Voor de een is het puur genot, voor de ander de ontdekking van een nieuwe beweging: skiën in Les Alpes du Sud. En Franse woorden leren: “Il faut être doux avec la neige.” Een winterreis, op ski’s en te voet.

Zomer en winter, fietsen en skiën. Hooggebergte, een pas, haarspeldbochten, de weg kronkelt en schrijft namen uit de Tour de France: Galibier, Col de Lautaret, Izoard, Granon en Vars. “Maillot jaune dans les Hautes-Alpes, maillot jaune à Paris”, zeggen ze in de streek. Rondom zijn de bergen met sneeuw bedekt, sommige overgangen zijn gesloten: het is winter en skiseizoen in Les Hautes-Alpes, met gemiddeld 1050 meter het hoogste departement van Frankrijk. Op het kruispunt van vijf valleien wijst Isabelle naar het imposante fort boven Briançon: “Het is ook de hoogstgelegen stad van het land, versterkt met een van de 300 forten van maarschalk Vauban. Toen de Dauphiné bij Frankrijk werd ingelijfd, kregen de Hautes-Alpes strategische betekenis als grenspost met Italië. De soldaten zeiden: een plaats verdedigd door Vauban is onneembaar.

Op weg naar de grens ligt Montgenèvre, een skigebied met 400 kilometer pistes dat is verbonden met het Italiaanse Sestrière. Hier is de ski geboren. In 1895 gebruikten de soldaten van kapitein Clèrc voor het eerst ski’s om op een vlugge manier de grens te bewaken. De eerste internationale kampioenschappen werden in 1907 in Montgenèvre gehouden. Al vlug sprak de Guide Bleu over de valleien en hun mogelijkheden, zowel voor de ski de fond als voor de randonnée nordique. Sinds de jaren zestig is de regio uitgegroeid tot een vermaard wintersportgebied”.

Wat leert Isabelle me veel bij in die paar bochten: een stukje geschiedenis (vaak chauvinistisch gekleurd, want bij mijn weten is de ski in Noorwegen uitgevonden), maar ook nieuwe woorden. Het zullen niet de laatste zijn. Aan de andere kant van Briançon ligt Serre Chevalier, het meest noordelijke skicentrum, dat uit 13 dorpen bestaat. In Monêtier les Bains maken we een wandeling. Leistenen daken zijn wit toegedekt, de kerktoren steekt af tegen tandeloze bergen. Een fontein, traditionele huizen en een four banal, de openbare oven waarin één keer per week brood wordt gebakken. De etalage van een sportwinkel lokt in grote letters met “tshussssssss…”: is dat een Franse onomatopee, het geluid van een glijdende ski?

Vier keer Alpen: samen met de departementen van de Alpes de Haute-Provence en de Alpes-Maritimes vormt Les Hautes-Alpes de regio van de Alpes du Sud. Drie welgevormde nichtjes met zachte glooiingen, spitse bergtoppen en donkere valleien. Een immens skigebied, minder dramatisch dan de Alpijnse reuzen, maar met sterke troeven: veel zon en kwaliteitssneeuw. In Chantemerle, het hart van Serre Chevalier, lezen de opschriften als hiërogliefen: école du ski Français, sport 2000, glisser sans limite, moto neige, 250 km de pistes, relax, Super G, chaussure hyper-technique, 5,4,3,2,1… Go!

Je moet Fransman zijn om zo’n afkorting te gebruiken: Bienvenue à Serre Che. Patrice Garcin is een stevige bonk, moniteur diplomé in een van Frankrijks beroemdste skigebieden. Hij is goedlachs en zelfverzekerd, mijn allereerste leermeester in de kunst van het skiën: “Le plaisir ça s’apprend.” Tussen bengels van vijf en jonger oefen ik het eerste begin, net zoals ik het nieuwe jargon onder de knie moet krijgen. Onhandig geklungel: glijden, bochten missen, verkeerde druk op de knieën. Vallen en opstaan zoals in je kindertijd, toen je de eerste passen in je leven leerde zetten.

“Kom, we gaan naar boven”, zegt Patrice na tien minuten. Ik geloof hem niet, maar hij meent het. In de stoeltjeslift openbaart het landschap onder ons zich voor het eerst in z’n winterse pracht: sneeuwtapijten, zacht wiegende sparren, een beek die niet wil dichtvriezen, alpenkauwen en kruisbekken, walsende stippen die kriskras patronen van duizenden lijnen door de witte velden trekken, blanke kammen en bergruggen tegen een blauw uitspansel, tot we op de 2491 meter hoge Serre Chevalier 360 graden in de rondte niets dan sneeuw en zon zien. Hier naar beneden? Patrice grinnikt. Zijn brede schouders nemen de laatste twijfel weg, onervaren en roekeloos schenk ik hem iets kostbaars: vertrouwen.

Benen parallel en zachtjes glijden, remmen met de ski’s in een brede V, vallen en vallen en vallen, opstaan en snelheid maken, opnieuw vallen, leren druk te zetten op knie en ski, een gelukte bocht, nog maar eens vallen. “Il faut être doux avec la neige” is de mooiste raad die ik meekrijg. We verpozen op het zonovergoten terras van restaurant L’Echaillon, met een stevig maal en een pintje bier. Dan glijden we traag naar het dorp in de vallei. Al knikken m’n knieën, ik voel hoe een nieuwe beweging stilaan groeit, hoe gewrichten, benen, armen en romp voorzichtig een onbekende harmonie ontdekken. Beneden ligt het dal, de zon kleurt de kruinen oranje, de lorken dutten weg in de schaduw, de witte sneeuw wordt blauw: ook dat is een nieuw beeld.

M ontdauphin op de Durance: nog een fort van Vauban. Aan het einde van een doodlopende vallei ligt in een kraag van sneeuwbergen Les Orres: op de witte vlakte oefenen kinderen met hun leraren, kabelliften vertrekken naar de pistes, scooters staan in rust, skiërs zoeven van de hellingen. Terwijl een dame de Dauphiné Liberé leest, zit ik met Pierre Bres op een terras. “Politiek dakloos, door toeval ben ik burgemeester geworden. Samen met elf raadsleden, van de rechtse RPR tot de communisten, bouwen we aan het dorp. De negen gehuchten zijn altijd een kleine gemeenschap van landbouwers en herders geweest, met koeien en melk, schapen, kaas en vlees. Veel is verloren gegaan. Nog vijftien boeren kweken runderen, er is een eenzame Belg die met z’n kudde de bergen intrekt. We hebben geen bakkerij, wel een oven waarin brood voor twee weken wordt gebakken. Voor kaas gaan we naar het ene gehucht, voor vleeswaren naar een ander. De exodus is al in de negentiende eeuw begonnen. Pas met de bouw van het skistation, begin jaren zeventig, zijn de jongeren gebleven. We tellen nu 460 inwoners, maar in het hoogseizoen ook 12.000 bezoekers. Met 62 kilometer pistes zijn we een klein, maar kindvriendelijk station. Er zijn fouten gemaakt, hoogbouw mag de bergen niet opslokken. Maar we hebben respect voor de natuur, zoals ik dat uit mijn kinderjaren heb meegekregen.”

Te voet verkennen we het dorp. Gisteren overmoedig de gewrichtsbanden geforceerd. Een dag recupereren en rusten. Winters Frankrijk is er niet alleen om te skiën. Met echtgenote Gaby Bres gaan we op stap. Bij een amateuristisch, maar met liefde gemaakt boekje over Les Orres heeft ze tekeningen gemaakt. “De naam komt van het Latijnse horreum, wat graanzolder betekent.” Traditionele huizen staan met de gevel naar de zonnekant gebouwd, stoere woningen voor een gezin, de beesten en de oogst. Kapellen dragen houten torentjes met een klok. Een waterbak, gedroogde distels tegen de schuren, lakens krakend aan de wasdraad, het is stil.

Kleuren geven leven: oker, geoxideerd rood, aardekleur, groen en zwart. Zoals de fresco’s op de huizen worden ook de cadrans solaires meer dan 300 dagen per jaar door de zon beschenen. Het zijn boodschappers van de tijd: de gnomon of wijzer geeft het zonne-uur aan, het ware uur van de dag dat niet overeenstemt met wat horloge en klok vertellen. Afhankelijk van het seizoen gaat er een halfuur af of moet je er anderhalf uur bijtellen.

In een harmonie van wetenschap, kunst en symboliek staan in de streek een vierhonderd zonnewijzers op kapel, boerderij, kerk en gemeentehuis geschilderd, de oudste uit de 18de eeuw, maar er zijn ook nieuwe. Ze worden beschermd, gerestaureerd en gekoesterd, versierd met een vogel, een bloem of een spreuk: Le soleil est ton guide. Elders zegt een andere maxime: La lumière d’en haut te dit d’aller plus haut. Is dat een devies voor de skiër?

In het hoofdgehucht La Vière dateert het kerkje uit 1501, gotiek opgedragen aan Maria Magdalena. Rechts van het portaal zit een stenen uiltje, een rebus van de architect, die Chouet of Chovet heette: uil in het Frans is chouette. Bloemmotieven herinneren aan de heidense levensboom, leeuwen stellen oude cultuswachters voor. De fresco’s op de buitenmuur moesten het sermoen en de strijd tegen de protestanten visueel ondersteunen. In het koude interieur staan onder de schilderijen santons van de drie koningen en ambachtslui: een vrouw aan het spinnewiel, een mandenmaker, een houtzager en een herder.

“Niet zo lang geleden waren de boeren arm en ongelukkig”, zegt monsieur le curé, “maar wie heeft volgehouden, is nu welvarend en leeft in een verwarmd huis. Vriendelijk, maar teruggetrokken. Hun kinderen werken in het toerisme, het is de redding voor de streek.” We drinken een apero. “Évidemment je suis skieur”, lacht de pastoor en schenkt nog een Génépi, een kruidige alpenlikeur die op dit vroege middaguur ongenadig toeslaat.

Pra-Loup in de Alpes de Haute-Provence is nog een naam in de Ronde van Frankrijk. Of Val d’Allos: het dorp op 1500 en op 1800 meter La Foux d’Allos met houten chalets in plaats van beton en hoogbouw. En 230 km pistes, met cijfers slaan ze je overal om de oren. Opnieuw skiën.

Jean heet mijn moniteur van de École du Ski Français. Bij de initiatie vallen herkenbare woorden: ski-mon en ski-val – de ski aan de bergkant en de ski aan de kant van de vallei – rapage, virages coupés et dérapés, rentrer les genoux. Even oefenen op de lage flank van de Aiguille, dan vertrekken we naar de Tête de Vescal op 2515 meter, niet ver van de bronnen van de Verdon. De eerste rode piste, die als een gletsjertong steil naar beneden schuift. Had Jean niet gezegd “quand on débute, on aime bien s’essayer au joli petit virage court”? Vooruit dan maar. Voorzichtig en onzeker, langzaam en dan sneller, de bochten zijn plots niet meer wat ze waren, ik glijd er zacht doorheen, magisch, makkelijk bijna, stabieler, de adrenaline stroomt, snelheid, wind op de wangen, bij momenten voel ik me euforisch. Zesduizend voet boven de aarde, voor even voorbij mens en tijd.

In de hotellobby hangen foto’s van wolven. Ze zijn terug, zegt de manager in een patois tussen Provençaals en Piëmontees. In groep vertrekken we voor een ballade à raquette, een tocht op sneeuwschoenen. Gids Jean-François Bettus is gedreven: “Bij het skiën is iedereen op z’n eentje met techniek bezig, bij deze oude stapwijze ontdek je de natuur in haar winterkleed. We gaan hors piste. Dat klinkt riskant vanwege het lawinegevaar. Maar je moet de sneeuw kennen, weten waar je stapt. We luisteren naar het bos en de stilte, we kunnen praten en vinden sporen van het ingeslapen winterleven. Dieren hebben weinig voedsel, ze verplaatsen zich langzaam want verbruiken meer energie.” Zoals wij, uitgeput, bezweet van het moeizame stappen in de diepe, maagdelijke sneeuw. Sporen van een hermelijn, in een oude schuur vinden we een dode vos. De hemel is blauw en zuiver: de hoogte, droge lucht, het azuur van de Middellandse Zee. Diep ademhalen, glijden door bos en avondzon, die over sneeuw en bergen intense kleuren uitstrooit. Het is een mooie afsluiting van een inspannende namiddag.

’s Avonds staat een randonnée en motoneige op het programma. Uitgedost met warme kledij, handschoenen en sneeuwbril krijgen we uitleg hoe we de scooters moeten besturen: instrumenten bedienen, versnellen, afstand houden, remmen, bochten nemen, tekens voor veiligheid geven. Simpel. Een eenvoudige piste, daarna rijden we over donkere bergpaden en steile hellingen, tussen sparren en mélèzes, de lariksen die in de winter hun naalden verliezen. Het is een boom van het licht, zowel in de herfst wanneer de lorken rood kleuren als in het voorjaar wanneer de zon door de jonge naalden straalt, maar nu zijn ze doods en is het, met in de hemel de maan in het laatste kwartier, alsof ik met de scooter door een schilderij van Caspar David Friedrich schuif: een heldere sterrenhemel tussen de takken, de bergen blauw-zwart in het donker, knarsende sneeuw en diep onder ons de gele lichtjes van het dorp.

Op de pistes van Valberg ski ik voor het eerst met de anderen. “Il faut laisser vivre le ski. Wil je dat het snel gaat, kies dan een ski parabolique voor korte bochten”, zegt Marc en maakt een handgebaar: “Comme la forme idéale d’une femme.” Ook dat weet ik nu. De lift trekt omhoog, we dalen op een glooiende piste door het bos, stijgen opnieuw naar toppen boven 2000 meter en kiezen een aartsmoeilijke afdaling waarop ik het bijna in m’n broek doe. Ik chasse-neige over een groene piste, glisse een rode recht naar beneden, maar godille niet op een zwarte. Quick of Cross, als een spaghettilint of in een brede slalom, ook het Engels doet z’n intrede in het Franse ski-jargon. Aan het eind sta je altijd beneden in het dorp.

In het museum vertelt Rémy Arsanto over het Parc National du Mercantour: “In dit hooggebergte met weiden, rotsen en keteldalen, meren en wouden, vind je alle vegetatiezones met mediterrane kruiden, bloemen en alpiene planten. Hier groeien tweeduizend van de 4200 planten in Frankrijk. Ook het dierenleven is rijk: de bouquetin of steenbok, bijna uitgestorven, maar nu terug met 500 exemplaren, de marmot, moeflon en gems, alle uilensoorten, de koningsarend en zelfs de zeldzame lammergier. De wolf is na meer dan vijftig jaar afwezigheid vanuit de Italiaanse bergen teruggekeerd. Het is moeilijk te zeggen hoeveel er zijn: 25 tot 30 in een vijftal meutes. De eerste winter overleven zelden meer dan twee welpen uit een nest van 3 tot 5. Een ontmoeting? Heel moeilijk, ze zijn schichtig als de bliksem. Gevaarlijk? Nog nooit hebben we een wolf een mens zien aanvallen. Een wild gebaar, een schreeuw of een steen is genoeg om hem te verjagen. Wolven hebben recht op een vrij leven. We moeten hun terugkeer beschermen, niet in afgelegen gebieden, maar ook daar waar de mens leeft. Het grootste gevaar is de angst en onwetendheid die in ons wonen.”

Op 870 meter ligt het pittoreske dorp met Romaanse klokkentoren, oude huizen, wasbekken en broodoven. Zeventien kilometer kronkelt de weg omhoog door een nauwe kloof. Isola 2000 is de laatste halte in de Alpes-Maritimes. “Op deze hoogte vind je geen dorp. Begin jaren ’70 is dit moderne station gebouwd. Eerst de verschrikkelijke weg, dan de gebouwen en hotels, ten slotte het amusement: dat is onze geschiedenis in een notendop”, zegt Dominique Fantino. “Nu hebben we te midden van vijftien bergen tussen 2500 en 2974 meter al meer dan 120 kilometer piste.” De zon straalt warm, op het terras van hotel Diva doen we ons te goed aan een raclette au feu de bois, in het glas parelt een witte savoye.

Nog een laatste keer op de ski’s, ik heb er zin in. Met Dominique glijden we over rode pistes, rond de Têtes de Pelevos, op en af, soms razendsnel, dan weer in een walsende slalom genietend van landschap en bomen en wind, naar de Tête de Cabane, 2389 meter, terug naar de vallei en dan omhoog naar de Sistron op 2610 meter, met uitzicht op het massief en de Middellandse Zee. Besneeuwde bergen, zon van de Provence.

“Het harde contrast tussen de zon overdag en de droge vorst ’s nachts zorgt voor de goede kwaliteit van de sneeuw. In de eerste wintermaanden is die losser en poederiger. In de lente is de sneeuw compacter. Dat glijdt makkelijker, je kunt dan pistes doen die daarvoor onmogelijk waren.” We skiën naar beneden, de ski’s parallel naast elkaar, in een hels tempo schuif ik iedereen voorbij. Maar hoe hoger de snelheid, hoe minder plaats voor het toeval: controle, overzicht, vastheid zijn noodzakelijk. Dat blijkt een misrekening: tshussssssss… klinkt het plots, de laatste rit eindigt voortijdig in een chaos van sneeuwvlokken, scherpe geluiden en rondvliegende ski’s. Dat de Super G nooit zou lukken, had ik eerder al begrepen. Nu weet ik dat ik moet terugkeren, om nog veel te leren.

praktisch

Tussen Dauphiné en Provence is de Alpes du Sud het samengaan van sneeuw en zon, van hoge bergen en mediterrane sfeer. Een droog en zonnig klimaat zorgt van november tot april voor kwaliteitssneeuw. De drie departementen Hautes-Alpes, Alpes de Haute-Provence en de Alpes-Maritimes zijn samen goed voor 65 stations tussen 1600 en 2000 meter, waaronder enkele met grote faam: Serre-Chevalier, Isola 2000, Pra-Loup. Sommige zijn modern (en kil), andere hebben hun traditioneel karakter bewaard. Het gebied telt zo’n 2500 kilometer pistes voor alpineskiën (in alle gradaties).

Daarnaast is er infrastructuur voor langlaufen, snowboarden en freeride, boarder cross en extreem skiën. Ook andere activiteiten zoals sneeuwscooters, autorijden op ijs, heli-ski en kart-cross zijn mogelijk. Een ruim aanbod, van gezinsvakanties tot stations voor gevorderden en specialisten. Daarenboven is Les Alpes du Sud een prachtige streek, met traditionele dorpen, bergen tot 4000 meter en natuurparken zoals Ecrins, Queyras en Mercantour.

Hoe erheen?

– Met de trein: de TGV naar Marseille en Nice. Of vanuit Parijs de nachtelijke Briançonnais naar de voet van de wintersportstations.

– Met de auto: via de autoroute de soleil naar Marseille en Nice. Of vanuit Lyon over de route Napoléon naar Grenoble en Briançon.

– Met het vliegtuig: vluchten op Marseille, Nice of Turijn.

Enkele skistations

– Serre Chevalier (1200 – 1500 m): het noordelijkst gelegen station van de Hautes Alpes is met zijn 13 dorpen en 250 km pistes een van de belangrijkste skigebieden van Frankrijk. Voor debutant en gevorderd skiër, kindvriendelijk. Info: +33-492-24 98 98.

– Les Orres (1550 – 1650 m): 62 km pistes, modern skistation met pittoreske gehuchten in de Hautes Alpes. Geschikt voor kinderen. Info: +33-492-44 01 61.

– Val d’Allos 1500 (Le Saignus) en Val d’Allos 1800 (La Foux): dorpen in de Alpes de Haute-Provence, met houten huizen en meer dan 200 km pistes. Faciliteiten voor kinderen, goede pistes voor gevorderden. Verbinding met het skigebied van Pra Loup. Interessante streek voor raquettes, tochten te voet door ongerepte natuurgebieden. Info: +33-492-83 02 81.

– Valberg-Beuil (1650 – 1740 m): combinatie van modern station met traditioneel dorp in de Alpes-Maritimes. Gezinsskiën en 90 km pistes voor gevorderden. Info: +33-493-23 24 25.

– Isola 2000 (1800 – 2100 m): zeer modern station in de Alpes-Maritimes met 120 km pistes tot bij de grens van de 3000 m. Excellente sneeuw. Info: +33-493-23 15 15.

De moeite:

– Briançon met fort van Vauban en historische gebouwen, te midden van vijf valleien voor uitstappen en skiën.

– Les Orres, traditionele gehuchten.

– Embrun met kathedraal en Montdauphin met fort van Vauban.

– De cadrans solaires of zonnewijzers, verspreid over de regio van de Hautes-Alpes.

– Beuil: traditioneel dorp nabij Valberg.

– De natuurparken van Ecrins, Queyras en Mercantour.

– Het traditionele dorp van Isola beneden in de vallei.

Goed om weten:

– Behalve alpineskiën bieden alle regio’s alternatieven, van langlaufen tot snowboarden. Er zijn ook mogelijkheden tot ijsrijden met de auto, tochten met sneeuwscooters of quads, parapente en natuurlijk gewoonweg wandelen.

– Kindvriendelijke skistations dragen het label P’tits montagnards.

– Bij de toeristische dienst is een Vakantiegids verkrijgbaar met adressen en informatie over accommodatie, types van winterstations, kindervoorzieningen, activiteiten en tarieven.

– Voor alle inlichtingen: Maison de la France, Guldenvlieslaan 21, 1050 Brussel, Tel. 0902-88 025 (6 fr./12 sec), fax 02-505 38 29, www.franceguide.com, e-mail: info@france-toerisme.be

@ltijd onderweg

http://www.provence-beyond.com/

http://www.provenceweb.fr/

http://www.franceguideprestige.com/

http://www.montgenevre.com/ http://www.hautesalpes.com/index-us.html http://www.parc-mercantour.fr/

Tekst en foto’s Mark Gielen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content