of De Judaskus over honderd jaar nog gelezen wordt, want dan ben ik allang dood. Ik wil nu van mijn succes genieten.”

Wat niet evident was: critici lieten niet zomaar toe dat een jonge, onbekende nieuwelinge op zo’n stormachtige manier de harten van de lezers veroverde. Zij noemden de roman een vrouwelijk, rozig en goedkoop liefdesverhaal. De lezers zijn echter een andere mening toegedaan. “Zij vinden dat ik op een verrassend open manier over relaties, over seks en over huwelijksproblemen schrijf. Je kunt dat banaal vinden, maar bijna alle koppels hebben in hun huwelijksleven af te rekenen met grote en kleine problemen.

Een van mijn sterke punten is dat ik van mijn personages houd, ook als ze minder sympathiek zijn. De advocaat Alexis bedriegt zijn vrouw Eleni, maar ik maak geen slechterik van die man. Ik toon alleen de komische kanten van zijn gedrag en van zijn karakter. Met hem wordt dan ook het meest gelachen. Hoe afstotelijk zijn gedrag ook is, toch zal geen lezer hem daarom gaan haten. Daarvoor doet hij te onvolwassen. Eigenlijk is hij een groot kind. Ik ben er zeker van dat veel mannen het vreselijk zouden vinden om met een man als Alexis vergeleken te worden. Maar ik doe ook geen poging om zijn gedrag te verklaren. Ik ben een aanhanger van de stelling dat zelfs voor Freud een sigaar soms niets meer dan een sigaar was. Het is dwaas om achter elk gebaar of achter elke zin een of andere diepzinnigheid te gaan zoeken. Soms zijn de dingen gewoon wat ze zijn. Die afkeer om het al te ver te gaan zoeken, dateert waarschijnlijk uit mijn schooljaren. Ik had toen een hekel aan elke vorm van literatuur, omdat de leraren het niet konden laten de teksten kapot te analyseren. Het is een wonder dat ik daarna de weg naar de literatuur teruggevonden heb en dat ik weer heb leren genieten van een goed boek.”

Een kritiek waar de schrijfster soms mee af te rekenen heeft, is dat De Judaskus zich afspeelt in de wereld van de middenstand en van de vrije beroepen. “Dat is nu eenmaal het milieu dat ikzelf het beste ken. Ik ontluister die wereld echter ook. Alexis gelooft van zichzelf dat hij links is, maar eigenlijk denkt hij aan niets anders dan aan hopen geld, modieuze en dus dure kleren, een luxueus huis en een comfortabel leven. Hij behoort tot het soort van mensen dat beetje bij beetje heeft moeten leren aanvaarden dat ondanks alles het geld de wereld doet draaien. Misschien is hij in een klein hoekje van zijn hoofd toch wel een beetje partizaan van de linkse zaak gebleven. Ik weet namelijk als schrijfster ook niet alles. Het slot van mijn roman is open. Als je de laatste bladzijde hebt omgeslagen, weet je niet of Eleni bij haar minnaar zal blijven met wie ze op reis vertrekt. Misschien komt het toch nog goed met haar man. Maar het kan ook zijn dat ze alleen achterblijft. Hier mag de lezer optreden als de auteur die het verhaal definitief afmaakt.”

Papathanassopoulou kan alleen maar wel varen bij het succes van haar roman. “Toch wil ik van het schrijven geen beroep maken omdat ik bang ben dat het dan een verplichting wordt. Ik mag er niet aan denken dat materiële redenen me er ooit zouden kunnen toe dwingen om elke dag een aantal bladzijden neer te pennen. Tot nu toe heb ik alleen maar geschreven als ik me daarvoor in de goede stemming voelde. Mijn job van vertaalster geeft me juist de kans om te schrijven als ik daar zin in heb, dat wil zeggen als ik goed gehumeurd ben.

De Judaskus heeft me beroemd gemaakt in Griekenland. Roem is wel leuk, maar ik weet van mezelf dat hij me nooit naar het hoofd zal stijgen. Mijn gezin en mijn vriendenkring zijn me meer waard dan een carrière, al vind ik het natuurlijk fantastisch dat De Judaskus wordt vertaald in het Frans, Spaans, Zweeds, Fins, Engels, Italiaans, Pools en het Nederlands.”

Twee maanden geleden verscheen in Griekenland Papathanassopoulous tweede roman Arsenico, waarvan nu al 40.000 exemplaren zijn verkocht. De titel is dubbelzinnig, want in het Grieks betekent hij zowel giftig als mannelijk. Dat komt omdat de heldin van het verhaal, die alleen maar ongelukkige liefdesgeschiedenissen achter de rug heeft, mannen met vergif vergelijkt. “Ik hou van de spanning en de ambivalentie die achter zo’n titel schuilgaat. Humor en spanning zijn de hoofdbestanddelen van de literaire cocktails waarop ik gesteld ben. Het zal wel geen toeval zijn dat Steven King tot mijn lievelingsschrijvers behoort: hij weet het op- en ontspannen goed te doseren.”

Voorlopig is er nog geen sprake van een nieuw project. “Misschien schrijf ik de komende tien jaar wel niets. Misschien begin ik aan iets helemaal anders: een kinderboek, een filmscenario, een horrorverhaal. We zien wel. Eerst ga ik van mijn tweede zoon bevallen. Twee boeken, twee kinderen, voorlopig volstaat het wel.”

Maïra Papathnassapoulo, De Judaskus, vertaald door Hanka de Haas-de Roos, Prometheus, 248 p., 730 fr.

Piet De Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content