HET GEHATE KLEDINGSTUK 6

HET MARGARINEKOSTUUM

Ik heb, als zovelen wellicht, de kleren gehaat die mij werden opgedrongen door mijn moeder en zusters die ook van niet beter wisten en allerlei gedrochten voor mij uitzochten die toen in de mode waren. Ik herinner mij onder andere een blauw marinekostuumpje waarmee ik op straat door iedereen werd uitgelachen : “Kijk nu toch ne keer naar dat schuun matrozeken”. Hoe vaak heb ik mijn moesje niet gesmeekt om dat margarinekostuum zo noemde ik het onding niet aan te hoeven.

Doch nu is het dus nog erger, die mode voor kinderen. Versierd als kerstbomen ontsieren horden kleuters en peuters het straatbeeld. En al deze ellende omdat ouders vinden dat die kinderen een afspiegeling moeten zijn van henzelf. En iedereen zal weten hoe lief zij hun schattebouten wel hebben. Hun eigen kleine is natuurlijk de slimste en de beste. En daarom moeten die kinderen al die klownspakjes aan. Terwijl die kinderen natuurlijk al bijna allemaal even dom zijn, want heb je al ooit een kind iets weten uitvinden van waarde of een kunstwerk weten scheppen dat bijdroeg tot de verheffing van het mensdom ? Daar komt nog bij dat ze stuk voor stuk een vreselijk hoge pet op hebben van zichzelf.

Terugblikkend moet ik ook zo’n ettertje geweest zijn, want ik meen me te herinneren dat ik mezelf toch zo’n speciaal kereltje vond dat altijd de beste moest zijn in verspringen en werkelijkheidsonderricht en ik vond die andere kinderen dus maar een bende debielen. Nu ik groot ben, tracht ik echter zo hard mogelijk van zoveel mogelijk mensen te houden en hen vreugde te schenken of hen te troosten in hun verdriet omdat ik vermoed dat daarin mijn redding ligt. Want verder vind ik er eigenlijk sowieso niet veel aan, aan het hele gedoe hier op aarde. Je wordt geboren, je verkoopt wat miserie hier en daar en dan is het alweder afgelopen, zo heb ik ergens gelezen. Waarom heeft men het toch immer over haat en ergernis tegenwoordig ? Waarom niet eens praten over liefde en mededogen ? Daar kom ik later weleens op terug in een of ander lied.

Haat dus. Ja, die mode uit de jaren zeventig, die heb ik ook flink gehaat. Die olifantepijpen en die platformschoenen, ik heb het allemaal zelf meegemaakt. Deze of gene debiel uit Milaan had dat wellicht plotseling uitgevonden, en voortaan zou iedereen zich waggelend als een olifant of nijlpaard door het bestaan slepen. Het was gelukkig snel voorbij. Op een mooie dag zag iedereen plots in hoe wij met zijn allen voor gek hadden gelopen en werd er in allerlei komische programma’s de draak mee gestoken. Mijn lievelingszanger, de heer Steven Morrissey schreef er ongeveer in het midden van de jaren tachtig een droevig lied over : Bengali in platforms. Daarin beschrijft hij hoe hij ergens in een Londense straat een Bengaalse jongen ziet lopen met van die voorbijgestreefde platformschoenen en olifantepijpen. Alleen lijkt die jongen niet te beseffen dat dit nieuwe vreemde Engeland allang is overgeschakeld op leren puntschoenen en nauwpijpige Duran Duran-broeken. Dat ontlokt bij Morrissey een gedachte die hij aldus vertolkt in dit lied : Life is hard enough when you belong here. Dat leverde hem meteen de reputatie op van racistische balzak.

Doch, zo vraag ik mij af, dienen wij met z’n allen niet eens diep na te denken over deze vaststelling ? De droefheid over alles wat voorbijgaat, die ervaar je toch het meest als je naar foto’s van vroeger kijkt. En wat zie je dan ? Jonge mensen die nu oud zijn met van die belachelijke ouderwetse kleren aan. Dat vonden ze toen mooi en nu is het zielig. Horen wij wel thuis in het heden ? Het verleden is een vreemd land, daar doen ze de dingen anders, zo sprak Hartley.

LUC DEVOS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content