Het hartvuur niet geblust

Ik lig languit op de onderzoekstafel, waarvan het witte similileder in de loop der jaren gescheurd is onder het gewicht van een stoet patiënten. In een hoek van de kamer staat een tafeltje met medische attributen. Ik zie een bloeddrukmeter, pincetten en grijptangen, steriele verpakkingen en doosjes met Chinese opschriften. Aan de muur hangt, levensgroot, een tiep die je liever niet zou tegenkomen als je laat op de avond in de kelder een biertje gaat halen. Hij heeft blootliggende spieren en een griezelige grijns. Een andere vergeelde prent toont het inwendige van ons aller oor, met het hamertje, de stijgbeugel en nog wat merkwaardige botjes en beentjes. Toen ik voor het eerst van hun bestaan kennis nam, bij meester Rik die kettingrookte, deden ze mij zuchten van bewondering over het genie van de schepper in wie ik nog rotsvast geloofde.

De dokter heeft de tropenhanden van mijn vader, zoals die op het stuur van onze Opel Rekord rustten in de zomer van 1977. Hij vraagt mij mijn tong uit te steken. Ik voel mij daar ongemakkelijk bij, temeer omdat hij niet vraagt er ‘Aàà’ bij te zeggen, wat ik uit mezelf niet durf. Er is weinig debielers dan in het gezelschap van een andere volwassen man met je tong uit je mond te zitten, ook al moet dat maar even. De dokter informeert of ik last heb van hartkloppingen en peilt naar mijn medische verleden. Gelukkig mag ik mij al een leven lang in een redelijk goede gezondheid verheugen. Sinds ik vier was, moest ik niet meer in een ziekenhuis verblijven. Toen betrof de ingreep niet veel ingrijpenders dan het trekken van de amandelen. Van vervelende aandoeningen ben ik sindsdien echter niet gespaard gebleven. Ik liefhebber in kwaaltjes die dokters de wenkbrauwen doen fronsen, en waarmee je het met een beetje geluk tot voetnoot in een medisch handboek kunt schoppen.

De dokter haalt zijn naalden boven want hij is een bedrijver van de acupunctuur, en van zulke mannen mag je dat al eens verwachten. Hij prikt naalden in mijn voeten en mijn handen en zelfs een paar onder mijn ogen, daar waar de kraaienpoten komen. Het doet maar een klein beetje pijn. “Vliegenbeten”, zou mijn grootvader dit soort prikjes hebben genoemd. (Nooit ben ik erachter gekomen of vliegen daadwerkelijk kunnen bijten.)

Als een gewillig speldenkussen moet ik een kwartier blijven liggen en mij proberen te ontspannen. In het geelgeverfde plafond zit een grote koepel waardoor ik het blauw van de lucht kan zien. Zo van onderuit bekeken is het effect intens. Geholpen door de stilte en de naalden en de geur van verbrande kruiden die zich door het vertrek verspreidt, krijg ik een gevoel dat je misschien wel zou kunnen omschrijven als spiritueel. Ik hou niet van dat woord, dat charlatans te pas en te onpas gebruiken. Toch krijg ik de aandrang woorden te prevelen die mij kunnen bevrijden van onrust en twijfel, van korte nachten en hartzeer, van rusteloze benen, kliederkoorts, lawaaierige brommers en de niet aflatende argwaan tegenover mijn naasten. Ik moet dringend werk maken van het plan dat ik al een tijdje koester, namelijk een gebed ontwerpen dat flarden van gebeden uit alle religies bevat, van de islam tot de kerk van Mormon. Een soort religieus Esperanto dat de volkeren der aarde dichter bij elkaar brengt, en waar zelfs goddelozen zoals ik iets aan kunnen hebben. Al valt de mogelijkheid niet uit te sluiten dat sommigen een dergelijke rituele ratatouille juist als godslasterlijk zullen ervaren. Dat risico neem ik erbij.

Een stijlvolle, niet meer piepjonge verpleegster komt mij van deze dwaze gedachten bevrijden. Ze trekt de naalden pijnloos uit mijn lijf. Ik wijs mijn kruin aan als ze vraagt of ze er nog vergat te verwijderen. “Voor u is het elke dag een beetje paaseieren rapen”, waag ik het een flauw grapje te maken. Ze lacht niettemin, uit vriendelijkheid.

De dokter schrijft Chinese kruiden voor met namen die aan toverspreuken doen denken. “Uw yin en uw yang zijn ernstig verstoord”, luidt zijn diagnose. “Het water van de nier krijgt het hartvuur niet geblust.”

Als het niet waar is, dan vind ik het toch knap bedacht. En van een poëzie die zeldzaam is in dokterskabinetten in het Westen.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content