Het trauma van het dessertkindje
Een scène in een basisschool in Berchem, zo’n derig jaar geleden. “Wat is het precies dat een walvis omhoogspuit ?” vraagt de leraar. “Olie, water, wijn ?” Nadat ik hem het antwoord schuldig moet blijven, laat hij me naar voren komen. Kwetsbaar geëxposeerd voor de klas, onderga ik de herhaling van de vraag. “Ik weet het niet”, is het enige wat ik kan uitbrengen. Ik hád effectief nog nooit stilgestaan bij het hoe en waarom van spuitende walvissen, maar achteraf bekeken, wijt ik mijn weifelende houding toch vooral aan faalangst. Stel dat ik het verkeerde antwoord had gegeven, al mijn klasgenoten zouden me in mijn gezicht uitgelachen hebben. Niet dat deze tactiek veel hielp, want door mijn hardnekkig stilzwijgen gierden en brulden ze tóch. Mijn ogen beginnen te tranen. Ik voel me misbruikt.
De onderwijzer vuurt een volgende vraag op me af : “Hoe is het met je broer Dirk ?” Ik vertel hem dat het mijn grote broer, die tien jaar eerder op dezelfde schoolbanken zijn broek sleet, goed vergaat. “Heeft hij al een lief ?” Snotterend antwoord ik : “Ja.” “En, is het een knappe ?” Ik hou het niet meer. Terwijl ik nee schud, is de vloed niet langer te stoppen. Niet dat het lief – nu al geruimde tijd de echtgenote – van Dirk zo afzichtelijk was. Ze zag eruit als een hippie, en het klopt dat ik van bloemetjes in het lange haar allerminst een fan was, maar het probleem lag véél dieper. Ze had me mijn broer afgepakt. Mijn grote broer, die me bijna alles in het leven had geleerd. Hij had me in de rockmuziek geïnitieerd en nam me op sleeptouw als hij in de stad ging shoppen : de combinatie van die twee leidde tot mijn latere platenverzamelwoede.
Maar sinds hij vaste verkering had, ging alle aandacht naar háár. Typisch een trauma van het nakomertje. Zoveel jaren later heb ik het soms nog moeilijk met het gedrag van Dirk en Rein, mijn 13 jaar oudere zus. Als we elkaar zien of horen, lijkt het er vaak sterk op dat zij in de eerste plaats hun eigen verhaal kwijt willen. Alsof we sinds onze kindertijd in een rollenpatroon zijn blijven steken : zij de spraakwatervallen, ik de braaf knikkende, volgzame, gretige luisteraar. Soms zou ik willen roepen : “Hey, ik heb óók iets te vertellen.” Het kleine broertje heeft met de jaren ook al een en ander meegemaakt, namelijk. Intussen heb ik ook zélf een dessertkindje, zoals mijn vrouw het noemt. Zálig, zo’n nakomertje, weet ik nu. Het is alsof ik nog méér van Seppe kan genieten dan van zijn broers en zijn zus toen ze nog in luiers ronddrentelden. Wellicht omdat ik ouder en rustiger ben geworden ? Wat ook de reden mag zijn, het is gewoon héél leuk om Robbe (7 jaar ouder), Jef (10 jaar ouder) en Lise (12 jaar ouder) met Seppe te zien dollen en zelfs, af en toe, mee de zorgen voor die schattige peuter te zien opnemen. Maar tegelijk vraag ik me af of Seppe er later een even complexe relatie met hen zal op na houden als ik met mijn broer en zus. –
Peter Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier