Gérard Perse : toch merlotwijn in 2002

Herwig Van Hove

In 1990 belandt de 42-jarige Gérard Perse met zijn vrouw Chantal in Saint-Emilion voor een uitstapje. Als vurige amateurs van bordeauxwijn komen ze wat langs de wijngaarden slenteren. Hij is eigenaar van een florissante keten van supermarkten in de Parijse regio en is in alle betekenissen rijk : zijn kapitaal wordt geschat op ongeveer 125 miljoen euro. Hij is een selfmademan, zoon van werkende ouders (zijn vader was huisschilder) en heeft nauwelijks theoretische opleiding genoten.

Toevallig verneemt het paar dat Château Monbousquet (39 ha), door onderlinge ruzie van de gebroeders Querre, vrij vlug te koop zal komen. Er wordt op Monbousquet niet meer geïnvesteerd, noch in de wijngaard en zeker niet in het gebouw, waar de broers wel samen wonen, maar al jaren alleen communiceren via advocaten.

De Perses zijn ogenblikkelijk gecharmeerd door het grote achttiende-eeuwse kasteel met park en grote bomen en door de wijngaard die wel in de vlakte gelegen is maar, verrassend genoeg, een flinke partij kiezel ( graves) in de bodem heeft : de ondergrond van Monbousquet heeft wat van Cheval-Blanc. Gérard Perse begint te dromen. Hij wil iets nieuws beginnen, weg van de dagelijkse supermarktsleur.

Tien jaar later heeft hij zijn supers omgeruild voor een waaier van grote châteaus in Saint-Emilion en een klassehotel met sterrenrestaurant erbij. In 1993 begint zijn wijnverhaal als hij eindelijk Monbousquet koopt. De spaarzaam communicerende broers krijgen er 7,5 miljoen euro voor, de renovatie slokt nog eens 1,5 miljoen op. Van zijn Parijse supermarkten zijn er intussen twee van de hand gedaan en het gezin trekt in op het kasteel.

Samen met raadgever oenoloog Michel Rolland brengt hij de rendementen drastisch naar omlaag tot in de buurt van 30 hl per ha (vroeger 80 hl) door streng te snoeien en in het groene stadium nog eens de helft van de trossen uit te dunnen. Hij zorgt ook voor betere rijpheid door zorgvuldig te ontbladeren zodat de zon bij de vruchten kan en de tannines kan doen verzachten. Vooral op de warme kiezelbodems rijpt de cabernet zeer goed, zodat zijn wijn wat trekjes krijgt van een médoc. De kwaliteitssprong is zo opvallend dat RobertParker de Monbousquet 1995 uitroept tot de “beste Saint-Emilion van het jaar” met 93 van zijn punten op honderd. De kogel is door de kerk. De prijs stijgt van nauwelijks 10 euro voor de 1993 tot haast 40 euro en de tongen komen los. In het rustige, landelijke Saint-Emilion waar iedereen “zijn plaats kent” wekt het fenomeen Gérard Perse ergernis : men spreekt smalend over l’épicier of le parisien, en hij zou te vlug gaan.

“Ik wil vooruit, want de tijd is kort. In de supermarktbranche was de concurrentie zeer hevig, aarzelen betekende verliezen. Ook met wijn is er geen reden om te treuzelen”, zegt Perse en hij verwezenlijkt in tien jaar waar anderen een mensenleven voor nodig hebben. En dan, lichtjes stekelig want veel kasteeleigenaars wonen vaker in Parijs dan op hun château : “Ik ben voltijds met mijn wijn bezig, ik verblijf hier 365 dagen per jaar.”

In 1997 koopt hij van de familie Valette het nabijgelegen domein Pavie-Decesse, een Grand Cru Classé, voor 4 miljoen euro en gaat verder in 1998 met het grote kasteel Pavie zelf (35 ha), een Premier Grand Cru Classé, en de enclave erin : Château La Clusière (3,5 ha). En passant voegt hij ook een domein op het plateau toe aan zijn wijnrijkje : ChâteauBellevue-Mondotte, een Grand Cru van 2 ha met excellente merlot. Alles samen voor ongeveer 50 miljoen euro. In april 1998 koopt hij met zijn laatste twee supermarkten de Hostellerie de Plaisance, een uiterst sympathiek hotel-restaurant op de place du Clocher, onlangs voorzien van een Michelin-ster. Op het enig mooie terras kijkt men over het stadje Saint-Emilion en kan men natuurlijk de wijnen van Perse drinken.

Pavie krijgt een zeer grondige beurt. In vier jaar tijd wordt een nieuwe kelder gebouwd met houten gistkuipen van tachtig hectoliter. Eén voor elke twee hectare ha wijngaard, want Perse wil de percelen laten spreken : de kiezelrijke lage stukken, de kleiachtige middenpercelen en ten slotte het kalkrijke bovenstuk. “Pavie vormt een ‘multi-terroir’, waar normaliter zeer complexe wijn moet van komen”, aldus Perse.

Het wijnmaken zelf gaat met alle moderne snufjes zoals het afkoelen van de oogst met dry ice, gestold koolzuurgas, zoals een koele weking van acht dagen voor de gisting begint, zoals een postfermentaire warme weking van wel drie weken, zoals een malolactische gisting op hout, zoals een vier tot zes maanden durende lagering op de fijne gistrest met ten slotte een lagering op nieuwe eiken barriques gedurende achttien maanden.

Dat alles wekt in het kalme wat slapende Saint-Emilion wrevel en jaloezie : Pavie is op de markt meer dan verdubbeld en vertrekt uit het domein met een prijs van flink boven de 100 euro. De wijn haalt bij de Amerikaanse wijngoeroe Robert Parker altijd 95 op 100 of meer, en is zo de lieveling geworden van de (rijke) Amerikanen.

Gérard Perse is een vriendelijk open man die aan de mentaliteit van Saint-Emilion (nog) niet is aangepast. Hij spreekt vrijuit over de gebrekkige wijnbouw van de buren en toont met een zeker genoegen de verwaarloosde aangrenzende percelen en de onrijpe overvloed van de niet in toom gehouden rendementen. Men kan inderdaad gemakkelijk in de wijngaarden zien waar de zorg van Monbousquet ophoudt en de rommel van de buren begint. Maar hij relativeert ook zichzelf : “Ik heb geluk gehad.”

Benieuwd wat de glazen te melden hebben.

Samen met Alain Raynaud van La Croix de Gay in Pomerol is Perse ook eigenaar van een drietal kleinere kastelen in de Côtes de Castillon : Sainte Colombe, Clos de L’Eglise en Clos Les Lunelles. Die domeinen worden allemaal wat à la Pavie gevinifieerd. Ze proeven alle drie in de jaren 2000 en 2001 heel houtdominant met uitstulpende tannines aan het einde (weinig potentieel). Chique wijnen maar niet echt lekker.

Ook de veel gelauwerde Château Monbousquet in 2000 en 2001 begint smakelijk, maar eindigt met ruwe tannines die door het hout nog onderstreept worden. Château Pavie Decesse heeft ook wat te veel hout, maar de tannines zijn gladder. Perse schittert vooral in de supergrote, waar fruit en tannines mekaar dekken. Château Pavie 2000 is zo’n wonder van rijpe diepte en grote eenheid met perfecte onderlinge dekking van tannines en fruit, ook de 2001 is perfect, maar in alles wat minder groots. Château La Clusière 2000 en 2001 schittert door rijp fruit (merlot) en is getekend door smakelijkheid. Dit château zal in de nabije toekomst met Pavie worden samengevoegd. Ten slotte is er de geweldenaar Château Bellevue Mondotte 2001 waar Perse met uiterst kleine rendementen (15 hl per ha) een peperdure ‘garagewijn’ wil van maken : de kleur van vintage port en een eindeloze diepte met een gebonden, maar wat gladde textuur..

In 2002 behoort Perse met zijn wijnen tot de beste van de rechteroever, maar wordt Pavie geklopt door Pavie Decesse. Deze laatste is uitzonderlijk goed in het millésime.

Herwig Van Hove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content