Een bezoek aan de ateliers van de Franse zilversmid Puiforcat met Nedda El-Asmar, de Belgische designer die onlangs een nieuw bestek ontwierp voor het merk : ‘Virgule’.

Het huis Puiforcat bestaat sinds 1820. De familiezaak was aanvankelijk een messenfabriek met hoofdkwartier in de Parijse wijk Le Marais. Stichter Emile Puiforcat verruimde zijn productie van messen tot allerhande tafelgoed, hoofdzakelijk van zilver gemaakt, voor een internationale, rijke cliëntèle. In zijn ateliers werden vooral klassiekers uit de zeventiende en achttiende eeuw gekopieerd, met precisie en savoir faire. In 1902 werd de zaak toevertrouwd aan Louis-Victor Puiforcat, behalve zakenman ook een ambitieuze verzamelaar. Zijn collectie antiek zilver, met werk van geprezen smeden als Thomas Germain, François Joubert of Dieudonné Outrebon, werd beschouwd als een van ’s werelds belangrijkste.

Zijn zoon Jean, geboren in 1897, is de beroemdste telg van de familie. Jean wilde eigenlijk beeldhouwer worden. Hij slaagde daarin, maar gaf liever vorm aan vorken en koffiepotten dan aan bustes. Jean Puiforcat begon zijn loopbaan na de Eerste Wereldoorlog, hij ontketende in de zilverateliers van zijn familie een revolutie. Zijn wapens : geometrische vormen (geïnspireerd door de art deco) en exotische materialencombinaties (hij experimenteerde onder andere met doorzichtig kwarts, jade, rotskristallen en lapis lazuli). Puiforcat nam deel aan de legendarische Exposition des Arts décoratifs van 1925. Hij was ook lid van de Union des artistes modernes (UAM, met onder anderen Le Corbusier, Robert Mallet-Stevens en Charlotte Perriand) en van de zogenaamde Groupe des cinq (met bijvoorbeeld de architect Pierre Chareau). Puiforcat ontwierp meer dan vijftienhonderd stukken voor het familiebedrijf, waaronder een twintigtal bestekken – bijvoorbeeld Normandie, voor het legendarische schip met die naam.

Terwijl zoon Jean traditie aan modernisme smeedde, bleef vader Louis-Victor het huis leiden. In 1937 verhuisde hij de zaak naar boulevard Hausmann, in de schaduw van de warenhuizen Galeries Lafayette en Le Printemps. Jean Puiforcat werd echter vroegtijdig door een hartaanval geveld in 1945, en toen zijn vader tien jaar later overleed, werd het familiebedrijf verkocht. De Griekse reder Stavros Niarchos, bodemloos rijk, verwierf de antiekcollectie. Hij schonk een gedeelte ervan aan het Louvre : 170 van de mooiste stukken, met een beker die nog had toebehoord aan koningin Anne van Oostenrijk, poederdozen, kruidenpotten. Het hoofdkwartier van boulevard Hausmann werd gesloten in 1988. De eigenaars openden een nieuwe, kleinere zaak in de schaduw van het Elysée, het presidentiële paleis, waar gelijknamig bestek van Puiforcat blijkbaar nog altijd de feesttafels siert.

Mensen met magie in de vingers

In 1993 werd Puiforcat overgenomen door Hermès. Die verplaatste de ateliers enkele jaren geleden naar een voormalig automobielmuseum in de grauwe Parijse voorstad Pantin. Daar werkt een twintigkoppig team onder leiding van Eric Popineau, de atelierchef, die daarnaast nog steeds werkt als planeur – de man die een vorm hamert uit een plaat zilver. In het atelier heeft elk zijn eigen specialiteit (één man polijst het zilver met olifantenhuid en vulkaansteen). Het duurt tien, twaalf jaar om die helemaal onder de knie te krijgen. Popineau is dan ook erg trots op zijn team, dat volgens hem stilaan uniek is. “Wij doen nog alles met de hand. Bij onze concurrenten is alles mechanisch, de geest is anders. Bij ons zijn er geen grenzen. We kunnen alles aan. We zijn ook zeer veeleisend. We zoeken mensen die iets magisch in hun vingers hebben. Dat kun je niet leren : je krijgt dat mee van de natuur. Daarna moet je natuurlijk het vak leren. Zelf ben ik begonnen als leerjongen, toen ik negentien was.”

Puiforcat put nog altijd uit zijn erfgoed : antieke stukken uit het Louvre en verscheidene ontwerpen van Jean Puiforcat worden nog altijd gemaakt. Dat vergt veel geduld en tijd : 95 werkuren, bijvoorbeeld, voor het timbaaltje van Anne van Oostenrijk. Het patrimonium telt 180 bestekken en zo’n 10.000 vormen – bekertjes, vazen, schaaltjes, theepotten. De modernistische component, verantwoordelijk voor de onverwoestbare reputatie van het merk, wordt sporadisch voortgezet. Puiforcat werkt geregeld met hedendaagse designers. Een daarvan is de Belgische Nedda El-Asmar. Zij ontwierp de voorbije jaren verscheidene lijnen voor het merk. Haar jongste project is een prachtig, bijna minimalistisch massief zilveren bestek, Virgule.

Antwerpen-Parijs, via Londen

Op een heldere, frisse ochtend hebben we afspraak met El-Asmar, na een uitgebreid bezoek aan de ateliers. “Ik kreeg mijn eerste opdracht in 1994”, vertelt ze. “Ik was pas afgestudeerd als zilversmid en Puiforcat was net overgenomen door Hermès. Ik heb, denk ik, geluk gehad. Puiforcat was op dat moment aan vernieuwing toe.” Dat eerste koffie- en theeservies, Don Quichote, bleef tien jaar in productie en kan dus gerust een succes worden genoemd. “Je eigen ontwerpen geproduceerd zien, is behoorlijk indrukwekkend. Vooral de eerste keer.”

Nedda El-Asmar heeft juweelontwerpen en zilversmeden gestudeerd aan de academie van Antwerpen, na een opleiding wiskunde-wetenschappen aan het atheneum van Etterbeek. “Met zo’n opleiding ga je normaal gezien voor ingenieur studeren. Maar ik had daar geen zin in. Ik wou iets met mijn handen doen. Waarom precies juweelontwerpen, kan ik nu niet meer zeggen. Maar het interesseerde me wel. Zilversmeden is pas later gevolgd, in mijn derde jaar aan de academie. Toen dacht ik : die juwelen, dat is het toch niet.” Ze zat dus niet als klein meisje al oorringen en halssnoeren te maken ? “Nee”, lacht ze, “ik heb niet meer kralen geregen dan andere meisjes.”

Na Antwerpen trok ze naar Londen, richting Royal College of Art. “Daar heb ik veel bijgeleerd. De academie had in die periode nog geen eigen smeedatelier. Toen ik in mijn vierde jaar zat, realiseerde ik me dat ik eigenlijk nog niets kon. Wat kon ik doen ? Ik hoorde dat ik naar twee scholen kon, Londen of Stockholm. Ik koos voor Londen : minder koud, dichterbij en ik maakte er meer kans. Ik slaagde voor het toelatingsexamen en kreeg gelukkig flink wat subsidies. Een beurs van The British Council, een beurs van het Vizo. Leven in Londen was toen al verschrikkelijk duur. En het inschrijvingsgeld bedroeg zo’n 180.000 frank per jaar. Zonder die financiële steun was het onmogelijk geweest.” Geld blijft overigens een kopzorg, ook al is er Puiforcat. “Het duurde tot 1999 voor ik van mijn ontwerpen kon leven. Nu kan ik de eindjes aan elkaar knopen, maar ook niet meer.”

Ze is nog uitsluitend ontwerper. Lees : ze maakt zelden zelf stukken. “Ik heb daar ook geen atelier voor. Dat is een bewuste keuze. Ontwerpen bevalt me. Een atelier kost veel geld. En dan moet je nog klanten vinden die je stukken willen kopen. Evident is dat niet. Maar ik ken dus wel de techniek, en dat is erg belangrijk. Als een fabrikant zegt ‘dit of dat kan niet’, dan kan ik reageren : ‘het kan wel, misschien moet je het zo eens proberen’.” Puiforcat en Hermès zijn haar belangrijkste opdrachtgevers. Voor het eerste merk ontwierp ze onder meer een champagne-emmer, karaffen, vazen, bekers, een kinderserviesje en twee bestekken (Virgule en Wave). Voor moederhuis Hermès tekende ze vazen, twee kinderserviezen, een tinnen collectie, karaffen en plateaus, vazen in Murano-glas, zilver en kristal. En, niet te vergeten, een zadel voor de Académie de l’équestre de Versailles (onder leiding van Bartabas van paardentheater Zingaro).

Haar koffieservies Central Park, een opdracht van Puiforcat, is door de provincie Antwerpen geschonken aan Filip en Mathilde bij hun blijde intrede. “Voor de tentoonstelling Koninklijk Zilver in het Sterckxhof hebben ze gevraagd of ze dat servies konden lenen, maar Filip en Mathilde gebruiken het.” ( lacht tevreden) “Dat was natuurlijk wel goed. Want voor hetzelfde geld hadden ze gezegd : pak maar mee. Uiteindelijk heeft het museum een set in bruikleen gekregen van Puiforcat. Na de tentoonstelling hebben ze die aangekocht voor hun vaste collectie.”

De samenwerking met de luxehuizen verloopt behoorlijk losjes. “Zij komen met opdrachten. Bijvoorbeeld : ze hebben een nieuw hedendaags bestek nodig. En verder kan ik het zelf uitzoeken. Ze kennen me intussen en ze moeten me niet meer uitleggen waar Puiforcat voor staat. Ik ken het huis. Wat Jean Puiforcat destijds heeft gedaan, was ongelooflijk, echt revolutionair voor zijn tijd.” Ze probeert op een subtiele manier naar zijn erfgoed te verwijzen : “Jean Puiforcat heeft destijds de vork met drie tanden opnieuw ingevoerd. Die was uit de mode geraakt. Hij heeft verscheidene bestekken ontworpen met drie tanden. Vier of vijf of drie tanden, dat heeft tegenwoordig niet meer zo’n belang. Maar Puiforcat, dat zijn drie tanden. Daar houd ik dus rekening mee.” Ze wordt ook bij de productie betrokken. “Ik moet de prototypes goedkeuren en daarna de eerste definitieve stukken, zodra die uit de matrijs komen. We hebben dan af en toe discussies, soms gaat het over twee tienden van een millimeter. Dat lijkt pietluttig, maar het scheelt enorm. Zeker als je vorm erg puur is, dan zie je het kleinste verschil. Soms kampen we met technische problemen. Of in het atelier zeggen ze : we kunnen het onmogelijk op deze manier maken. Dan bekijk ik met hen of dat echt zo is, of we niet op een andere manier een oplossing kunnen vinden.”

Dromen van een massaproduct

Nedda El-Asmar heeft geen exclusiviteitscontract met Hermès of Puiforcat. Ze werkte recentelijk ook voor Robbe en Berking, een Duits merk (twee schaaltjes, een eierdopje, lovespoons, en een aperitieflepel die niet echt op een aperitieflepel lijkt). En dan is er nog een project voor de groep Duni, voorheen De Ster. “Ik heb voor hen een servies ontworpen in porselein en zilver, bedoeld voor de luchtvaart, first- en businessclass.” Ze wil in de toekomst graag andere dingen doen, niet vastgepind blijven op de luxesector. “Ik blijf op de een of andere manier alleen prestigieuze opdrachten krijgen. Dat hoeft niet voor mij. Ik wil ook iets gewoons kunnen doen. Ik heb pas een trofee ontworpen voor Monumentenzorg in Antwerpen : een houten blokkendoos met zilveren kandelaars. Een leuke opdracht, maar financieel alweer niet echt hoe het hoort. Prestige dient dan als een excuus. Ik zou graag een populair product ontwerpen, iets waarvan massa’s exemplaren worden verkocht. Wat ik nu doe, doe ik graag en ik wil het ook blijven doen, maar af en toe eens iets totaal anders… dat zou ik leuk vinden.” Meubelen ? Auto’s ? Televisietoestellen ? “Soms vraag ik me af of ik niet nog productontwikkeling moet gaan studeren, of een ingenieuropleiding volgen. Het is belangrijk dat je de technische kant kent, dat je weet hoe toestellen in elkaar zitten. Met vormgeving ben ik al bezig.”

Ze vraagt zich af hoe het komt dat er zo weinig vrouwen meubelen ontwerpen. “Ik vind dat heel vreemd. Met auto’s is dat net hetzelfde. Ken jij een auto-ontwerpster ? Op het Royal College of Art in Londen zaten we op dezelfde verdieping als de auto-ontwerpers. Bij ons zaten er bijna uitsluitend meisjes, bij hen zaten alleen maar jongens. Hilarisch.” n

Tekst Jesse Brouns I Portret Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content