Knap krap
We tonen drie kleine woningen waarin de bewoners met ruimte hebben gegoocheld. Ze bedachten ingenieuze plaatsbesparingen of kozen voor een spectaculaire decoratie. Een tochtje van Parijs tot in Knokke.
Woonmachine te Parijs.
Dé oplossing : een elegante trap van plaatstaal, frêle van uitzicht, maar een stevig verbindingsteken tussen de twee niveaus. Die trap maakt deze piepkleine plek opeens zeer bewoonbaar.
We steken van wal met een kleine stulp van amper veertig vierkante meter, verdeeld over twee niveaus : het Parijse pied-à-terre van architect Stéphane Chamard. Hij vond zijn woonmachine, zoals hij zijn stulp zelf noemt, op de rechteroever van de Seine, in het Quartier Latin, waar de huurwoningen schaars en prijzig zijn. Maar hij wilde centraal wonen en zocht koppig naar een woning. “Die vond ik op een binnenplaats van een oud appartementsgebouw, een vervallen conciërgelogement met twee kleine kamers boven elkaar. De eigenaar slaagde er niet in de ruimte te verhuren. Toen ik hier binnenkwam, zag ik meteen hoe ik het kon opvatten. Geen sinecure, want het is een heuse puzzeloefening om hier een badkamer en een kookhoekje te herbergen. Een echte keuken heb ik natuurlijk niet nodig, de buurt stikt van de restaurants.”
“Je richt een duplex van tweemaal twintig vierkante meter niet in als een gewone flat. Ik wist dat ik moest uitkijken om deze woonst niet vol te stouwen met kleine meubelen en petieterige objecten. Dus kwam er geen lilliputcanapé, ik wilde ook geen zitbank die ’s avonds openklapt tot een bed. Dus slaap ik boven, naast mijn bureau, op een mat die ik overdag onder de tafel rol.”
Stéphane verminderde zelfs het bewoonbare oppervlak door een deel van het plafond te slopen om de ruimte open te trekken. Naast de dunne metalen trap zorgt een spiegelwand voor een optische verruiming van de flat. Op de benedenverdieping vinden we een handige zithoek en kitchenette, verstopt achter een ophaalgordijn. Boven beland je in een werkhoek met bibliotheek en in een kleine hoek vind je de badkamer.
“Denk nu niet dat ik me professioneel specialiseer in kleine flats, integendeel. Als je hier een tijdje woont, snak je naar meer ruimte. Anderzijds is het wonen hier een interessant experiment. Ik puur er oplossingen uit die elders van pas komen. Ik beschouw deze flat als een testvloer voor bijvoorbeeld kleuren en materialen. Zo waren de muren ooit donker geborsteld en lag er een andere vloerbekleding. Op die manier weet ik wat er wel of niet ‘werkt’ in het klein. Dat soort informatie komt me heus van pas in Parijs en Brussel, waar ik aardig wat flats herkneed.”
Info : +33 6 60 90 23 26 of chamards@wanadoo.fr
Hotelsuite in Knokke
Dé oplossingen : een warme aankleding met een luxueuze uitstraling, een handig grondplan met enkele ingenieuze nissen en architectonische accenten, zoals het beschilderen van enkele wanden.
Deze kleine flat in Knokke is het gedroomde pied-à-terre, opgevat als een handige hotelsuite. Dit is de ankerplaats van interieurarchitect Nathalie Deboel. Deze flat op de benedenverdieping van een appartementsgebouw zag er voor haar komst hoogst onaantrekkelijk uit. “Het was een ruimte op overschot, niemand wist echt goed wat ermee aan te vangen. Ze werd lang geleden wel bewoond, maar stond al jaren leeg. Geen enkel interieurelement bleek het bewaren waard, zelfs de vloeren niet. Het enige wat ik leuk vond, waren de ramen aan de straatzijde. Uiteindelijk vatte ik het op als een luxueuze hotelkamer met vooraan een werkruimte en een eethoek, daarachter een handige keuken en een vrij grote slaapkamer met badkamer.”
De luxe schuilt in de afwerking. Nathalie koos resoluut voor maatwerk, met overal wandkasten. Volgens haar moet je deze flat bekijken als een damesappartement uit een achttiende-eeuws herenhuis, dat ook uit twee of drie vertrekken bestond, met een grote slaapruimte en een paar antichambres. “Trouwens, daarin stonden de bedden ook ietwat beschermd in een alkoof, zoals hier. Ook het bad verschuilt zich in een nis, wat de intimiteit versterkt.” Volgens Nathalie moet je bij de inrichting van een kleine woning de intimiteit koesteren. Hoe klein de woning ook is, je mag nergens het gevoel krijgen dat je bijna op straat woont. De wanden en de sfeer moeten je een beschermend gevoel geven. In die zin speelt ook de lichtinval een rol.
Anderzijds mag je je ook niet opgesloten voelen, er moet visueel wat te beleven vallen. Dat heeft ze in haar woon- en werkruimte aan de straatzijde goed opgelost met een bibliotheek en een donker geschilderde wand. Met weinig middelen zorgt ze hier voor een architectonische accentuering. Ze houdt zelf van vrij strakke interieurs. “Maar ik dring mijn stijl zelden op, als interieurarchitect mag je niet altijd met dezelfde oplossingen uitpakken. Stijleenheid wordt snel eentonig. Ik hou ook van contrasten. Het interieur mag je best wat vergelijken met je garderobe, die ook heel verscheiden is. Je trekt niet altijd hetzelfde aan.” Ze houdt van een eenvoudige lijn, maar ook van barokke objecten en mooie materialen, zoals natuursteen. Bij die opsmuk hoort wat vintage meubilair of een zelf ontworpen meubel, zoals het dagbed in de zithoek.
Info : www.nathaliedeboel.be
Orde en chaos in Brugge
Dé oplossing : de optische verruiming door een ongewoon decor dat overal de aandacht trekt. Dit interieur creëert het gevoel dat je een rondreis maakt. De aankleding heeft wat van een theaterdecor : hoe klein ook, het is een hele wereld op zich.
Na een goede verbouwing ziet een kleine woning er natuurlijk meteen minder krap uit. Maar je kunt de ruimte ook optisch vergroten door een bijzondere aankleding. Daarvan is het weekendhuis van interieurkunstenaar Eric De Queker een ongewoon voorbeeld. Dit leuke zeventiende-eeuwse pandje – met trapgevel – vinden we op een romantische plek in het hart van Brugge, naast het Groeningemuseum. Het heeft zowel iets van een berghut, een strandhut als van een rariteitenkabinet. Eric beschouwt het zelf als een interieurinstallatie “tussen orde en chaos”. De chaos herken je in de veelheid aan meubelen en objecten, de geschilderde prints op de muren en de mix van stijlperioden, materialen en vormen. Dit is een gegroeid decor, bij elkaar geïmproviseerd.
“Ik ben gewoon begonnen met het schilderen van rood-witte banen, groene ruiten en hertenmotieven. Op de verdieping heb ik muren beplakt met prenten uit boeken en atlassen. De meubelen komen uit de veiling en de kringwinkel. Dit interieur verandert ook constant. Het is een ’tableau vivant’ en zit vol humor en vrolijke verwondering. Vooral ’s avonds is het sfeervol en lijkt het op een decor uit de film Amélie Poulain. Het heeft iets kinderlijks : naïef en spontaan. De bezoekers zijn altijd verwonderd.”
Zeker als ze de vroegere interieurcreaties van Eric kennen, die in Antwerpen ooit een vrij strak aangeklede art-decoflat bewoonde vol uitgepuurd design. “Maar ik kwam erachter,” vertelt hij, “dat je met iets lelijks ook een coherent interieur met een ziel kunt samenstellen.” Vooral het zoekproces boeit hem. Hij zoekt op minder vanzelfsprekende plaatsen en vindt ook inspiratie in het krakersmilieu. Kortom, dit interieur is ontegenzeglijk een non-conformistische reactie op de al te burgerlijke interieurcultuur. Maar ook het uitgangspunt is interessant, omdat de kleine woning met dit voyante decorum opeens zoveel groter wordt. Want er is van alles te zien.
Info over de ontwerper-bewoner : www.ericdequeker.be
Door Piet Swimberghe en Marc Heldens I Foto’s Jan Verlinde en Verne
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier