Grafisch talent in de zandbak

Het beeld regeert, zeker in de mode. Fotografen, stylisten en modellen houden collecties van de ontwerpers recht. De grafisch ontwerper vervolledigt dat modebeeld. Twee vooraanstaande Belgische grafici over de tendensen in de visuele communicatie.

‘Paul Boudens Works Volume 1’, uitgeverij Ludion,

ISBN 90-5544-460-x

De directe aanleiding voor dit interview is de publicatie bij Taschen van het naslagwerk Graphic Design for the 21st Century, een turf die de honderd meest toonaangevende grafische ontwerpers alfabetisch rangschikt. Anne Kurris noch Paul Boudens staan in de gouden lijst, maar dat verwondert hen niet. “Er staat niet één Belg in”, merkt Boudens op. “Belgen worden sowieso weinig opgepikt door de internationale grafische wereld, en degenen die in de mode actief zijn al helemaal niet”, weet Kurris. “Er bestaan genoeg internationale wedstrijden voor grafisch design, dé manier om opgemerkt te worden”, aldus Boudens. “Maar daar doen bijna geen landgenoten aan mee, omdat we er nauwelijks van op de hoogte gesteld worden.”

Kurris en Boudens zijn niet de minsten in het grafische wereldje. Zij was cruciaal in de beeldvorming rond de Antwerpse Zes (vooral via het indertijd ongezien kwalitatieve tijdschrift BAM) en hij heeft de afgelopen tien jaar ook al drie vierde van de Belgische modeontwerpers van grafische verheffing voorzien. Kurris geeft nog steeds les (ze is docente grafische vormgeving aan het Antwerpse Sint-Lucas, Paul Boudens is haar oud-leerling), maar sinds een aantal jaren zet ze geen ‘grafisch vormgever’ meer op haar naamkaartje, al haar energie gaat nu naar het ontwerpen van een eigen kindercollectie.

Boudens denkt nog niet aan een carrièrewissel : zijn boek (begin dit jaar gepubliceerd), dat een overzicht geeft van zijn werk van de afgelopen tien jaar, draagt de veelzeggende titel Works Volume 1. Allebei vinden ze dat België zijn grafische zonen en dochters een weinig stimulerende opvoeding meegeeft, ondanks het feit dat de Belgische mode al twee decennia lang zulke hoge toppen scheert.

Hier werkt men minder intellectueel

Anne Kurris : “Er is weinig traditie. Kijk maar naar de opleidingen. Er zijn er nog altijd veel te weinig van. Grafisch design maakt vaak maar een paar uurtjes in een totaal lessenpakket uit. Helemaal anders dan bijvoorbeeld in Nederland. Daar wordt grafisch design als discipline beter gewaardeerd, het wemelt er dan ook van de bureaus en collectieven, vaak met een internationale reputatie. Nederland houdt zich echt bezig met vormgeving. De Nederlandse stijl is zeer rationeel, met regels en stijlafspraken en beroepsverenigingen. In België is dat niet het geval. De losse verzameling mensen die zich al met grafische vormgeving bezighouden, vatten hun werk persoonlijker op. In het beste geval op het anarchistische af.” “België is een grote zandbak, en elk zit te spelen in zijn eigen hoekje”, vindt ook Boudens.

Anne Kurris : “Kijk naar de architectuurgeschiedenis in Nederland en je ziet een eenduidige, strakke stijl. De Belgische architectuur is vooral van alles wat. In de grafische vormgeving is dat ook zo. Maar dat is eigenlijk oké. Die variatie is ook een sterkte. Hier werkt men illustratiever, minder intellectueel. Fouten mogen. Het mag al eens spatten. Of afwijken van de opgelegde norm. Om naar mijn vergelijking met de architectuur terug te keren : iemand als Luc Deleu zou nooit vanuit Nederland gegroeid kunnen zijn.” “Maar ik zou bijvoorbeeld niet in een Nederlandse sfeer kunnen werken”, merkt Boudens op. “Te klinisch, te afgebakend. Het is niet voor niets dat het surrealisme hier is begonnen. Ergens zijn we allemaal kinderen van Broodthaers.”

Zowel Kurris als Boudens hebben hun eigen weg moeten zoeken, letters en sjablonen in de woestijn geplant, zeg maar. Zeker binnen hun grootste klantenbestand, de modewereld. “In het begin van de jaren tachtig hield niemand zich daarmee bezig”, vertelt Kurris. “Voorbeelden waren er niet. Behalve Gorik Lindemans. Zijn werk heeft me een enorme kick gegeven. Zijn affiches voor Rosas waren een revelatie. Een affiche die langs één kant helemaal afgescheurd was bijvoorbeeld.” Boudens : “Of letters gemaakt van plakband.” Kurris : ” BAM ( de bijlage van ‘Mode dit is Belgisch’ die de Antwerpse Zes bij het grote publiek lanceerde) is in die tijd letterlijk aan mijn keukentafel gemaakt. Knippen en plakken, terwijl WalterVanBeirendonck of AnnDemeulemeester of iemand anders hier haast elke avond nieuw materiaal kwamen leveren. Zo ben ik in het wereldje gerold. Het klikte met de ontwerpers, en dat was belangrijk. Want eigenlijk zijn er geen criteria voorhanden om een modegraficus te worden.”

Paul Boudens : “Ik krijg vaak telefoons van grafische studenten die me vragen wat ze moeten doen om in de mode binnen te geraken. Ik vertel hen altijd dat ik niet de juiste persoon ben om daarop te antwoorden, want ik heb nooit iets ‘gedaan’ om dat zogenaamde lidmaatschap te verwerven. Ik ben zelfs per ongeluk grafiek gaan studeren. Op een feestje van een gezamenlijke vriend zag Anne het verjaardagskaartje dat ik voor die jongen had gemaakt. Ze vond dat zo goed, dat ze me ter plekke aansprak en me dwong om naar haar school te komen. Na die studies ben ik ook gaan solliciteren, net als iedereen, met mijn portfolio onder mijn arm, naar de redacties van alle Londense en Parijse bladen die ik toen geweldig vond. Maar die aanpak heeft nooit gewerkt. Ik herinner me nog dat men mijn werk bij Glamour echt de moeite vond. Maar een job zat er niet in, want nog geen week later was het magazine failliet. Zo zie je maar.”

Boudens begon als stagiair bij Walter Van Beirendonck en voor hij het wist ontwierp hij diens hele grafische huisstijl. “Dat ging nooit met vergaderingen gepaard”, zegt hij. “Het ene vloeide gewoon uit het andere voort. Op het bureau van Walter leerde ik weer andere mensen kennen, en die namen me mee naar een ander punt in mijn leven. Eigenlijk werk ik nog zo : stap voor stap, zonder me te haasten. Ik hoef geen topbureau met zestig assistenten. Ik wil trouwens toch alles zoveel mogelijk zelf doen.” In zijn boek is het gros van zijn modeklanten terug te vinden (onder meer de Antwerpse Academie, het MoMu, Walter, Wim Neels,Jurgi Persoons, Olivier Theyskens), maar ook werk in opdracht vanuit andere disciplines, theater ( HetZuidelijk Toneel) of dans ( Rosas). De recentste die belde was Yohji Yamamoto. “Bij Yamamoto had men mijn werk gezien en ik mocht langskomen op het Parijse bureau. Ik ben nu volop bezig voor hen. Het was wel raar hoezeer ze onder de indruk waren van mijn aanpak. Ik maak hele gewone, informatieve presenteermappen, netjes en recht, met vermelding van papiersoort, de prijs… Niets speciaals, maar ze zeiden me dat ze zoiets nog nooit gezien hadden. Hallo ? ! Yamamoto heeft met de meest prestigieuze grafische bureaus gewerkt. Ik vraag me echt af hoe die hun mappen er dan wel uitzagen.”

Leve het handwerk, het ‘kleermakersgevoel’

Het is goed nieuws dat de Belgische kwaliteit erkenning krijgt overheen de landgrenzen. Het was, en is, uitzonderlijk, toch op het gebied van tekens en letters. Is dat wel vol te houden, een half leven lang grafisch toveren, met een minimum aan belangstelling ? Anne Kurris vindt van wel. “Ik ben niet met grafiek gestopt omdat ik geen applaus kreeg. Want ik heb wél altijd appreciatie gekregen, van de mensen waarmee en waarvoor ik werkte. Alleen, en dat klinkt misschien pretentieus : ik had een aantal jaar geleden het gevoel dat ik rond was. Ik wou een nieuwe uitdaging, iets waarvan ik nauwelijks iets wist, maar wat me mateloos boeide. Dat is dan mijn kindercollectie geworden. Ik wil nooit meer terug naar grafiek. Het lesgeven, het enthousiasmeren van jong talent, dat doe ik wel nog altijd doodgraag.”. “Ja, dat kun je trouwens ook goed”, valt Boudens haar bij. “Ik niet. Ik heb het een paar keer als leraar geprobeerd, maar het lukte niet. ( lacht) Misschien was ik wel te veel met mezelf bezig.”

We halen er het naslagwerk van Taschen weer bij en bladeren door de internationale collega’s van Boudens en Kurris. Voelen ze nog affiniteit met bepaalde vakgenoten, of kijken ze dwars door de trucjes en technieken ? “De wereldwijde intrede van de computer heeft veel veranderd”, zegt Kurris. “Veel ontwerpers en bureaus gebruiken dezelfde programma’s. Je zou kunnen zeggen dat er een soort mondiale stijl ontstaan is. Eenheidsworst dus. Ikzelf ben nooit dol geweest op computers. Ze maken alles zo… juist. Ze wissen ook vaak het gevoel van traditie uit. Ik hou van handwerk, of toch tenminste van een gevoel van menselijke inmenging.” “Ik ook”, beaamt Boudens. “Ik wil dat er altijd iets tastbaars in mijn werk zit. Dat kan een penseelstreek zijn, of handschrift, of knipwerk. Ook in het drukwerk moet er een bepaalde sensitiviteit zitten.” “Een kleermakersgevoel”, vat Kurris samen.

Bladerend door Graphic Design for the 21st Century komen we bij de pagina’s over M/M (Parijs), het Franse, waanzinnig hippe bureau dat onder meer Balenciaga, Calvin Klein, Martine Sitbon en Vogue Paris tot enkele van de tientallen klanten mag rekenen. Hun huisstijl is het aanbrengen van kriebeltjes, het overtekenen van beelden en het zodanig plastisch verwerken van ornament dat er een soort neo-Jugendstil ontstaat. Boudens noch Kurris is onder de indruk. “Het is me allemaal wat te trendy”, begint Boudens. “Het loopt het gevaar razendsnel te gaan dateren. We hadden het net over handwerk. Maar wat ik bij M/M zie, is toch iets anders. Voor zover ik kan uitmaken, nemen ze een beeld en tekenen eroverheen. Het blijft bij een nabehandeling. Zelf vind ik het interessanter in het beeld zelf te werken.”

Zelfs als het eindigt met plakwerk en dadaïstische verwarring, zoals bij Carmen Freudenthal en Elle Verhagen, het duo dat de visuele huisstijl voor onder anderen Bernhard Willhelm mee bedenkt ? “Jazeker”, vindt Boudens. “Wat zij doen, is fantastisch. Qua stijl ligt het ver van mijn bed, maar ik heb er toch bewondering voor. Hun werkwijze klopt volledig met de wereld van Bernhard Willhelm.” “Het is radicaal, en dat mag ik wel”, oordeelt ook Kurris. Freudenthal en Verhagen werken wel vanuit Nederland, dus de theorie van de koele Hollandse stijl houdt even geen stand meer. Kurris : “Oei.” Boudens : “Ach, we zullen hen maar als buitenbeentjes beschouwen. Trouwens, degenen die in Nederland buiten de landelijke strekking vallen, doen het meestal beter dan de rest. Kijk maar naar Inez van Lamsweerde, die is er indertijd ook van school gegooid.”

Over naar pagina 92, waar het werk van Jop van Bennekom gepresenteerd staat. Van Bennekom zit in Amsterdam, volop bezig met het samenstellen en vormgeven van zijn eigen tijdschrift RE– en het ondergrondse, expliciet homoseksuele blad Butt. “Ik ben een fan”, zegt Boudens. “Zijn bladen ogen ongecompliceerd en brutaal, en tegelijk mooi”, vindt Kurris. “Vooral Butt. Je ziet zo dat het een goed uitgewerkt concept is. De keuze van het papier, de roze kleur, de hele zware blokletters, de korrel in de beelden… Alles klopt. Hij werkt ook – bewust, denk ik – met beperkte middelen. Alles heeft hetzelfde lettertype. Dat is erg moeilijk, een blad interessant houden met een enkel lettertype.” “Beperkingen zijn sowieso boeiender”, meent Boudens. “Tegenwoordig zijn de mogelijkheden onbeperkt, zeker met de computer. Maar als je beslist om slechts met een paar elementen te werken, dan maak je het ook voor jezelf spannender.”

Uitgekeken op perfecte vormgeving

Een andere magazinevormgever annex goeroe is Fernando Gutiérrez, ooit de baanbrekende man achter de look van het Spaanse luxeblad Matador, nu de leidende grafische hand van het aan Benetton gelinkte Colors. Kurris en Boudens bekijken zijn pagina’s maar vluchtig. Kurris : “Alle respect voor die man, hoor. Een grote naam, maar… Ik vrees dat de meeste tijdschriften mij niet meer boeien, hoe goed ze ook in elkaar gestoken zijn, zoals Colors. Misschien is dat het wel : ze zijn gewoonweg te perfect vormgegeven. Daarom heb ik een boon voor RE– en Butt, die hebben nog een avontuurlijke geest. Hier in Antwerpen bestaat een blad dat ik om die reden fan-tas-tisch vind. Het heet Rotkop, gemaakt door wat Antwerpse jongeren. Het heeft dat pure, ongegeneerde fanzinegevoel. Geknipt, geplakt, doe maar op. Dingen die buiten de mainstream vallen zijn vaak boeiender. Omdat de mensen die ze maken geen regels kennen, of niet willen kennen.”

Dan maar naar een notoire spelbreker. Peter Saville, de Britse ontwerper van legendarische platenhoezen voor New Order en Joy Division, en samen met de modefotograaf Nick Knight de conceptmaker voor advertenties voor Dior. Een hoop van Savilles beroemd geworden werken zijn dit seizoen in bruikleen gegeven aan Raf Simons, die er zijn winterjassen en sweatshirts mee versierde. Kurris trekt het Taschen-boek naar zich toe en inspecteert het werk van Peter Saville. “Ah, Joy Division ! Die hebben ooit nog bij mij gelogeerd ! Dat moet nu 25 jaar geleden zijn. Mijn toenmalige vriend was erg bezig met nieuwe muziek, we gingen altijd naar de meest obscure groepen kijken. Toen Joy Division naar België kwam, bleek dat hun manager een kamer in een soort van rendez-voushotel had geboekt. Via via zijn ze dan maar ondergebracht bij ons thuis. Ian Curtis, de zanger, was een sympathieke jongen, toch voor zover we echt gesproken hebben. Ik vond hem eruitzien als een scoutsleider. Ik heb toen nog een flink ontbijt voor de groep klaargemaakt, met spek en eieren. Bleek dat Ian Curtis een veganist was. Twee maanden nadat ze in België opgetreden hadden, heeft Ian Curtis zelfmoord gepleegd. Ik heb hem natuurlijk niet echt gekend, maar toch deed dat raar. Als ik nu naar het vroege werk van Peter Saville kijk, kan ik me voorstellen hoe hij in het vak moet gerold zijn. Hij en Joy Division waren vast vrienden van het café. Maar los van dat vermoeden, is zijn werk van toen natuurlijk fantastisch. Ik moet toegeven dat ik zijn latere demarche minder heb gevolgd. Het nieuwe werk dat ik hier in dit boek zie, ruikt me wat te veel naar photoshop.”

Boudens : “Dat is waar. Hij blijft anderzijds wel de allernieuwste technologische ontwikkelingen volgen, en dat is al iets voor iemand die al zolang in het vak zit. Ik heb onlangs zijn boek gekocht. Daarin toont hij aan waar hij de mosterd vandaan heeft gehaald. Veel grafiek uit de jaren twintig zo blijkt. Vaak nam hij die bijna letterlijk over. Maar zijn echte verdienste ligt elders. Hij is al heel lang bezig met minimaliseren, het weglaten van overbodigheden. Op de hoezen van New Order liet hij al snel de groepsnaam weg. Hij wou een soort beeldtaal creëren waardoor je meteen herkende dat het om een kaft van New Order ging. Dat is hem gelukt, kijk maar naar de laatste hoezen die hij voor hen heeft gemaakt. Een foto van Juergen Teller en daarover een rode balk. Dat is het. Bijna niets, en toch subliem én herkenbaar. Dat is straf.”

Kiezen uit eigen werk

Zelf vinden ze het moeilijk om hun eigen stijl te omschrijven, wat ergens logisch is. Het selecteren van hun breekpunten, die opdrachten die een en ander in hun artistieke loopbaan veranderden, gaat hen beter af. Kurris : “De uitnodiging en affiche voor het spektakel van Régine Chopinot en Jean-Paul Gaultier, uit 1987. Ik werkte toen nog voor de AB in Brussel. Ik kreeg wat foto’s van dansers en kleren, en verder mocht ik mijn zin doen. Ik weet nog dat ik er met schrik aan begon, want Chopinot en Gaultier, dat waren grote namen. Het was alsof ze over mijn schouder meekeken ! De avond voordat ik aan het ontwerp begon, was ik naar een concert van de rapgroep Run DMC geweest. Die projecteerden woorden op een groot scherm, heel indrukwekkend. Dat idee moet de aanzet geweest zijn voor mijn ontwerp. Reuzeletters, met silhouetten. De dag van de opvoering hing Brussel vol met mijn affiches, het waren echt enorme plakkaten. Chopinot en Gaultier waren bijzonder tevreden, hoorde ik. Maar zij niet alleen : Walter en DriesVan Noten bijvoorbeeld hingen meteen aan de telefoon. Om me te feliciteren en me uit te nodigen met hen samen te werken. In feite was die affiche mijn introductie.”

Boudens : “Als ik dan toch moet kiezen, dan denk ik vooral aan het werk dat ik heb gemaakt voor Jurgi Persoons en Wim Neels. Het zijn twee heel verschillende ontwerpers, maar voor beiden kan ik mezelf helemaal geven. Met Wim exploreer ik het klassieke, het traditionele, zonder beperkingen. Voor Jurgi was het extremer. Als ik naar die uitnodigingen voor zijn presentaties terugkijk, dan vind ik dat de vorm en de inhoud helemaal overeenstemmen. Dat is de ultieme voldoening. Niet dat ik enkel voor de meer gedurfde ontwerpen ga, hoor. Deze uitnodiging voor Van Noten bijvoorbeeld, met de inktstrepen, beschouw ik nog altijd als een voltreffer. Ach, eigenlijk is elke opdracht een breekpunt. Ik denk altijd : mijn beste werk is hetgeen ik morgen maak.” n

Peter De Potter

Anne Kurris : “Veel ontwerpers gebruiken dezelfde computerprogramma’s. Er is een soort mondiale stijl ontstaan, eenheidsworst.Ik ben nooit dol geweest op computers.Ze maken alles zo… juist.”

Paul Boudens : “Beperkingen zijn sowieso boeiender. Tegenwoordig zijn de mogelijkheden onbeperkt. Maar als je beslist om slechts met een paar elementen te werken, dan maak je het ook voor jezelf spannender.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content