IJs, wind en versteende wouden
Van diep in het ‘wilde zuiden’ zetten we koers naar Buenos Aires. Via ijzige landschappen, een verlaten nederzetting van zeewiervissers, en restanten uit de prehistorie. En te midden van al die natuurkracht : pioniers die zich een nieuw bestaan hebben opgebouwd. TWeede en laatste deel in onze reeks over Patagonië.
Niets is wat het lijkt. Terwijl ik me in de ijzige wind staande probeer te houden op de verraderlijke hellingen van ijs, weet ik dat de massa onder me zich traag maar zeker voortbeweegt. Volgens de kenners zo’n anderhalve meter per dag. In een poging om het leven van dit wonder te begrijpen, probeer ik me voor te stellen hoe de Perito Morenoglet-sjer er vanuit de lucht moet uitzien, en hoe zijn leven op een versnelde film zou ogen. Een uur eerder ben ik met een kleine boot aan de rand van de zeventig meter hoge ijsmuur afgezet, waar een behulpzame Argentijn de klimijzers onder mijn stadsschoenen heeft gebonden. Zonder wordt geen mens toegelaten op de hellingen van dit wereldwonder, dat er in zijn intimiteit helemaal anders uitziet dan voor de passant. Op de rug van die mastodont ziet de wandelaar overal klaterende en glimmende waterstraaltjes die hun grillige weg zoeken naar het meer, en daarbij soms even rusten in kleine kommen kristalhelder water. Verrassende tinten van blauw kleuren de ijsspleten, en grimmige laagjes van verstoven stof verstoren de maagdelijke blankheid. Na de Zuid- en Noordpool is de Perito Morenogletsjer het grootste zoetwaterreservoir ter wereld, op bepaalde plaatsen zo’n 700 meter dik. Kleine riviertjes stromen er, en zorgen aan de onderzijde van de gletsjer voor een waterfilm waarop het hele gevaarte wegglijdt. Aan de rand van het meer, waar de muur in het water zakt, breken op gezette tijden immense stukken ijs af die metershoge golven veroorzaken.
Gegeseld land
Die avond ben ik te gast bij Rodrigo, die het hotel Eolo runt. Op een godvergeten plek, twintig kilometer ten westen van El Calafate, ging een groep investeerders vijf jaar geleden een stoutmoedige uitdaging aan. Op de hellingen van de heuvels lieten ze een imposant complex neerzetten met zeventien suites, door de kleinzoon van de architect van het legendarische Llao Llaohotel, nabij Bariloche in Patagonië. Eolo heeft zijn naam niet gestolen : op deze unieke plek met een panoramisch uitzicht over de vlakte, hebben de winden vrij spel, maar door de welhaast perfecte isolatie kunnen de klanten door het immense raam van het salon naar de natuur kijken als naar een natuurfilm : ongestoord en perfect beschermd. Ik breng er een deel van mijn tijd door, onbeweeglijk haast, met een koffie of een drankje, terwijl ik over de oneffenheden uitkijk, de zacht afgeronde heuvels en de grassen, de voort-rennende schaduwen van de wolken over het groen. Een indrukwekkende, bijna meditatieve ervaring.
“We wilden een balkon van 360 graden”, weet Rodrigo, en ik moet toegeven dat de ondernemers daar behoorlijk goed in geslaagd zijn. Het panorama oogt haast oneindig, en voor een beter zicht op de kleine estancia’s (veefarms) aan de voet van de heuvels staat er zelfs een heuse sterrenkijker. Wie zich buiten waagt, doet dat stevig ingeduffeld, want de winden blazen onbarmhartig. Maar de beloning is groot : behalve enkele rennende hazen, het geluid van de kieviten (Vanellus Chilensis) en soms een enkele arend of condor tegen het zwerk, is er niets.
Als ik ’s anderendaags met een volgetankte Renault Koleos El Calafate verlaat, dat er een beetje als een westernstadje uitziet, onderga ik weer de immensiteit van dit land. Het zuiden mag tijdens de lange ritten veeleer leeg lijken, de schaarse ontmoetingen zijn altijd interessant. Wie hier woont, draagt een verhaal met zich mee, dat altijd elders begonnen is, met voorvaderen die op de vlucht waren en hier een nieuwe thuis hebben gevonden. Aan het benzinestation in de buurt van Las Horquetas ( ‘Hoy no combustibile’ – Vandaag geen brandstof) ontmoet ik Thomas Auburn, wiens Ierse voorvaderen in de jaren 1860 naar Zuid-Amerika uitweken en zich uiteindelijk op Vuurland (archipel aan de zuidelijkste punt van Zuid-Amerika) vestigden. Zelf werkt hij tijdelijk in een boerderij in de buurt waar 15.000 schapen grazen en beklaagt zich over het gebrek aan begrip vanwege de regering voor de omstandigheden van de boeren. We drinken koffie en praten over hoe het voelt om Ier of Vlaming te zijn. José, die deze wonderlijke combinatie van tankstation, café en feestzaal uitbaat, lacht om onze verbroedering. Hij mist een voortand maar dat kleine ongemak staat zijn enthousiasme om mensen te ontvangen geenszins in de weg. En voor wie denkt dat hij in dit barre land met zijn winderige buien zijn negotie in de schoot geworpen kreeg, heeft hij tegen een van de muren zijn devies gespijkerd : No Envidies Mi Progreso sin Conocer mi Sacrificio (Benijd me mijn welstand niet zonder de moeite te zien die ze me heeft gekost). Ik proef van zijn zoeterige Mendrisiotaart en sla twee bananen en een stuk chocolade in, voor de vele uren die nog voor de boeg liggen.
Baai van de zeewiervissers
Als ik op een morgen in een allereenvoudigste kamer in een allereenvoudigst huisje ontwaak, weet ik het zeker. Bahia Bustamante is een unieke droom. Tenminste voor wie van dit soort eenvoud houdt, de stilte liefheeft die alleen doorkruist wordt door het geluid van de aanrollende golven, en er vrede mee heeft dat er alleen tussen zeven en elf uur ’s avonds elektriciteit is. Als alles goed gaat.
Niemand komt toevallig naar deze plek, daarvoor ligt ze te ver buitengaats. Een Argentijnse vriendin van vele jaren schreef me dat ik de plek niet mocht missen en ik sla haar raad nooit in de wind. “Bovendien”, zo vervolgde ze, “zul je er een van de nicest persons on earth ontmoeten.” Ze had nauwelijks overdreven. Marisol (‘Sol’ voor de vrienden) bleek jong, positief en hulpvaardig, en had mijn bedje gespreid in het huisje waar meneer Soriano nog zelf had gewoond. De oude heer was een beetje een zonderling, zijn kleindochter spreekt van een uitzonderlijk man. Lorenzo Soriano was jaren geleden op zoek naar zeewier, want de extracten ervan had hij nodig voor het brouwen van zijn Malvik, een soortement haargel. Tijdens zijn speurtochten hoorde hij over de ‘verrotte baai’, en dat daar zeewier in overvloed was. Toen hij er landde, kon hij zijn ogen niet geloven : het zeewier lag er zomaar voor het rapen. Hij nam vrijwel meteen een beslissing. Op het keienstrand bouwde hij een huisje, zocht enkele arbeiders in de buurt en begon met het oogsten van salicornia, codium, lessonia en andere gigartina. Het waren heroïsche tijden, omdat aanvankelijk alles met de hand werd geoogst en wel met de allereenvoudigste middelen. Maar de handel bloeide en het aantal huisjes in Bahia Bustamante breidde zich gestadig uit. Op het hoogtepunt van de handel woonden en werkten er tot 500 mensen in de baai. Maar de tijden veranderen, ze kregen er met twee zware golven van olievervuiling af te rekenen en met wisselende stromingen. Er viel geen winst meer te rapen op het strand en in 1989 werd de hele handel opgedoekt.
Vijf jaar geleden ontwaakte op deze heroïsche plek een nieuw leven, toen de huisjes een bescheiden opknapbeurt kregen en ter beschikking van toeristen werden gesteld. Al is meteen duidelijk dat de normen niet die van het Westen zijn. Er zit wat roest in het bad, en wat stof in het salonnetje. Maar wie daar overheen kan kijken en met Nicolas de natuur intrekt, is dankbaar voor het onderkomen.
Want de plek kent vele, kleinschalige troeven. Op gezette tijden zet Sol uit met de paarden, terwijl Nicolas met zijn Defender naar de Estancia Mercedes rijdt, en dan door dorre grond ploegt op weg naar het versteende woud, dat hier miljoenen jaren geleden welig groeide, nog voor de vorming van de Andes. Nu liggen de stammen daar, nadat ze een eeuwigheid lang door stof en vulkanisch as begraven waren, als stille getuige van de omstandigheden waarin dit continent is gevormd. Als het weer het toelaat vaart El Capitan met zijn kleine platbodem, voorzien van twee potente motoren, naar de elf kleine eilanden voor de kust, waar zeeleeuwen, die hun protest luidkeels laten horen als we langsvaren, en wel honderdduizend pinguïns huizen. ’s Avonds schuift de hele meute bezoekers aan tafel voor een asado (barbecue) of een goulash van een guanaco die enkele dagen eerder is aangereden.
Een nieuwe thuis
Het met korte grassen bezette landschap van Patagonië is sinds meer dan twee eeuwen een uitdaging voor de mens. Als ik koers zet naar het noorden, hou ik halt in Trelew, een westernstadje dat uit zijn pioniersvoegen is gebarsten en waar onlangs een uniek paleontologisch museum is geopend. Daar werd een rijkdom aan materiaal verzameld omtrent de gigantische bewoners die de streek hebben bevolkt. Van de glyptodont, die al in 1830 werd opgegraven, over de tien meter lange titanosaurus, tot de immense argentinosaurus, waarvan alleen de voorpoten te zien zijn, en die laten vermoeden dat het dier minstens 35 meter lang was, tussen de tachtig en de honderd ton woog, met een kop die tien tot twaalf meter boven de grond uitstak. Opmerkelijk genoeg gaat het om recente vondsten, wat laat vermoeden dat nog veel fraais onder de grond op ontdekking wacht.
’s Namiddags geniet ik in de tuin van Los Mimbres van een paar uur rust. In een ligstoel in het gras achter in de tuin van Marcella, kijk ik naar de trage loop van de Chubut, onderweg naar de zuidelijke Atlantische Oceaan. De rivier, die zo’n 800 kilometer westwaarts aan de voet van de Andes ontspringt, is hier maar zo’n twintig meter breed. Veel van het water is immers onderweg verloren gegaan. Of beter gezegd : vakkundig gebruikt. In een poging om voor zichzelf een leefbaar leven te creëren, hebben de Welshmen die hier sinds 1865 neerstreken, een nooit aflatende strijd geleverd om de grond vruchtbaar te maken en daarop te overleven.
Voor hun komst, zocht de rivier zich een weg door de woestijn, nu loopt hij door een vruchtbare vallei en dat dankzij een vernuftig irrigatiesysteem. Achtervolgd door een gevoel van onbehagen en onmacht in een Brits systeem waarin ze nooit zichzelf konden zijn, waren ze hierheen gevlucht om er het onmogelijke te realiseren. Met een klein steuntje van de Argentijnse regering en veel hulp van de Tehuelche-indianen, die hen leerden hoe in de natuur te overleven. Interessant is wel dat de argwanende Welshmen zich al van bij hun aankomst hadden beraad over de manier waarop ze met die ‘wilden’ zouden omgaan. Na veel overleg werd besloten om ze min of meer als gelijken te behandelen. Die moedige beslissing zou hun redding worden, want algemeen wordt aangenomen dat ze het zonder de hulp van de autochtonen niet gered hebben. “De Engelsen trouwden onder elkaar”, weet een bezoeker met Schotse voorouders, “de kleine groep van Welshmen vermengde zich snel met de inheemse bevolking.”
Omdat de ultieme rit naar Buenos Aires wat al te lang uitvalt, besluit ik onderweg van de beroemde Argentijnse gastvrijheid te proeven. Na een rit van ruim 1100 kilometer bereik in de omgeving van Tandil de hostería Ave Maria, een uitzonderlijke B&B waar Asunción Pereyra Iraola de Zubiaurre al haar energie heeft gestopt. In een park met reusachtige bomen verrijst een kleine hoeve uit het niets, omringd door bloemen en planten. Een oord van rust en verfijning met een vlekkeloze bediening. Het lijkt Sint-Martens-Latem wel, maar met een wat ruwer landschap tegen de achtergrond en een voorproefje van de cultuur die de Europeanen hier hebben opgebouwd. Een thuis, duizenden kilometer van huis.
Door Pierre Darge – Foto’s PPI
Wie hier woont, draagt een verhaal met zich mee, dat altijd elders begonnen is, met voorvaderen die op de vlucht waren.
Ik onderga de immensiteit van het land : de heuvels en de grassen, de voort-rennende schaduwen van de wolken over het groen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier