Las Vegas

“Je kunt er alles zijn wat je wilt, zolang je ervoor betaalt.” Zo is Las Vegas al lang, maar nu gaat de stad meer en meer op de rest van de Verenigde Staten lijken en omgekeerd. Gokken kun je in het hele land en Vegas droomt van woonwijken.

Hélène Schilders / Foto’s Wim van de Hulst

Las Vegas is de eerste stad van de 21ste eeuw. Economisch, demografisch, cultureel, Vegas loopt vooruit op de rest van Amerika. Iedereen wil hier zijn.” Overtuigd zwaait de historicus zijn in sandalen gestoken voeten op het bureau en zet zijn petje af. Het is mijn missie om schrijvers tegen zichzelf te beschermen, had Hal Rothman, hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Nevada, een paar weken eerder geë-maild. Om vrijwel alle hoofdstukken van zijn boek Neon Metropolis over Las Vegas mee te sturen. “Journalisten komen met het vastomlijnde idee dat Vegas de acht kilometer lange Strip is met alle casino’s en hotels”, zegt de historicus nu in zijn witgeverfde kamer zonder ramen. “Maar dat is alleen onze economische motor.”

Een motor waardoor de bevolking in twintig jaar van vierhonderdduizend inwoners explodeerde tot anderhalf miljoen. Elke maand verhuizen vijf- tot zevenduizend mensen naar Las Vegas, dat daardoor de snelst groeiende stad van de Verenigde Staten is. Las Vegas, stad van maffia, kitsch en sin?

Dat Vegas wordt letterlijk en figuurlijk platgewalst, nu multinationals de Strip domineren. Het moderne Vegas is, in en buiten het toeristencentrum, zelfs een trendsetter, beweert Rothman. Vind bijvoorbeeld maar eens een stad die een grotere dienstensector of sterkere vakbonden heeft. “Mensen komen af op de hoge lonen in de gokindustrie. Kamermeisjes en serveersters in de grote hotels op de Strip verdienen twee keer zoveel als in de rest van het land. Hier is de American dream nog haalbaar. Arbeiders kunnen een middenklasseleven leiden met een huis in de voorsteden en misschien een boot.”

Behalve Latino’s en Aziaten stromen gepensioneerden massaal naar de zon in de nieuwe Sun Belt, een vijfde van de bevolking bestaat uit ouderen. Tel daarbij de mormonengemeenschap op en Las Vegas geeft een tijdbeeld van de huidige West-Amerikaanse metropool. En cultureel heeft de stad, die niet aan de Industriële Revolutie kon deelnemen, omdat ze midden in de woestijn niets kon produceren, zich in de postindustriële wereld een prominente positie verworven. Naast kermisachtige gokpaleizen, all you can eat-buffetten en het Elvis-A-Rama zijn er gerenommeerde restaurants, smaakvolle casino’s en een, door de Nederlandse architect Rem Koolhaas ontworpen Guggenheim Museum. Nog maar de helft van de omzet is van gokken afkomstig.

“Las Vegas gaat steeds meer op Amerika lijken en Amerika steeds meer op Las Vegas”, stelt Rothman vast. Niet alleen omdat vrijwel alle staten gokken hebben gelegaliseerd. “Amerika is één groot pretpark geworden. Entertainment gaat nu door voor cultuur. Status verkrijg je niet meer door het consumeren van goederen, maar van ervaringen. Deze stad excelleert daarin. Zoals een bekende acteur eens zei: alleen hier krijg je het decor en de figuranten, en mag je het script schrijven met jezelf als de ster. Je kunt alles zijn wat je wilt. Zolang je ervoor betaalt.”

Er is wel een schaduwzijde, waarschuwt de hoogleraar. “Las Vegas is niet voor iedereen. Het is er ongelooflijk darwiniaans. Als je zwakheden hebt, zoals drinken, drugs, gokken en seks, straft deze stad je hard af. Vegas lijkt heel onecht (het imiteert zo goed dat je het origineel vergeet), maar het is ook heel echt en eerlijk in wat het doet. Het heeft geen pretenties.”

Als je naar Las Vegas vliegt, is er eerst lange tijd alleen de lege woestijn. Zand en gemarmerde bergen in smaragdgroen, pastelblauw, okergeel, roze en aubergine. Onaardse stilte. Dan, helemaal vanuit het niets, doemt de bontgekleurde skyline van New York op, mét Twin Towers. Het Piazza San Marco van Venetië, de Parijse Eiffeltoren, het Italiaanse dorpje Bellagio. Las Vegas is, meer nog dan de omringende woestijn, één grote zinsbegoocheling. Beelden en betekenissen worden op hun kop gezet, echt en onecht zonder scrupules verwisseld. Jaarlijks komen 36 miljoen toeristen, meer dan in Mekka, om zichzelf te verliezen in dit spektakel.

Eromheen is alle grond, tot aan de voet van de bergen, volgezet met laagbouw. Kilometers gloednieuwe snelweg verbindt de voorsteden. De stad die er niet had moeten zijn, hier midden in de woestijn, barst uit haar voegen. In Henderson, de voorstad die het snelst uitdijt, gaan de rijen identieke zachtroze-stuccohuizen met rodetegeldaken zover het oog reikt door. “Drie jaar geleden was dit nog zand”, zegt Michael Landler, van de afdeling stadsplanning, terwijl hij langs bouwputten zoeft. Borden kondigen nieuwe 55-plus-wijken aan, met namen als Crescendo en Renaissance. Knalgroene golftapijtjes verschijnen tussen de grijze rotsheuvels.

Wie komt er in hemelsnaam in het grote niets wonen? Californiërs die de dure huizen, de drukte en de smog ontvluchten, zegt Landler. Bemiddelde babyboomers gaan er vervroegd rentenieren. Jonge gezinnen kunnen zich in Henderson een eengezinswoning veroorloven. En allemaal houden ze zich schuil achter afgesloten hekken, in gated communities. De stad van de toekomst stemt niet vrolijk. Landler kan dan ook niet wachten tot hij terugkeert naar Los Angeles. “Er is hier gemeenschap, geen cultuur”, klaagt hij.

Dat Las Vegas een echte metropool met een levendig centrum moet worden, is een mening die op het stadhuis wordt gedeeld. “Het is als een appel: wanneer het klokhuis rot, verspreidt het zich naar de rest.” Oscar Goodman zit achter zijn bureau in wat ongetwijfeld het frivoolste burgemeesterskantoor van de Verenigde Staten is. De bank ligt vol knuffelbeesten. Sir Oscar, de stripfiguur uit de plaatselijke krant, is ingelijst. Boven zijn jasje, op een haak, staat een fez. Las Vegas mag dan een imagoverandering hebben ondergaan, sommige dingen veranderen nooit. Goodman was de advocaat van de maffiakopstukken die Vegas lange tijd regeerden. Zijn oude huid heeft de burgemeester nog niet helemaal afgeschud. “Die FBI-agent is een verschrikkelijke hufter”, bast hij aan de telefoon.

Hoe wordt een mob-advocaat, die zichzelf speelde in de maffiafilm Casino, een aanhanger van New Urbanism, de in Amerika populaire gedachte dat steden weer compact moeten zijn en een centrum moeten hebben? “De mob, wat is dat?” reageert Goodman kriegelig. “Iets waarmee je de vloer dweilt?” ( Mop betekent zwabber) Vanachter ouderwets grote brillenglazen staren zijn slangenogen secondenlang zonder te knipperen. Er volgt een maffialoos verhaaltje dat is doorspekt met woorden als ‘sociale dialoog’, ‘benodigd intellect’ en ‘kwaliteit van leven’. Als een assistente in een tv-show trekt Goodman kittig een bordje vanachter zijn bureau vandaan. Het is een tekening van zijn geplande nieuwe downtown, met woontorens, kunstfaciliteiten, een academisch medisch centrum, winkeltjes, een meer, een park. “Ik wil een symfonieorkest van wereldniveau! Een arts die kanker geneest! Las Vegas moet het soort stad worden waar een Rembrandt uit voort kan komen.”

Allemaal zonder financiële hulp van de casino’s, die officieel buiten de stadsgrenzen liggen? “Ik vraag hun niks meer,” mokt Goodman, “want ik krijg toch niks. Maar ik ben de burgemeester en dan krijg je altijd je zin.” Desnoods doet hij het achter de rug van de kiezer om, verwijten de lokale media hem. Ze beschuldigen hem van achterkamertjespolitiek. “Ik praat met niemand, alleen in mezelf”, wimpelt Goodman af. Dat Las Vegas ongeremd doorwoekert, vindt hij best. Als er maar een alternatief komt voor mensen die zich niet in een buitenwijk willen isoleren. “Aan de oostkust zie je mensen met elkaar praten op straat. Práten! Als je hier iemand dat ziet doen, bel me dan.”

Het klinkt alsof hij niet zo van zijn eigen stad houdt. “Ik ben verliefd op Las Vegas!” roept hij uit. “Als je iets anders opschrijft, verbrand ik persoonlijk elk exemplaar van je blad. Of ik laat mijn voormalige cliënten dat doen. En ze verbranden jou ook.” Dan wisselt de burgemeester een veelbetekende blik uit met zijn woordvoerder. Je ziet hem denken: ik heb mijn rol weer goed gespeeld.

De eerste blanke inwoners van Las Vegas, een groepje mormoonse kolonisten, vonden deze plek in de Mojave-woestijn ook niet bijster aantrekkelijk. Omdat er niets wilde groeien, hielden ze het na een paar jaar voor gezien. Toen de spoorlijn werd aangelegd, kocht de koperkoning William Clark, die zichzelf met smeergeld de Senaat had binnengekregen, echter een groot stuk land, evenals de rechten op de waterbronnen. Al meteen vanaf de oprichting gebruikte Las Vegas per persoon meer water dan elke andere Amerikaanse stad. De maffioso Bugsy Siegel, eigenaar van het eerste luxueuze casino, en multimiljardair Howard Hughes, die de gokhallen van de maffia opkocht, maakten Las Vegas groot. En toen de nieuwe Hoover-dam een heel meer creëerde, stond niets de groei meer in de weg.

Alsof het niet op kan, vloeit en sproeit er nu water op de Strip. Aan deze boulevard, waar elk megahotel tegen het andere lijkt te zeggen: de mijne is groter dan de jouwe, wordt stevig tegen elkaar opgeboden. Het Bellagio heeft een heel meer voor de deur aangelegd en onder het wolkendak van het Venetian glijden gondels door de grachten. “Water stroomt heuvelopwaarts, naar het geld. Nergens is meer geld dan in Las Vegas”, verklaart historicus Hal Rothman. Toch vraag je je bij het zien van het aqua-machismo op de Strip en de onafzienbare rijen huizen met hun lapjes blauwgras af: is de groei wel houdbaar? Is de stad van de 21ste eeuw zichzelf niet aan het kannibaliseren?

“De hotels gebruiken allemaal gerecycled douchewater”, zegt Pat Mulroy. “De gazons, die vormen het probleem.” De waterheks van het westen, wordt ze in andere staten genoemd. Het is niet moeilijk te begrijpen waarom. Net als haar kapsel is Mulroys persoonlijkheid uit graniet gebeiteld. Ze is dan ook een van de machtigste mensen in Las Vegas. Als hoofd van de Southern Nevada Water Authority is het Mulroys baan om zoveel mogelijk water voor haar staat los te peuteren. Dat doet ze volgens het motto van schrijver Mark Twain: “Whisky is om te drinken, water om voor te vechten.”

Samen met zes andere westelijke staten is Nevada afhankelijk van de zwaar overbelaste Colorado-rivier, waarvan elke staat een vastgestelde hoeveelheid krijgt. Lang niet meer genoeg voor Las Vegas, dat bijna zonder water zat. Laatst heeft Mulroy echter via een ruil met Arizona de toekomst van de metropool voor de komende vijftig jaar veilig gesteld. Nu, vindt ze, moeten de boeren hun water opgeven. Volgens het oude pioniersprincipe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ hebben zij nog steeds recht op het overgrote deel van het water. “Dat kan de ondergang van compléte steden betekenen”, oreert Mulroy. “Hét sláát nérgens óp!”

Zou het voor de meeste partijen niet simpelweg beter zijn als Las Vegas de groei aan banden legde? Water is immers niet de enige bedreiging. De woestijnhabitat lijdt onder de bebouwing. En de federale overheid heeft gedreigd subsidies in te houden als Las Vegas niet snel wat doet aan de luchtvervuiling die is ontstaan door uitlaatgassen en stof van de bouw.

Over een eeuw zal de stad meer in evenwicht met de omgeving leven, filosofeert Mulroy. “Zonder water en airconditioning verdwijnt Las Vegas van vandaag op morgen. Al die woestijnsteden kunnen de grootste boom & bust-steden worden in de geschiedenis.” Zover komt het nooit, wat de waterkol betreft. “Als we de laatste druppel uit de Colorado hebben gewrongen, gaan we ons oog op de oceaan richten. Hopelijk kunnen we deze tegen die tijd ontzouten.”

Een bruin, blond stel laat zich in het Venetian Hotel toezingen door een gondelier . “O soooole mio!” In een aparte ruimte zetten de echt rijke gokkers (de ‘walvissen’) 160.000 dollar per beurt in. Buiten hangen toeristen over het balkon te kijken naar de vuurspuwende ‘vulkaan’ aan de overkant. Een paar meter verderop vuren twee piratenschepen kanonskogels op elkaar af. In een stad waar de billboards ‘Overwin de realiteit’ schreeuwen, houdt de houdbaarheidsvraag bijna niemand bezig. “We worden alleen nog maar groter”, zei de directeur van het Venetian stellig. “De kwaliteit van het leven over 25 jaar? Who cares.

In Las Vegas, dat een onthoofd standbeeld van Lenin heeft, doet niemand er geheimzinnig over wat hier wordt aanbeden: de almachtige dollar. “Politiek debat, het milieu, sociale voorzieningen,” zucht Hugh Jackson, “het speelt allemaal niet. Als dit de stad van de 21ste eeuw is, krijgt Amerika het voor zijn kiezen.”

De obligate liberaal van Vegas, noemt de journalist zichzelf. In het blad Las Vegas CityLife hield hij tot voor kort de heilige koe in zijn vizier. De gokindustrie is de aanstichtster van Vegas’ huidige problemen, stelt Jackson. Ze veroorzaakt de groei, maar draagt niet bij aan de financiering ervan: de lage gokbelasting kan de vraag naar voorzieningen niet bijhouden en inkomensbelasting wordt niet geheven in Nevada. “Dus bekostigen wij, met andere belastingen, de uitbreiding van de industrie”, bromt Jackson in een koffietent. “Niet alleen is dat moreel laakbaar, de vraag is ook: is dat de groei die we willen subsidiëren?” De economie van Vegas is al een van de minst gevarieerde in het land, met een kwart van de bevolking werkzaam in dezelfde bedrijfstak. Een branche bovendien met laag opgeleid personeel en één waar andere industrieën, zoals de bouw, weer van afhankelijk zijn.

“Het is heel goed mogelijk dat Vegas onder zijn eigen gewicht bezwijkt. Hoeveel mensen kun je in de woestijn proppen?” De criticus trekt een diepe frons. “Het woord ‘beperkingen’ kennen ze hier niet. Deze stad is gebaseerd op de notie dat er nergens grenzen aan zijn.” Jacksons tirades zat trokken de casino’s hun advertenties terug uit CityLife. Na een maandenlange afwezigheid keerden ze opeens weer terug. Een week later werd Jackson ontslagen. “Het zal wel toeval zijn”, grijnst hij zuur. Ironisch is het vooral, dat hem dit overkomt in een stad waar de vakbonden machtiger zijn dan waar ook in Amerika. De hotels, die elk duizenden werknemers hebben, huldigen de samenwerking als het model van de 21ste eeuw.

Maar sinds de meeste hotels in handen zijn gekomen van grote, beursgenoteerde ondernemingen, is het pact met de bonden fragiel”, zegt Jackson. “Als de hotels kans zagen ervan af te komen, zouden ze dat onmiddellijk doen. Dan gaan de polarisatie van rijkdom en armoede, en de gettovorming razendsnel. Het totale verval treedt in. In plaats van the place to be wordt Las Vegas dan de plek waar niemand, niet eens de toeristen, zich nog wil vertonen.”

Die toekomst is niet eens zo ver weg. Vlak buiten het centrum heeft de verrotting al ingezet. Hier liggen alle opvangcentra. Het aantal mensen zonder huis neemt elk jaar met ruim tien procent toe, er is lang niet voor iedereen die komt werk. Op de binnenplaats van het Centrum voor Zelfstandig Wonen tjirpen de krekels. Jongeren hangen in de verzengende hitte op blauwe stalen bankjes. Uit een van de appartementen dreunt zware rock. In het complex leren de voormalige daklozen om voor zichzelf te zorgen, want hun ouders kunnen of willen het niet. “Deze stad is afschuwelijk voor kinderen. Niemand kent elkaar en niemand geeft om je.” Lang en slungelig zit Dean Perdue in een stoel. Met ernstige anorexia kwam hij in het centrum. Zijn vader was met hem en zijn drie broers uit Californië weggegaan omdat hij niet wilde dat zijn kinderen door bendes werden doodgeschoten. Eenmaal in Henderson kreeg de vader een paar hersenbloedingen en hartaanvallen. Dean hing rond op de Strip, waar drank en drugs binnen handbereik waren. “Op elke straathoek zijn drugdeals, pornobladen worden aan kleine kinderen uitgedeeld, overal zie je hoeren”, foetert hij puberaal verontwaardigd. “De politie interesseert het allemaal niet.”

Politie kom je inderdaad weinig tegen in Las Vegas. Dat kan aan een heel eigen werkethiek liggen (tot in de jaren zeventig gingen er verhalen dat ze problemen met criminelen wel even oploste in de woestijn), maar ook aan het schreeuwende tekort aan agenten. Brandweermensen, scholen, leraren, er is van alles te weinig. De nieuwe inwoners willen niet aan sociale voorzieningen meebetalen en stemmen tegen de financiering. Las Vegas valt daardoor als los zand uit elkaar. “Het is fnuikend voor ons en onze kinderen”, blaast Michelle Johns, jongerenwerkster van het Centrum voor Zelfstandig Wonen. “Mensen hier leven in hun eigen kleine wereldje, niet in Las Vegas. Daar verhuizen ze alleen naartoe.”

Snelst groeiende stad. Stad van de 21ste eeuw. Johns zou al die loftuitingen graag inruilen voor het obscure stadje waarin zij met André Agassi tenniste. Gelukkig, zegt ze vrolijk opeens, denken meer Las Vegans er zo over. “Op alle zevenduizend nieuwkomers verhuizen elke maand tweeduizend mensen weer uit Las Vegas. Kijk, dat vind ík nou opwindend.”

Niet iedereen doet pessimistisch. Pien Koopman (33), bijvoorbeeld, publiciteitsmedewerkster van theatergroep Cirque du Soleil: “Ik verwachtte toeristen in korte broeken en hawaïhemden maar je ziet hier toch veel chique mensen en winkels met Armani en Chanel. Dat Las Vegas geen gemeenschap is, ach, ik hoef mijn buurman niet te kennen. Toevallig ken ik hem wél. Ik woon in een echte buurt, met een markt, groen en een café. Financieel kan ik doen en laten wat ik wil. Ik heb een nieuw, luxueus huis gekocht en bezit een boot. Dat lukt je in Nederland niet met mijn salaris. In het weekend ga ik naar het meer, beetje waterskiën. Net Joan Collins. Ik heb het gewoon getroffen.”

Praktisch

De reis: American Airlines biedt de snelste verbinding Brussel-Las Vegas via Chicago. De totale reistijd bedraagt 14.45 uur. U vertrekt om 10.50 uur in de ochtend en landt om 16.30 uur plaatselijke tijd in Las Vegas (waar het 9 uur vroeger is dan in Brussel). Ook de retourvlucht is perfect met een vertrek in Las Vegas om 11.10 uur en aankomst in Brussel om 08.50 uur de volgende ochtend. De instapprijs bedraagt 510 euro, een winters promotarief voor een economyticket, heen en terug, taksen inbegrepen.

Info:

www.aa.com Reserveren via de reisagent.

Alternatieven zijn United Airlines via Washington (reistijd 15.15 uur, instapprijs 688 euro) of Delta Air Lines via Atlanta.

Overnachten: een walhalla. Las Vegas bezit niet alleen een collectie van de grootste hotels ter wereld (4000 à 5000 kamers), maar is ook de goedkoopste hotelstad van de VS. Bovendien is de gemiddelde kameroppervlakte er opmerkelijk ruim en de gemiddelde kamerprijs historisch laag. Typisch voor Las Vegas is dat zowat alle hotels gebouwd zijn rond een thema. Zo is er bijvoorbeeld een Egyptische piramide (‘Hotel Luxor’), een kopie van downtown New York (‘New York-New York’), klein-Venetië, inclusief kanalen en gondels (‘The Venetian’), een ‘Hard Rock Café-Hotel’, enz. Goud en glitter, megakitsch en ‘big is beautiful’ zijn de sleutelwoorden. Een doorsnee hotelkamer betaalt u tussen de 35 en 100 dollar per nacht, ongeacht het seizoen. Er wordt ook amper onderscheid gemaakt tussen weekdagen of weekends. Van de 955 boekingswebsites is www.lasvegas.com de meest logische om te beginnen.

Klimaat: Las Vegas/Nevada kent een typisch woestijnklimaat. De regen is het hele jaar door zeer beperkt, de dagtemperatuur ligt hoog. Tijdens de wintermaanden (december-februari) zijn de nachten zeer koud. De maanden juli en augustus zijn met temperaturen boven de 40 graden uitermate heet en vochtig. Het gemiddeld aantal uren zonneschijn per dag op jaarbasis bedraagt 9,5.

Formaliteiten: internationaal paspoort. Geen visa noodzakelijk als u reist met toeristische’ doeleinden.

Info:

www.visitusa.org

Gerrit Op de Beeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content