Gejaagd door de wind
Het grootste zeilschip ter wereld wordt inderdaad aangedreven door wind en romantiek. Toch is het niet allemaal rozengeur en maneschijn.
Als het te hard waait, varen we op de motor”, had Captain Gerhard Lickfett voor de afvaart gezegd, met een accent waarop Hollywoodacteurs in oorlogsfilms jaloers zouden zijn. “Op die manier blijft koffie in de kopjes en Chianti Classico in de glazen.” Was het maar waar. Wat een vriendelijk avontuur zou worden, neemt de eerste ochtend woeste proporties aan. Wat gisteren nog een zachtwiegende Egeïsche Zee was, schudt me vroeg in de ochtend hardhandig wakker. De reproductie van een Legendary Yacht of Racing hangt door de ongeregeldheden van storm en ontij scheef aan de wand. De patrijspoort van mijn kajuit lijkt wel het deurtje van de wasmachine thuis, met die schuimende watermassa die er tegenaan beukt.
Licht misselijk zwalp ik naar het dek, tussen serviesgoed dat aan diggelen ligt op de vloer van de Dining Room. De boeketten die het ontbijtbuffet nog meer luister moeten bijzetten, doen dat vandaag op troosteloze wijze: verwelkt, in plassen tussen de scherven.
Over de reling kotst de Australiër Doug de ziel uit zijn lijf, maar hij doet het met overgave en een zeker plezier. Hij lacht als hij klaar is: ” Now I am ready for another breakfast.”
Het blijft nog een paar uur lelijk tempeesten. Pas tegen het eind van de verplichte reddingsdril – alle 170 passagiers braaf in hun oranje lifejackets – waait de bui over. De rollende zee gaat liggen, de bergen vol bliksem en donder trekken zich terug, de zon komt tevoorschijn, waterig nog, als door gezandstraald glas. Later drijven wolken als pakken wol door de lucht, en elke dag worden ze lichter: van plukken kapok, tot hoge, zijige pluimen in de hemel. Soms halen ze rare streken uit. Wat te denken van een platte, ronde wolk die draait als een cirkelzaag, met eromheen een regenboog zo rond als een aureool? Het bestaat. Zelf gezien.
“Vannacht was het tussen negen en tien Beaufort”, zegt matroos Marek uit Gdansk. “Bijna een orkaan.” Zijn maat Mustafa kent een oeroude remedie tegen zeeziekte: “Het is een soort homeopathisch middel”, zegt hij. “De zee maakt je ziek, drink dus een paar slokken zee.” Gelukkig hoeven we zijn medicatie niet meer uit te testen: de zee houdt zich gedeisd.
Een bont gezelschap, die bemanning: zeventig stuks van twintig verschillende nationaliteiten. De meesten blijven onzichtbaar: ze werken in de buik van de boot, de keuken, en proberen het hun vrachtje naar de zin te maken. En het moet gezegd: dat lukt aardig.
Aan tafel is de sfeer altijd los en casual. Er zijn geen vaste eettijden, geen plichtplegingen. Smokings en dassen zijn er even zeldzaam als ijsbergen in deze contreien: optutten hoeft niet. Voor de heren geldt enkel het voorschrift: geen shorts aan het diner. Echte mannen dragen een lange broek, en een hemd met mouwen en een kraag. De dames mogen best wat bloter, maar daar is het meestal te kil voor vanwege de airco. Vaste zitplaatsen zijn er ook niet in de Dining Room. Je schuift gewoon bij aan een tafel van acht, en dat staat borg voor de gezelligheid van levensverhalen en roddels, na een korte onwennigheid.
Rose-Mary uit Massachussets, die overdag ronddwaalt met in de hand een onafscheidelijk glas gin vol tinkelende ijsblokjes, deelt de oorzaak mee van haar verdriet: het overlijden van haar man maakte een eind aan een gelukkig huwelijk. Om te ontsnappen aan de eenzaamheid hertrouwde ze met de man die naast haar zit en hoort wat ze zegt: “Het wordt nooit meer als voorheen.”
Cindy en Ed uit San Francisco genieten met volle teugen. Ze zijn lang niet meer op reis geweest, omdat ze zeven jaar lang aan huis gekluisterd waren door een zieke hond. Ook Vivien en Doug kunnen hun vreugde niet op. Ze verkochten hun krantenwinkel, met de opbrengst daarvan verkennen ze Europa met de trein, de fiets en de boot. Onderweg verzinnen ze wat ze gaan doen als ze terug in Melbourne zijn. De Duitse Helga en haar Italiaanse man, professor archeologie, wonen met hun dochters in Nashville, Tenessee, de hoofdstad van country en western. Ze beklagen zich erover dat ze de goedkoopste kajuit boekten: onderin de boot, zonder één streepje daglicht. Een ander stel aan tafel heeft daar helemaal geen last van. De Mexicaanse honeymooners – een ernstige Alphonso en zijn anorectische maar bloedmooie Victoria – maken zich geen zorgen om streepjes daglicht; de aandoenlijk jonge juristjes hebben wel wat anders aan hun hoofd.
De passagiers mogen helpen met ankers lichten en zeilen strijken en hijsen. Maar veruit de meesten hijsen vooral cocktails in de Tropical Bar. Verder houden ze zich onledig met uitstapjes, met duiken, snorkelen, windsurfen en waterskiën.
Het Star Flyer-sportteam bestaat uit vier gereserveerde Zweden, onder wie een boegbeeld van een vrouw, asblond maar met een huid zo bruin als een kastanjeschil. De Captain noemt haar Helena van Troje, aangepast aan de zee die we bezeilen. Ze is de turnjuf aan boord, maar er is niet één liefhebber voor haar ochtendles aerobics. In werkelijkheid is er maar één mens die zich openlijk bezondigt aan gymnastiek: Captain Lickfett. Zijn repertoire is eerder beperkt: hij heft vijf keer zijn armen, springt vijf keer omhoog, gaat vijf keer door de knieën, en dan staat hij paraat voor zijn praatje op het Sun Deck. Hij legt de vaarroute van de dag uit, voorspelt het weer en de sterkte van de wind, en doorspekt zijn uiteenzetting met verhalen uit de Griekse mythologie, tekent op een groot bord het verschil tussen de Dorische, Ionische en Corintische zuil. Na een van die bijeenkomsten zet hij een Trojaanse helm op en huppelt het dek op en neer.
Ook als het schip een haven verlaat, is het telkens showtime: de bemanning zet alle zeilen bij en uit de geluidsboxen weerklinkt het imposante mannenkoor uit The Conquest of Paradise, filmmuziek van The Mission. Verder geen glitter, geen casino’s, geen Las Vegas op de Star Flyer. We moeten het stellen met Tino, die heimwee heeft naar zijn Zuid-Italiaans Calabrië. Op gezette tijden begeleidt hij zichzelf op zijn witte vleugelpiano, zingt weemoedige liefdesliedjes en andere evergreens, en zit als een ware Latin Lover discreet achter de vrouwen aan. Vooral Angela uit Bermuda bestookt hij met knipoogjes en andere kleine attenties. De alleenstaande en -reizende blondine kan op heel wat mannelijke belangstelling rekenen. Hoofdsteward Iwan noodt haar herhaaldelijk ten dans, ook andere vrijgezellen wagen hun kans, maar uiteindelijk haalt Tino de buit binnen.
Is dit Love Boat? Soms lijkt het erop, zij het niet altijd wat wij daaronder verstaan.
“Dit schip is nog steeds mijn liefje, ook al ben ik bijna dertig jaar met haar getrouwd”, zegt Captain Lickfett in een openhartige bui. Maar hij is zeker niet haar enige minnaar. Terwijl het overgrote deel van de crew af en toe snakt naar huis, vrouw en kinderen, wil de Turkse Alp nooit van boot af. Met moeite gaat hij aan land om een voorraadje Camel in te slaan. Hij springt soepel als een aap van hot naar her, de passagiers kijken hem na alsof ze een tennismatch volgen. Alp heeft publiek en dat weet hij, want hij doet er nog een schepje bovenop, en brengt zijn spierbundels onomwonden onder de aandacht. Hij wikkelt het liefst zijn T-shirt om zijn lange, blonde, ongekamde haardos, tot de Captain hem beveelt het weer aan te trekken.
Een minder discreet lid van de crew vertrouwt ons toe dat deze Alp bij de Captain bidt en smeekt om ook tijdens zijn vakantie aan boord te mogen blijven, want dit schip is alles wat hij heeft. “Alles wat hij heeft?” vraagt een ander bemanningslid. “En wat van die Duitse artsendochter die al drie keer voor zichzelf een cruise boekte? Met een tweepersoonsbed? Op voorwaarde dat Ongewassen Alp aan boord was?”
Niet alleen voor de passagiers, maar ook voor wie haar bestuurt, is de Star Flyer blijkbaar heel bijzonder. Het schip ziet eruit of het al veel watertjes doorzwommen heeft, oud en eerbiedwaardig. Maar dat is gezichtsbedrog: de Star Flyer is pas in 1991 opgeleverd door de Belgische Scheepswerven van Langerbrugge in Gent; haar identieke tweelingzusje, de Star Clipper, in 1992. Deze grootste zeilboten ter wereld werden gebouwd in opdracht van de Zweed en zeilfanaat Mikael Kraft, omdat hij de traditie van de machtige klippers in ere wilde herstellen. Star Clipper en Star Flyer zijn reusachtige viermasters met elk meer dan 300 m² zeil en hoog als een gebouw met twintig verdiepingen. Ze zijn geschapen naar beeld en gelijkenis van de barkentijn of schoenerbrik, die in de vorige eeuw over de wereldzeeën zeilden en de concurrentie aanbonden met de stoomboten. Maar deze exemplaren vervoeren geen thee uit China, wol uit Australië of specerijen uit Zanzibar, wel toeristen. En met zo’n overweldigend succes dat Kraft er een derde in de maak heeft, nog groter dan deze. De vijfmaster, die nog geen naam heeft, wordt volgend jaar te water gelaten.
’s Wereld grootste zeilschepen zijn klein in vergelijking met de steeds uitdijende cruiseboten die duizenden tegelijk onderbrengen op ettelijke verdiepingen. De Star Flyer en Star Clipper kunnen aanmeren in jachthaventjes waarvan die grote broers enkel kunnen dromen. En ze zijn snel: met de wind in de zestien zeilen haalt het schip een snelheid van zeventien knopen. En ze zijn prachtig, met teak op het dek, mahoniehouten binnenwerk, koperen deurklinken en patrijspoorten, waarmee de matrozen de handen vol hebben.
“Koper poetsen, dek schrobben, masten schilderen: het is hetzelfde als lipstick aanbrengen. Maar het is de binnenkant die telt”, zegt scheepsingenieur Baron Water, die de prijs mag krijgen voor de mooiste naam van de hele crew. Nog mooier dan Lynfield, de steward uit de Cariben, die zich een avond ontpopt als hiphopper. Of dan Aldon, de vrolijke barman van Jamaica die limbo danst en grapjes maakt. Baron Water is verantwoordelijk voor het opwekken van elektriciteit, het koelen van lucht, het zuiveren en ontzouten van water, maar hij houdt ook op het dek een oogje in ’t zeil.
Op dat dek liggen passagiers zich te vergapen. Een van de gaffelzeilen is losgerukt, en dat trapeziumvormige zeil aan de fokkenmast moet hersteld worden om de wind optimaal te benutten. Om die klus te klaren klimt een van scheepsjongens in volle zee tot minstens vijftig meter hoog. Maar de held van de dag houdt zich aan de richtlijnen: hij klautert aan de kant waar een stijve bries hem tegen de mast drukt, lost nooit twee handen tegelijk, kijkt niet naar beneden. Dat is dapperder dan wat een van zijn collega’s hem de volgende dag nadoet: in de luwte van een haven vervangt hij de kapotte lampen in het snoer dat van boeg tot achtersteven over de hoge masten gespannen is, en de Star Flyer in het donker zichtbaar maakt voor andere ships passing in the night.
Zo zie ik het ook vanop een terras aan land: de Star Flyer die in al zijn glorie, onder zijn bolle wolken van canvas, door de golven klieft en koers zet naar verre horizonten. Licht zwaaiend – zeebenen, zeker? – kijk ik het schip na, tot bij de einder alle lichtjes doven. Adieu, roddels en romantiek.
Griet Schrauwen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier