In het hol van de homeopathie
Homeopathie is momenteel de meest besproken niet-conventionele geneeskunst. Maar er heerst nogal wat verwarring over. Een poging tot inzicht.
Wist de Duitse dokter Christian Friedrich Samuel Hahnemann (1755-1843) dat zijn experimenten tot verhitte discussies zouden leiden? De grondlegger van de homeopathie gaat vandaag over de lippen van al wie in geneeskunde is geïnteresseerd. De inzet is groot. Homeopathie eist een plaats op naast de conventionele of allopathische geneeskunde. Om orde op zaken te stellen, startte de Europese Commissie in 1993 COST B4. Dit internationaal project wil alternatieve en conventionele geneeskunde dichter bij elkaar brengen voor wat de stand van zaken betreft in het wetenschappelijk onderzoek. In COST B4 is niet alleen homeopathie aan de orde, maar het lijkt wel een van de koplopers te worden. Wij gingen praten met een apotheker, een homeopaat, een scepticus en een beleidsman, en bundelden een paar standpunten.
Aderlaten en purifiëren waren aan dr. Hahnemann niet besteed. In de apotheek van zijn schoonvader en als vertaler van medische werken kwam hij op andere ideeën. Zo struikelde hij over een in zijn ogen merkwaardige stelling in de Materia Medica van Dr. Cullen. Kinnabast, zo las hij, is een roborans, een versterkend geneesmiddel. Meer bepaald voor de maag. Vreemd, moet Hahnemann hebben gedacht. Gebruikt tegen malaria heeft kinnabast als nevenverschijnsel juist een negatief effect op maag en spijsvertering. Hij nam de proef op de som, nam kinnabast in en kreeg binnen enkele uren symptomen die leken op die van malaria. Hieruit concludeerde hij dat het product dat in staat is bepaalde symptomen op te wekken, ook in staat is ze te genezen.
“Similia similibus curantur”, het gelijksoortige wordt door het gelijksoortige genezen. De similia-wet werd het eerste basisprincipe van homeopathie. Hahnemann testte nog een honderdtal andere producten en noteerde hun effect samen met het corresponderende, uitlokkende product in basiswerken die nog steeds door de klassieke homeopaten worden gebruikt. Omdat hij noodgedwongen afstapte van ponderabele (weegbare) dosissen om de toxische nevenwerkingen te vermijden, ontdekte hij bovendien dat sterk verdunde dosissen eenzelfde resultaat opleverden. Dit werd het tweede basisprincipe van de homeopathie.
De gelijkeniswet is nog verstaanbaar. De symptomen van een ziekte verdwijnen met een product dat bij gezonde mensen diezelfde symptomen opwekt. Sceptici hebben echter de grootste moeite met de extreme verdunning van de producten en ook met de manier waarop homeopathische middelen worden bekomen. Het proces van verdunnen heet potentiëren. Na elke verdunning wordt het product krachtig geschud of gedynamiseerd. Wetenschappelijk gezien bevatten verdunningen hoger dan een 10de tot een 23ste geen enkele molecule van de originele stof meer. En toch zouden juist deze verdunde, gedynamiseerde producten de krachtigste effecten hebben. Dit merkwaardige fenomeen, waarover verder meer, is tot op heden niet verklaard.
Voor een derde basisprincipe van de klassieke homeopathie moeten we naar het dokterskabinet zelf. Want ook de homeopathische diagnose is bijzonder. Een klassieke homeopaat streeft een nauwkeurig begrip na van alle gevoelens, symptomen en verschijnselen, de zogenaamde modaliteiten, die een bepaalde persoon vertoont. Hij maakt van een patiënt als het ware een fysiek, mentaal en emotioneel portret. De bedoeling van deze holistische (totaal)benadering is het homeopathisch middel te kunnen kiezen dat volgens de similia-wet nauwkeurig op dit portret past.
Dr. M. Van Wassenhoven ( Unio Homeopathica Belgica): “Een homeopaat zoekt naar één globale, individuele remedie. Alles wat de patiënt heeft en zelfs ooit gehad heeft, moet onder één en dezelfde noemer vallen en corresponderen met één bepaalde remedie. Deze individualisering is de basis van de klassieke homeopathie. In principe begint homeopathie met wat een patiënt voelt. Pas later komen de symptomen en in een derde stadium de letsels.”
In deze drie stappen in het ziekteproces zijn volgens de homeopathie de gevoelens het belangrijkst omdat het dan nog mogelijk is om naar een normale, gezonde toestand terug te keren. Op dat ogenblik is er dus nog geen ziekte. Maar zoals homeopathie vandaag her en der wordt bedreven, hebben wij het toch anders begrepen.
Dr. Van Wassenhoven: “Dit basisidee bereikt maar 2 op 10 homeopathisch behandelde personen. Als dit niet mogelijk is, proberen we toch zoveel mogelijk symptomen onder één noemer te brengen. Dat is het tweede niveau in homeopathie: de patiënt komt met acute klachten en wij zoeken volgens de similia-wet naar het gelijksoortige middel dat deze klachten bij gezonde mensen opwekt.”
Dit tweede niveau is de klinische homeopathie. Het fysieke, mentale en emotionele portret van de patiënt heeft veel minder belang omdat wordt gezocht naar een middel tegen acute symptomen. Volgens de klassieke homeopathie zal een patiënt voor wie die ene globale remedie wordt gevonden voor altijd genezen.
Wordt alleen op het niveau van symptomen gewerkt, dan kan de patiënt vroeg of laat hervallen. De meeste artsen die met homeopathie beginnen, werken klinisch. Ze behandelen symptomen en benaderen deze zoals in de allopathie. Met dat verschil dat ze homeopathische producten voorschrijven volgens de similia-wet.
Homeopathie waagt zich ook nog op een derde niveau en probeert met allerlei middelen een invloed te krijgen op lichamelijke mechanismen. Het beste voorbeeld zijn de preventieve middeltjes die aan kinderen worden gegeven om hun immuunsysteem te stimuleren. Deze toepassing vereist overigens geen kennis van de basisbeginselen van homeopathie en kan in principe door om het even welke arts of apotheker worden toegepast.
Verder zijn er verschillende soorten homeopathische medicijnen. Ten eerste de verdunde, gedynamiseerde producten die altijd uit één enkelvoudig product worden gemaakt. Daarnaast de complexe, samengestelde of gemengde producten die uit lage verdunningen van meerdere stoffen bestaan. Wie gebruikt wat?
Dr. Van Wassenhoven: “Theoretisch mag je voor een klassieke homeopathische behandeling een extreme verdunning gebruiken. Die zal werken zelfs als er geen moleculen meer inzitten. Uit de literatuur blijkt dat hoe meer je verdunt, hoe sterker de informatie aanwezig is, maar hoe meer de patiënt die informatie moet verstaan. Men vergelijkt dit met radiogolven. Die zijn onzichtbaar, je weet dat ze er zijn maar je hebt een radio nodig die afgesteld is op de juiste golflengte om muziek te horen. In een homeopathische, hoge verdunning blijft de informatie aanwezig maar de patiënt neemt die maar waar als hij gevoelig is voor die informatie. Bij dieren en kinderen is dit hetzelfde.”
De homeopaten claimen met hoge verdunningen zeer goede resultaten op lange termijn. Op voorwaarde dat er een volledige gelijkheid is tussen de symptomen van de patiënt en de effecten die de producten hebben op gezonde mensen. De gelijkheidswet in de meest strikte zin dus. Hoe blijft de informatie van het moederproduct in het oplosmiddel als na extreme verdunning geen enkele molecule meer aanwezig is? Dr. Van Wassenhoven: “We weten het niet. Er zijn veel hypothesen maar geen enkele is bewezen. Zo luidt ook de conclusie van COST B4. Maar ook in de immunologie en zelfs in de hormonologie blijven vele effecten onverklaard.”
Een klassieke homeopathische diagnose is moeilijk. Veel artsen die niet goed weten waar ze zitten met hun holistische benadering, gebruiken lage verdunningen waarin wel nog moleculen zitten. En die hebben heel waarschijnlijk een fytotherapeutisch effect.
Op het niveau van de versterkende remedies die proberen een invloed te krijgen op een mechanisme, worden dan weer vooral complexe of gemengde middelen gebruikt. Ze bevatten meer dan één stof. Zo zijn er complexen die de immuniteit tegen virale infecties proberen te stimuleren.
Apotheker G. Denys ( European Projectgroup of the Homeopathic Industry): “De helft van alle homeopathische middelen op de Belgische markt zijn combinatiemiddelen. De andere zijn unitaire of enkelvoudige middelen met de bijkomende moeilijkheid dat ze dikwijls op het immateriële niveau gaan, dus niets meer bevatten. Maar drievierde van alle verkochte homeopathische middelen bevatten wel nog moleculen van de originele stof.”
Tot zover een toelichting bij de theorie. Over naar de praktijk. Een van de bedoelingen van COST B4 is klaarheid brengen in de werking van alternatieve geneeswijzen. Twee belangrijke vragen zijn of en hoe homeopathie werkt. Het is een delicaat debat met voor- en tegenstanders die niet altijd even goed naar elkaar lijken te luisteren. Professor dr. W. Betz (VUB) probeert in het kader van COST B4 de verschillende wetenschappelijke groepen nader tot elkaar te brengen. Maar hij blijft een scepticus.
Professor Betz: “De meest recente studie is van een groep alternatieve dokters rond Klaus Linde in München. Zij hebben de wetenschappelijke literatuur rond homeopathie bestudeerd en zeggen heel duidelijk dat er tot nog toe geen enkel bewijs is dat homeopathie ook maar zou werken voor gelijk welke ziekte. De zin die daar vlak voor staat is echter dat de veronderstelling dat homeopathie niet meer zou zijn dan placebo nog moeilijk vol te houden is. Wat wil dit zeggen? Dat het moeilijk wordt om vol te houden dat homeopathie nep is, maar dat er voor geen enkele ziekte is aangetoond dat ze werkt. De voorlopige resultaten van Cost B4 zijn: there is no evidence, research is needed. Wat doet homeopathie dan? Een aantal mensen voelen er zich goed bij. Met voetzoolmassage, met sauna is dat ook het geval. Eigenlijk moet je aan een homeopaat vragen: wat kunt u? En hij zal zeggen: ik kan zorgen dat u zich beter voelt. Welnu, er zijn veel instellingen die maken dat je je beter voelt als je er buiten komt. Noem een gevaarlijke en ernstige ziekte en homeopathie zal niets doen.”
Wij willen niet verwikkeld raken in deze welles-nietesdiscussie. Het wederwoord is voor dr. Van Wassenhoven, die samen met dr. Betz in COST B4 zit. “Placebo bestaat bij elk medisch ingrijpen, zelfs in de chirurgie. Een recente studie over het operationeel openmaken van slagaders in het hart toont dit aan. Mensen werden na de operatie ondervraagd: 80 tot 90% voelde zich goed. Dat is subjectief: bij objectief onderzoek bleek dat de operatie maar in 50% van de gevallen was gelukt. Die andere 30% tot 40% kon zich dus niet goed voelen want hun aders bleven vernauwd. Dat is placebo in de chirurgie. Het bestaat overal. Het enige probleem is het verschil kunnen bewijzen tussen het niet-specifieke effect van een medisch ingrijpen, het placebo dus, en het specifieke effect, het objectief waarneembare. Daar heb je dubbelblind studies voor nodig. In homeopathie is dit veel moeilijker dan in allopathie. Als je aspirine vergelijkt met een placebo voor de parameter bloedstolling, dan is dat waarneembaar. Maar welke normen hanteer je voor iemand met een reeks symptomen die een globale homeopathische remedie krijgt? Wat de patiënt zegt te voelen? Dat is gedeeltelijk een specifiek en een niet-specifiek effect. Er zijn mathematisch heel veel patiënten nodig om dit te onderzoeken. Voor duidelijk afgebakende aandoeningen is het gemakkelijker. We hebben met een groep homeopaten een protocol ontwikkeld om het effect van homeopathie op de ziekte van Bouveret te onderzoeken. Vanuit homeopathische principes is deze aandoening van het hart interessant omdat ze nog omkeerbaar is. In retrospectie zien we bij een kleine groep patiënten een volledige genezing. Dat kan geen placebo-effect zijn. Dit is een eenvoudig model, met evidente symptomen, die als ze veranderen een gevolg van homeopathie moeten zijn.
Het gaat om mensen die voor de keuze staan: homeopathie of een zware medische behandeling. Ze moeten niet eens hun allopathische behandeling (o.m. bètablokkers) stoppen. Ik wil hiermee niet bewijzen dat homeopathie werkt, maar wel dat een homeopathische behandeling van deze specifieke aandoening kan aangetoond worden. Het enige wat nog ontbreekt, is geld en een voldoende aantal patiënten om het onderzoek te starten. Uiteraard bewijst dit niets over homeopathie in het algemeen; we hebben andere protocols, andere studies nodig. De allopaten vragen dat we gemakkelijke diagnoses nemen zoals migraine en allergie. Dat is te breed, dat stelt te veel problemen: rekrutering van de patiënten, afbakening van de aandoening, enz.”
Homeopaten laten zich niet verleiden tot een concreet antwoord op de vraag waarvoor homeopathie wel en waarvoor ze niet kan gebruikt worden. Veel sceptici zouden nochtans graag twee duidelijke lijstjes zien. Dr. Van Wassenhoven: “De diagnose alleen is geen goede sleutel om te bepalen of homeopathie geschikt is of niet. Ik ben arts en ik oordeel op basis van symptomen. Sommige mensen reageren niet op homeopathie, anderen juist wel. Soms oordeel ik dat antibiotica de goede remedie is, maar als de symptomen blijven terugkomen probeer ik iets anders. Homeopathie en allopathie kunnen samen worden gebruikt, het ene sluit het andere niet uit. Sommige aandoeningen vragen trouwens niet eens behandeling en gaan spontaan over.”
Apotheker Denys: “Een patiënt gaat toch bij een arts die met kennis van zaken kan oordelen of de klachten zullen beantwoorden aan een homeopathisch geneesmiddel, of juist niet als ze voldoende ernstig zijn. Ook van de apotheker mag een patiënt verlangen dat hij voldoende geschoold is om te oordelen of een homeopathisch middel zal helpen. Gebroken benen, suikerziekte, anticonceptie, daar hebben wij geen alternatief voor. Uiteraard moet het gaan om zachte indicaties. Een dokter moet bepalen wat met homeopathie en wat met een klassiek geneesmiddel wordt behandeld. Ik ben voorstander van een integratie.”
Van deze integratie van behandelingen zijn nu reeds voorbeelden te vinden. Dr. Van Wassenhoven: “Bij kanker kan homeopathie de neveneffecten van de noodzakelijke allopathische behandeling, de chemotherapie, verzachten. Homeopathie geneest geen kanker maar kan wel het algemeen welbevinden van de patiënt bevorderen. Heel veel kankerpatiënten voelen zich beter als ze naast hun klassieke behandeling ook homeopathie krijgen. Is dat een placebo-effect? Dat kan mij niet schelen. De patiënt voelt zich beter. Misschien door de extra aandacht die de homeopaat geeft. Dat kan ook.”
De achterkant van de medaille zijn de voorbeelden van mensen die een allopathische behandeling stoppen in het voordeel van een alternatieve aanpak en prompt veel zieker worden. Volgens dr. Betz kan een arts een patiënt beter of slechter maken door hem te beïnvloeden. Als de patiënt in het voorgeschreven middel gelooft, is de kans groot dat hij zich echt beter voelt.
Dr. Betz: “Dat is zeker niet te verwerpen, het is misschien goed. Wat wel verwerpelijk is, is een goede behandeling van een ernstige ziekte laten liggen. Er zijn mensen gestorven tijdens een behandeling van malaria met homeopathie.”
Ongeveer de helft van de patiënten van homeopaten zijn kinderen. Veel ouders geloven dat homeopathie hun kinderen sterker maakt. Er is nog geen onderzoek dat dit kan staven. Waarom denken ouders dan dat homeopathie helpt? Dr. Betz: “Kinderen tussen 3 en 5 ontwikkelen immuniteit, daarom heten ze ook snotjong. Een snotjong van van 20 bestaat niet. Als je maar lang genoeg wacht, gaan hun ziekten spontaan over. Antibiotica is evenmin nodig, in 95% van de gevallen is het niet de juiste behandeling. De homeopaten verwijten aan allopaten dat ze overbodig medicijnen voorschrijven en daarin hebben ze zeker gelijk. Maar dit is ook niet volgens de richtlijnen van goede geneeskunde. De meeste ziekten hebben niet eens behandeling nodig. Wat je wel nodig hebt, is een dokter die het kind ernstig in de gaten houdt. Want een banale oorontsteking kan na een tijd toch zeer erge verwikkelingen geven.”
Er blijft dus nood aan onderzoek naar het effect van homeopathie bij kinderen. Maar er beweegt niet veel aan het front. Dr. Van Wassenhoven: “In België start in september een prospectieve studie (samen met Spanje, Portugal, Italië, Frankrijk en Zwitserland), een enquête die peilt naar het welzijn van volwassen patiënten, gesponsord door Test Aankoop. Het zou interessant zijn deze test te doen met kinderen. Het effect van homeopathie is bij hen zo duidelijk en zo snel dat zelfs ouders die voor zichzelf niet in homeopathie geloven het toch verkiezen voor hun kinderen. Vaak omdat ze juist het gebruik van antibiotica in de allopathie beu zijn. Ze komen voor preventie maar ook voor curatieve behandelingen. Het is relatief eenvoudig om te onderzoeken of homeopathie kinderen sterker maakt. Vergelijk twee groepen, een met allopathische behandeling en een tweede met homeopathie. We zouden tegelijk kunnen onderzoeken wat er spontaan gebeurt, dus indien een kind helemaal niet wordt behandeld. Maar hiervoor moeten de wil en het geld aanwezig zijn.”
Moeten we eigenlijk wel kiezen tussen allopathie en homeopathie? Volstaat het niet een arts te hebben die kan afwegen wat voor ons het beste is en kan uitleggen waarom hij dat denkt? Die garantie moet de overheid ons kunnen geven. In principe past België nog dit najaar de Europese richtlijn inzake de regulering van homeopathische geneesmiddelen toe. De overheid zal de registratie van deze producten controleren, wat wellicht een bijkomende garantie is dat ze veilig en correct zijn. Federaal minister van Gezondheid Colla wil naast de geneesmiddelen ook de praktijk regulariseren, en stelt voor om vier alternatieve geneeswijzen te erkennen: homeopathie, acupunctuur, chiropraxie en osteopathie. De minister krijgt uit verschillende hoeken kritiek, o.m. van dr. Betz. Die vindt een monopolie voor een kleine groep dokters geen garantie voor de bescherming van de bevolking. Veel kwakzalvers blijven ondertussen ongecontroleerd hun praktijken uitoefenen. Maar Colla houdt voet bij stuk.
Frederik Wittock, adviseur van Colla: “Als uit een enquête in Het Nieuwsblad en De Artsenkrant blijkt dat tot 40% van de artsen gebruikmaken van homeopathie en andere niet-klassieke methoden en als de bevolking deze methoden toepast, dan moet er van overheidswege een minimale controle bestaan. Dat is het uitgangspunt van het wetsontwerp. Homeopathie wordt in principe nog deze legislatuur een gecontroleerde en bewaakte manier van geneeskunde.”
De hamvraag is nog niet beantwoord. Heeft homeopathie een effectief of een placebo-effect? Hopelijk geeft COST B4 daarover nog dit najaar uitsluitsel.
Marianne Meire / Tekening Tom Hautekiet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier