Halve levens

“Tweeëndertig euro voor vier pillen”, zegt hij. “En dat is dan nog de generische variant !”

Mijn makker met de koortsige ogen heeft het over de erectietabletten die hij heeft aangeschaft, deels uit lust, deels uit schrik dat het niet zou lukken om met zwier de scheve schaats te berijden, na al die jaren als goede huisvader.

“Tweeëndertig euro voor vier”, herhaal ik. “Op sommige plaatsen is voor die prijs het meisje inbegrepen. Ik hoop dat je waar voor je geld hebt gekregen.”

“Het was nogal euh… explosief. Al weet ik niet of dat door de chemie komt of door de omstandigheden. Dat spul wérkt, zoveel is zeker, en gelukkig op beschaafde wijze. Ik was al bang dat ik vierentwintig uur zou rondlopen als zo’n Priapusbeeldje.”

“En voelde je je achteraf niet schuldig tegenover Claire ?”, wil ik weten, nooit te beroerd om zout te strooien in de wonde van de pekelzonde. Claire is de vrouw, zo had u begrepen, met wie mijn kameraad een theaterabonnement deelt en de echtelijke sponde in een passiefwoning met veel groen.

“Niet echt”, antwoordt hij. “Het voelde als iets… waar ik recht op had. Iets wat moest worden voltrokken. Het hinderlijkste was niet het knagen van mijn geweten, maar dat ik in het holst van de nacht wakker schrok in mijn vriendin haar slaapkamer. Ik moest denken aan de vuilniszakken.”

“De vuilniszakken ?”

“Om vijf uur ’s ochtends ben ik uit bed gesprongen en heb ik mij naar huis gerept om die buiten te zetten. Claire zat in Straatsburg. Ze zou het verdacht hebben gevonden als die zakken bij haar thuiskomst nog in de garage stonden. Ik ben bij haar ingetrokken in 2001, de week voor die vliegtuigen de torens invlogen. Ik kan me niet herinneren sindsdien één keer het vuilnis te zijn vergeten.”

De gedachte aan meer dan een decennium huisvuil, zeshonderd zakken vol botervlootjes, kaasschillen en melkflessen, vergroot op een morsige manier mijn begrip voor zijn bokkensprongen. Misschien moet het worden ingeschreven in de Universele verklaring van de rechten van de mens : het recht van elkeen om de sleur te bestrijden. Mijn kameraad is geen slechte vent, hij probeert ook maar een compromis te vinden tussen zijn drang naar avontuur en zijn behoefte aan vastheid. Niemand bedriegt voor zijn plezier of uit pure kwaadaardigheid. Hooguit gebeurt het uit domheid, uit wellust of onbeholpenheid, of omdat je moeder zich een eeuwigheid geleden niet genoeg om je heeft bekommerd. Soms ook uit ledigheid en schrik, omdat de dagen je als kortkorrelige rijst tussen de vingers glijden. In zulke gevallen proberen mensen al eens uit twee halve levens een heel samen te stellen.

“Vind je dat ik het aan Claire moet zeggen ?”, vraagt mijn kameraad, met ogen die doen denken aan pluizige prooidieren.

“Zeker”, zeg ik. “Tenminste toch in theorie. Nergens ter wereld wordt het erg nobel of dapper bevonden je naasten te bedriegen waar die bij staan. Maar je riskeert dat ze je buitenzet, en dat je lief van de weeromstuit de schrik om het hart slaat – zo serieus had ze het ook weer niet bedoeld. Binnen de kortste keren sta je dan op de glimmende kasseien, alleen en in de regen met een bezoekregeling, terwijl dat juist je ergste nachtmerrie is. Ik zou een slechte kameraad zijn als ik je dat adviseerde.”

Hij neemt een gulzige slok van zijn biertje. “Ik denk dat ik nog maar even de kat uit de boom kijk”, zegt hij dan, met een blik op de twee jonge meiden die aan het tafeltje naast ons zijn komen zitten. Ze dragen kattige laarsjes en hebben ogen waarin afkeuring staat te lezen. De bereidheid van zij die nog maar pas ten tonele zijn verschenen om al voluit te veroordelen.

“Misschien”, fezel ik met de plagerij van oude vriendschap, “valt therapie te overwegen. Jij hebt vast niet meer nodig dan een blisterverpakking voor vier jaren. En loopt het eerder fout, dan mag je bij mij op de bank komen slapen.”

JP.MULDERS@SKYNET.BE

“Ik kan me niet herinneren sinds 9/11 één keer het vuilnis te zijn vergeten”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content