Hortense, de missionaris en hun kinderen
?Priester Jan was mijn leraar Engels. Mettertijd werden we verliefd. Ik was zo
Hortense Kitume. De naam zegt u hoogstwaarschijnlijk niets, maar misschien gaat er een belletje rinkelen als u weet dat ze al bijna veertig jaar mevrouw Van Handenhoven is, echtgenote van Jan en moeder van Werner, Gunter, Sandrine en Mireille. (Mireille is eigenlijk haar halfzusje, het laatste kind van haar vader, dat ze heeft geadopteerd na zijn dood.) Twee van haar kinderen zijn wereldberoemd in Vlaanderen. Voetballer Gunter Van Handenhoven en Sandrine, Princess of Soul, laureate van Idool 2004 en TV1-omroepster in 2008. Moeder en dochter kwebbelen en tateren door elkaar, ze geven elkaar om de haverklap high fives. Ze knuffelen, lachen en dollen. Afrikaanse vrolijkheid alom. Dat is ooit anders geweest.
Hortense : ?De buitenwereld kent mij als een opgewekte levenslustige vrouw. Men vraagt me soms waar ik de kracht vandaan haal om te zijn wie ik ben. Het is mij ook niet helemaal duidelijk, maar ongetwijfeld ligt aan de basis het gevecht dat ik heb moeten leveren om de vrijheid en de liefde te ontdekken.”
De verhalen over de vroege kinderjaren en de jeugd van Hortense zijn hels, en ze maakte het zichzelf ook niet makkelijk door verliefd te worden op een blanke priester. Dat blijkt uit het intrigerend boek dat ze schreef : Hortense Kitume. Vrouw van een missionaris.
Sinds wanneer weet ze dat haar vader missionaris was ? ?Nog niet zo heel lang”, zegt Sandrine. ?Pas een paar jaar. Bij ons thuis verscheen een tv-ploeg om mijn vader te interviewen over de pedofilieschandalen in de kerk. Hoezo ? Wat had hij daarmee te maken ? Hij was ook pater. Huh ? Wanneer dan ? Ik dacht dat hij als leerkracht naar Congo was getrokken om les te geven, en dat mijn ouders elkaar op die manier hadden leren kennen. Dat hadden ze ons toch altijd gezegd. Dat was ook zo, maar het was niet de hele waarheid. Hun leeftijdsverschil vond ik wat ongewoon, maar ik stelde me daar geen vragen bij. Vorige week heb ik de drukproef van het boek gelezen. Er waren zoveel dingen waarvan ik niet op de hoogte was. Ik vroeg er weleens naar, maar dan zei mijn ma dat ik er nog te jong voor was. Ze zou het me later wel vertellen.”
Hortense : ?In november 1975 kwamen Jan en ik naar België. Alles wat daaraan voorafging in Congo, was zeer heftig. Vooral de laatste maanden. Ik had die miserie absoluut nog niet verwerkt, en ook mijn aankomst in Europa was een grote schok. In Kinshasa was het om negen uur ’s morgens 27 graden, toen ik in Zaventem aankwam, was het donker en min twee. Bijna dertig graden verschil. En het blééf maanden donker. Alsof ik ondergedompeld was in een eeuwige nacht.”
Sandrine : ?Schattig van oma om een warme winterjas voor je mee te brengen naar de luchthaven.”
Hortense : ?Onvoorstelbaar, hoe ik met open armen ontvangen werd. Daardoor schaamde ik me nog meer over hoe míjn familie zich tegenover Jan gedragen had. We woonden bij zijn ouders tot ons eerste kindje geboren zou worden. Mijn schoonmoeder noemde me ma fille. Ze waren erg met me begaan. Als ik eens een dag wat stiller was, vroegen ze zich af wat er aan de hand was. ‘Zouden Jan en Hortense ruzie hebben ? Zou ze heimwee hebben ?'”
En ? Had ze heimwee in deze koude en sombere winters ? ?Nooit”, zeg ze beslist. ?Geen moment. Waarschijnlijk omdat ik er geen mooie herinneringen aan bewaar. Toen al wou ik mijn levensverhaal op papier zetten, maar dat lukte niet. Ik had gruwelijke nachtmerries, ik huilde in mijn slaap, en telkens als ik probeerde over mijn ervaringen te schrijven, werd ik overmand door verdriet. Ik kwam nog niet aan vijf bladzijden. Altijd maar huilen en huilen. Jan vond dat schrijven geen goed idee. ‘Laat het varen’, zei hij. ‘Laat het achter je. Richt je op de toekomst.’ En dat deed ik, ik kon niet anders. Ik was snel zwanger, en ik leerde volop Nederlands. Aanvankelijk wilden we uitwijken naar Canada, omdat we dachten dat het daar voor Jan als uitgetreden priester makkelijker zou zijn, en voor gekleurde mensen zoals ik. Maar we bleven in Sint-Niklaas. Jan en ik bouwden een mooi en vol leven uit. Ik heb nog directiesecretariaat gestudeerd. Ik sprak goed Nederlands en kon het ook lezen en schrijven. Ik werkte in Antwerpen, eerst op het consulaat van Congo, daarna bij de Compagnie Maritime Belge, afdeling Afrika. Toen Mireille naar België kwam en Sandrine werd geboren, bleef ik thuis en leefde vooral in functie van mijn gezin. Toch bleef mijn jeugd me achtervolgen. Hoe ouder ik werd, hoe pijnlijker.”
Dacht u er nooit over om in therapie te gaan ?
Hortense : Nee. In mijn cultuur was dat onbestaande en ondenkbaar.
Sandrine : Mijn ma vertrouwde niemand meer. Waarom zou ze tegen een volslagen vreemde haar verhaal doen ? Uit haar boek blijkt toch dat haar van kleins af werd ingepompt dat geen mens te vertrouwen is ?
Hortense : Uiteindelijk heb ik Hilde Smeesters mijn verhaal verteld, in zes keer. Zij heeft het opgeschreven. Ook tijdens die sessies bleven de tranen stromen. De definitieve versie heb ik in één ruk en met droge ogen uitgelezen. Dát was mijn therapie.
Sandrine, hebt u ooit uw Afrikaanse grootouders gekend ?
Sandrine : Mijn grootvader is in 1983 gestorven toen mijn ma zwanger was van mij. Mijn grootmoeder woont nog altijd in Kinshasa, maar ik heb haar nog nooit gezien. Ik ken haar alleen van aan de telefoon. We hebben een aantal keer op het punt gestaan om naar Congo te reizen, maar het klimaat was nooit gunstig. Congo kwam altijd negatief in het nieuws. Als kind moest ik dan heel erg huilen en vroeg ik : ‘Waarom halen we ze niet naar België ? Ze kunnen toch bij ons logeren ?’ Ik ben wel in Burundi geweest, als ambassadrice van SOS Kinderdorpen. Daar heb ik aan den lijve ondervonden hoe dat is, leven in Afrika. Geen stromend water, geen elektriciteit, kakkerlakken in de kamer… Ook Vincent Kompany, Ronny Mosuse, Kim Gevaert en Gabriel Rios zijn ambassadeur van SOS Kinderdorpen die kinderen opvangen om ze een warme thuis te geven.
Hortense : De situatie is er de laatste vijftig jaar niet op verbeterd. Integendeel. Toen wij klein waren, stonden we nog onder iemands hoede, ook al werden we verwaarloosd of als huisslaafjes gebruikt. Nu kunnen veel kinderen bij niemand meer terecht. Niemand wil zich over hen ontfermen, want men zegt dat ze behekst zijn.
Als ik mijn leven in één woord moet samenvatten, is dat : vechten. Voor alles wat ik heb, voor alles wat ik ben. Ik ben in 1956 geboren in de Burundische hoofdstad Bujumbura, als middelste van drie kinderen uit Congolese ouders. Mijn moeder was een eenvoudig meisje. Mijn vader, Etienne Kitume, was een playboy, dol op chique pakken en op maat gemaakte schoenen uit Italië. Een wereldse, ambi- tieuze man die rechten studeerde aan de universiteit Lovanium in Kinshasa, waar de intellectuele elite van Congo gevormd werd. Ik was drie jaar oud toen mijn ouders in 1959 scheidden. Sindsdien werden we van hot naar haar gesleept. Mijn moeder keerde met ons terug naar Congo waar, na de onafhankelijkheid in 1960, een burgeroorlog uitbrak die ons gezin nog verder uiteenrukte. Mijn zus en ik raakten verstrikt in een web van Afrikaanse tradities die onze jeugd hard en liefdeloos maakten. Wij werden weggehaald bij mijn moeder en ondergebracht bij familieleden van mijn vader, die ons niet wilden hebben. Zoals de aangetrouwde tante Béatrice, een boze heks uit de sprookjes. Ze gaf ons, in lompen gehulde kinderen, amper te eten terwijl haar eigen kinderen er weldoorvoed en heel netjes bij liepen. Of onze hardvochtige stiefmoeder Marie-Madeleine, de nieuwe vrouw van mijn vader, die me vaak haar tot de rand gevulde pispot zonder handvatten tree per tree naar beneden liet dragen… Mijn vader zag dat, maar greep niet in. Dat snap je toch niet ? Gelukkig kwam ik in de loop van mijn leven missionarissen tegen, mannen én vrouwen, die me hielpen om de ellende te overstijgen, die me eigenwaarde en zelfrespect bijbrachten, die me de liefde leerden kennen en me toelieten te worden wie ik nu ben.
Een van die missionarissen was Jan, later uw man.
Hortense : Kort voor mijn zestiende verjaardag verhuisden we en ging ik naar het Heilig Hart-college, waar priester Jan Van Handhoven mijn leraar Engels werd. Hij was veertien jaar ouder dan ik, en wij werden verliefd. Ik was zo tot over mijn oren dolverliefd, dat ik me niet afvroeg wat de wereld en de kerk daarover dachten. Ik was zeker van mijn zaak. Daarom kon ik me ook verdedigen tegen de bisschop die vroeg of ik het op mijn geweten wilde hebben dat een man God zou verlaten voor mij.
Uw relatie werd u ook door uw familie niet in dank afgenomen.
Hortense : We hielden het zo lang mogelijk geheim. In onze cultuur waren vaders ongenadig voor hun dochters, vooral als er een blanke man in het spel was. Mijn vader had heel wat connecties bij de veiligheidsdienst. Als mijn vader het wist, zou hij Jan opsluiten en ervoor zorgen dat ik hem nooit meer zag. Jan en ik waren wel verliefd, maar knuffelen of kussen deden we niet. Dat zou pas mogen als mijn vader zijn toestemming had gegeven, maar die kwam er nooit. Ook niet toen we getrouwd waren. Ons huwelijk vond plaats op 1 april 1975, ik was achttien en dus meerderjarig. Een week later mocht ik mijn Belgisch paspoort ophalen op het consulaat. In juli zouden we naar België reizen, maar in de luchthaven werd ik er bij de identiteitscontrole uitgepikt. Jan werd meegenomen door drie veiligheidsagenten. Mij brachten ze naar de vrouwengevangenis, waar ik belandde tussen prostituees, verslaafden en criminelen. Puur machtsmisbruik van mijn vader, uit woede omdat ik met een blanke man getrouwd was, een uitgetreden priester dan nog. Mijn vader werd op het matje geroepen : ?Dit is onwettig. Je houdt twee onschuldigen vast. Dit kost je je baan.” Mijn vader kon niet anders dan me laten gaan.
Uw grootvader was veel vriendelijker voor blanke missionarissen.
Hortense : (lacht) Mijn grootvader Patrice zag de paters met hun ambitieuze onderwijs- en bekeringsplannen inderdaad graag komen, en hij had zich graag stante pede tot het katholicisme bekeerd. Maar dat kon niet, want hij deelde de sponde met maar liefst negen vrouwen. Die veelwijverij stond haaks op de leer van de missionarissen. Die eisten monogamie van hun volgelingen. Grootvader schreef een wedstrijdje uit : ?Wie van jullie eerst zwanger is, mag blijven.” Dat was dus mijn grootmoeder, de acht andere vrouwen werden weggestuurd.
Zelf bent u ook niet mals voor mannelijke missionarissen. Ze knopen relaties aan met zwarte vrouwen, maken meisjes zwanger…
Hortense : In de westerse wereld komen de schandalen pas de laatste jaren aan het licht, maar dat wisten wij in Congo al heel lang. Missionarissen zijn ook mannen, met dezelfde behoeften als alle andere mannen. Dat stopt écht niet op het moment dat ze tot priester gewijd worden. Er lopen véél mulatten rond in Congo, heus niet alleen nazaten van kolonialen. Ook priesters en missionarissen lieten zich niet onbetuigd. Ik heb het vaak genoeg gezien. Briljante meisjes die zwanger werden, zonder pardon van school gegooid. En de pater ? Die had natuurlijk schrik, want als dat kind geboren werd, en het was niet helemaal zwart, ging de hele familie hem opzoeken, mét de baby : ?Hier, een cadeau voor u.” Maar wat deed hij ? Hij ging het opbiechten bij zijn overste. En wat deed die ? Hij zette de pater op het eerste vliegtuig naar België.
Uw vader zei dat alle nonnen prostituees waren.
Hortense : Daar was ik heel boos om. Ik heb de hoogste waardering voor vrouwelijke missionarissen. Die hebben heel veel betekend voor de emancipatie van de Afrikaanse vrouw. Ze leerden lezen en schrijven in de eigen taal, ze leerden Frans en kregen een gedegen opvoeding waardoor ze meer kansen kregen om op eigen benen te staan. De zusters lieten hun leerlingen boeken lezen uit de wereldliteratuur, vertelden over andere culturen en beschavingen. Ze brachten ons gevoel van eigenwaarde bij.
Hoe reageerde men in België op een uitgetreden en getrouwde priester ?
Hortense : Nooit enige kritiek of hinder ondervonden van gewone mensen, maar van de kerk daarentegen. Wat een hypocrisie. Op 2 januari 1976 hadden we een afspraak bij de bisschop. Die zei dat Jan niet meer publiekelijk mocht optreden als priester, geen lezingen geven in een kerk of een kerkkoor leiden, hij moest verhuizen, lid worden van een andere parochie dan die waar ze hem als priester gekend hebben, hij mocht geen godsdienstles geven in een katholieke school… Toen we buiten stonden zei ik : ‘Poeh, daar houden we toch geen rekening mee ? Kom jongen, we gaan friet-jes eten en vergeet zo snel mogelijk wat die man gezegd heeft. Dat komt toch niet van God ? Tegen wie heeft hij dat gezegd ?’ Jan werd leraar Frans in de handelsschool in Sint-Niklaas. Hij werd gehuwd priester in de Oudkatholieke Kerk en werkte zeven jaar als pastoor van de Oudkatholieke Kerk in Parijs. En nu is hij port chaplain in de haven van Vlissingen. Oudkatholieken kennen dezelfde riten als de katholieke kerk, ze leven volgens de geschriften van de apostelen, maar ze houden zich niet aan het celibaat en erkennen de onfeilbaarheid en het gezag van de paus niet. Het zal wel dat er mensen zijn die een paus nodig hebben, die tot een kerkgemeenschap moeten behoren, maar voor mij hoeft dat niet. Om op dieet te gaan moet je je toch ook niet per se aansluiten bij de Weight Watchers ?
DOOR GRIET SCHRAUWEN – FOTO’S FILIP VAN ROE
Hortense : ?Het zal wel dat er mensen zijn die een paus en kerkgemeenschap nodig hebben. Om op dieet te gaan hoef je je toch ook niet aan te sluiten bij de Weight Watchers ?”
Hortense : ?Grootvader schreef een wedstrijdje uit : ‘Wie het eerst zwanger is, mag blijven.’ Dat was dus mijn grootmoeder, de acht andere vrouwen werden weggestuurd”
Sandrine : ?Ik weet pas sinds een paar jaar dat mijn vader missionaris was”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier