Het rapport
Juni: examentijd. Ook voor studenten die zich niet in Plato verdiepen. De leerlingen aan de nationale modescholen leggen hun eindproef publiek af, gewikt en gewogen door een jury van fotografen, journalisten en tv-ploegen.
LA CAMBRE Locatie en enscenering
De Brusselse modeschool La Cambre kan maar geen thuishaven vinden voor het eindejaarsdefilé. De laatste jaren emigreert het hele spektakel steeds weer naar andere locaties in de binnenstad van Brussel, en laat dat meteen ook de bedoeling zijn. Volledig lukraak gebeuren de adreswijzigingen evenwel niet : er wordt bewust gekozen voor open, quasi-publieke ruimtes, het liefst met een utilitair karakter, om de vaak aangehaalde ‘moderne insteek’ van de schoolfilosofie te onderstrepen. Helemaal op z’n Brussels hangt men aan die locatiewissels ook graag een conceptueel karretje : zo gaat men ‘een dialoog’ aan met het gekozen gebouw, en ‘vervaagt’ men ‘grenzen’ tussen mode en stadse omgeving. Daarbij en daarenboven wordt ook enige inzet van het publiek gevraagd, zoals vorig jaar, toen La Cambre twee ruimtes in dezelfde buurt had afgehuurd, elk voor een ander deel van het defilé, zodat de aanwezigen de straat dienden over te steken om de tweede helft van het programma mee te maken.
Plaats van gebeuren dit jaar was het cultuurcentrum La Raffinerie / Plan K, en opnieuw had het bestuur van La Cambre geen zin in een traditioneel defilé. Bij aankomst werd het publiek in twee groepen onderverdeeld en naar verschillende verdiepingen in het betonnen gebouw gestuurd. Wie naar de vijfde etage werd geleid, kreeg de presentaties van het tweede en het derde jaar te zien, wie op het gelijkvloers mocht blijven, mocht de werken van het vierde en het vijfde jaar bekijken. Tijdens de wissel, meteen ook de pauzetijd, traden de eerstejaars aan, maar dan wel op de eerste verdieping. Gelukkig waren we al een keertje eerder in Plan K geweest en liepen we niet hopeloos verloren.
Concept
La Cambre vraagt vooral aan de hogere graden daadwerkelijke collecties te maken. Van de voorbereidende studiejaren wil men eerder experimenten, conceptverkenningen, researchverhalen en zelfreflectie zien. Dat laatstgenoemde opdrachten zich niet meteen vertalen naar sprankelend podiumvertoon, laat zich raden. Op zich geen nadeel, want bijlange niet alles wat onder een schijnwerper doeltreffend lijkt, is ook interessant op modegebied. Toch worstelt La Cambre nog zichtbaar met de balans tussen studie en spektakel, nog het meest tijdens de passage van het derde jaar. Het leerpakket van dat jaar spitst zich nadrukkelijk toe op beweging en plasticiteit, op het heel erg letterlijke af. We hebben het raden naar wat zich tijdens de lesuren afspeelt (alhoewel : daaromtrent maakt de catalogus, zwanger van betekenis, gewag van des gymnastiques créatives), maar tijdens het defilé brengt elke derdejaars een soort dansvoorstelling, al dan niet met een boodschap. Er wordt geswingd, gehinkt, gehuppeld, gesleept en gerend, maar modern ballet kan je het bezwaarlijk noemen. Er moeten immers kledingontwerpen getoond worden en die staan in slechts weinig gevallen in directe relatie met de choreografie. De bewegingsleer zag er dit jaar een beetje te veel ‘van moeten’ uit, en deed bij ons vooral de vraag rijzen wat een La Cambre-derdejaars met een viscerale afkeer voor turnen te doen staat. Let wel : dansen en mode kunnen perfect samengaan. In de jaren zestig verplichtte André Courrèges zijn podiummodellen tot de twist en de yè-yè, maar hij had dan ook een moderevolutie te prediken.
Publiek
Het defilé van La Cambre staat ingeburgerd en wel op de algemene cultuurkalender van de Brusselaars, dat bleek dit jaar opnieuw. Schijn bedriegt en voor de rest kunnen we enkel afgaan op de gesprekken die we hier en daar afluisterden, maar het merendeel van de aanwezigen had vast een zelftraining in het bijwonen van theater-, dans- en poëzievoorstellingen achter de rug. Een dankbaar publiek dus voor het bij vlagen cryptische statement dat La Cambre uitdraagt. Ook een klein leger tiener- fashionista’s met discotheekabonnement gezien, en dat is belangrijk, want zulke bonte soldaten zijn zich terdege bewust van hun rekruterende functie.
Opgemerkte studentencollecties
Emilie Beaumont (3de jaar) : de uiterlijkheden van jockeys en paardendressuur, uitvergroot naar vrouwenmode vol satijnen linten en medailles.
Oliv Dellavedora (4de jaar) : een mannencollectie met een (misschien onbewust) saluut aan de Britse smaakmaker Kim Jones. Bloemenstofjes voor broeken, geometrische lijnen voor de bovenstukken.
Pierre Daras (4de jaar) : een flinke nadruk op coupe en flou, zo te zien bedoeld voor meisjes met zin voor mystiek.
Camille Rivet (4de jaar) : eerder voor haar gekscherende, vaudevillewaardige presentatie. Een acteur met een blonde vrouwenpruik die een pruilende, stamelende actrice T’es cocu ! toeroept, bijvoorbeeld.
Loubna el Amouri (5de jaar) : vrouwelijke officiers in zwart en wit, met erelinten ter grootte van een jurk en schaakstukken op de neus van hoge pumps gedraaid.
Laurent Edmond (5de jaar) : Laura Ashley vanuit haar klein huisje op de prairie linea recta Studio 54 binnen : rucherokken, paisley en houten kralen vechten het uit met tijgermotieven en goudlamé.
Perrine Mees (5de jaar) : een mooie afstudeercollectie voor stadse ballerina’s, met ingenieus plooiwerk en Grieks gedrapeerde stoffen, subtiel gecontrasteerd met metalliek lycra.
Jeremy Dhennin (5de jaar) : roze romantiek in de fitness en de kledingcodes van rapjongens andermaal onderzocht. Bizar detail : gouden gebitten op de borst gespeld.
Cathy Pill (5de jaar) : met voorsprong de beste collectie van het defilé. Afrikaanse stoffen oneerbiedig wild en dichterlijk vrij gecombineerd, verknipt of met bont afgebiesd, voor gemakkelijk ogende en toch slim in elkaar gezette meisjesmode.
HOGESCHOOL ANTWERPEN Locatie en enscenering
Vorig jaar raakte de Antwerpse modeacademie het contract met haar vertrouwde Handelsbeurs voor onbepaalde tijd kwijt, aangezien de sloophamers en de graafmachines er kwamen renoveren. De noodgedwongen verhuis naar Hangar 29 aan de rand van de Schelde zorgde voor ongemak, toch voor het publiek dat in juni 2003 naar studentenmode kwam kijken en in een kale, kokend hete loods met ongezellige voetbaltribunes terechtkwam. Dit jaar werd het euvel verholpen. Terecht, want de toegangsprijs van 25 euro per zitje moest verantwoord kunnen worden. Geen lange catwalk meer maar een groot, driehoekig podium met stoelen errond die niet in elkaar konden klappen en met een afgestemde geluidsinstallatie. Dankzij deze eenvoudige ingrepen werd het zelfs knus in de industriële hangar.
Concept
Het recept van de Antwerpse modeschool blijft ongewijzigd : al decennia lang maken de eerstejaars enkele experimentele stukken, baseren de tweedejaars zich voor een kleine collectie op historische elementen, zoeken de derdejaars inspiratie in etnische klederdracht en krijgen de laatstejaars qua invalshoek carte blanche om een volwaardige collectie, met alles erop en eraan, te concipiëren. Vooral de grabbeltonnen van de geschiedenis en de aardrijkskunde blijken onuitputtelijk, en niets wijst erop dat de directie aan die formule wil sleutelen.
Publiek
Jan, Alleman en diens aangetrouwde familie : door de jaren heen is de show van de Antwerpse modeschool een evenement geworden waar iedereen gezien wil worden. Ook de 264 officiële Belgische modeontwerpers met een bureau in Antwerpen doorbreken er graag hun isolement voor. Doordat de Antwerpse show een daadwerkelijke dwarsdoorsnede van de vaderlandse populatie aantrekt, maakten nu ook de Generatie Scapa Sports en een schijf Nieuwe Belgen hun opwachting. Een speciale vermelding voor de vele jonge koppeltjes, bestaande uit een logolustig, modieus gekapt meisje en haar verveeld, recht van het amateurvoetbal meegesleurd vriendje. Wanneer hij niet nog maar eens een interview aan De Rode Loper aan het weggeven is, kan Dirk Bikkembergs komen casten.
Opgemerkte studentencollecties
Demna Gvasalia (2de jaar) : uit de ruiterij gedeserteerde, chique jongens, met heel winkelwaardige kleren aan.
Helena Lumelsky (2de jaar) : een verbazend volwassen mannencollectie, toch voor een tweedejaars. In modetaal te omschrijven als Armani meets Rembrandt in grey : donkere pakken met uitgebalanceerde volumes en vele, vele plooitjes, waarvan geen enkel te veel.
Marion Michel (3de jaar) : kortgerokte modellen met een wirwar van vintage-geïnspireerde strik- en knooptopjes, een optisch verlengde nek en starre poppenmaskers zorgden voor effect .
Karin Schönenberger (3de jaar) : zij viel vorig jaar al op door haar paarlen- en opiumsfeer, en nu weer zette ze, via de esthetiek van vlinders, een vrouwenbeeld neer die Khnopffs vingers hadden doen jeuken.
Aleksandar Kovacevic (3de jaar) : Mugler is niet dood in het Dichte Oosten : Kovacevic bouwt puntige powerdames en stopt ze in tekendooskleuren.
Christopher De Vos (3de jaar) : regressietherapie voor de moderne man, o.a. door bonte trainingspakken met naïef knutselwerk en enorme jassen gemaakt uit vingerpoppetjes.
Peter Pilotto (4de jaar) : ging voor de grand écart van balletmeisjes maar omzwachtelde die liever met grillig bedrukt chiffon en voederde hen een afgestreken lepeltje Fellini.
Julie Fogel (4de jaar) : etherisch en ingetogen, maar niet eenzijdig, dankzij de gedoseerde etnische invloeden en een rijkgeschakeerd kleurenpalet. n
Tekst Peter De Potter I Foto’s Etienne Tordoir
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier