FILIP ROGIERS AUTEUR EN JOURNALIST
Mijn hart ligt bij taal. Als kind verslond ik kranten en maakte er zelf ook eentje, dat ik op een oude Remington uittikte. Ik schreef scenario’s van politiefeuilletons die ik dan naspeelde met mijn autootjes. Die liefde voor taal is later gegroeid door de liefde voor de literatuur. Op haar mooist vind ik de taal van Tomas Lieske of van Allard Schröder en voor enkele pagina’s van Wit is altijd schoon van Leo Pleysier heb ik ook nog altijd een bibliotheek veil.
Het sociaal engagement heb ik van thuis. Ik kom uit een klassiek gezin in een ACW-sfeer maar ik ben wel linkser afgeslagen. In de literatuur heb ik die snaar voelen trillen bij Boon. Daar vind ik dat mededogen voor gekneusde mensen, ook als ze het aan zichzelf te wijten hebben.
Het schrijven was er vóór de journalistiek. De pen bracht me in het begin van mijn loopbaan zelfs eerst tot copywriter in de reclame. Voor projecten als het Rode Kruis kon ik me uitleven, maar toen de taal ten dienste van de commercie moest staan, had ik het gevoel dat ik ze verkrachtte, en haakte af.
Ik tracht een stem te geven aan wie er een ontbeert. Daarom heb ik altijd het meest voldoening gehaald uit mijn sociale reportages. Ik vind dat je als politiek journalist niet anders dan geëngageerd kunt zijn en in die reportages kan ik mijn engagement kwijt. Terwijl ik tegelijkertijd de kans grijp om te proberen het complexe van elke mens te laten zien.
Ik voel veel mededogen voor het vak van politicus. Door twee jaar in de politiek mee te draaien, heb ik dat bevestigd gezien. Politici doen vaak heel erg hun best en toch is het nooit goed.
Negenennegentig procent van het leven is banaal en niet nieuwswaardig. Toch vormt het ons meer dan de Grote Gebeurtenissen. Het maakt het hart uit van een mensenleven. Dat hart probeer ik in mijn boek te tonen. Hoe mensen niet kunnen omgaan met het soort slepend verlies dat in elk leven voorkomt. En dan bedoel ik niet eens de grote, dramatische tegenslagen, maar gewoon het leven zelf en de weemoed die daarmee gepaard gaat.
Het is erg moeilijk aan je lot te ontsnappen. Er is zo weinig speling omdat een mens van bij zijn geboorte redelijk zwaar bepaald is. Daarom hou ik van het werk van Louis-Paul Boon, en ook van Brusselmans, op zijn best in een boek als Vergeef mij de Liefde of Bloemen op mijn graf. In zijn puurste vorm gaat het toch weer over La condi-tion humaine. Dat maakt dat het leven zo grimmig is. Al is het misschien ook grimmig van mij om dat te laten zien.
Mijn personages hebben niet gedurfd zichzelf te zijn. Omdat ze niet konden, zich wegcijferden voor anderen. Omdat het niet in hun leven paste om buiten de regels te kleuren. Omdat ze dat nooit geleerd hadden. Op het moment dat ze dat beseffen, is het te laat, en barst de vulkaan uit. Want ze hebben jaren op een vulkaan geleefd zonder het te willen beseffen.
Je betaalt altijd een prijs als je niet naar jezelf luistert. Omdat je vroeg of laat jezelf tegenkomt. Bij de personages in Nauwelijks Lichaam gebeurt dat erg laat – zoals bij zoveel mensen.
Licht leven is een kunst. Omdat het niet vanzelfsprekend is een leven te vullen met inzichten, liefde, genegenheid, vriendschap en voldoening zonder door het bestaan zelf bezwaard te worden.
Filip Rogiers (46) is journalist bij de Standaard en kreeg voor zijn boek Nauwelijks Lichaam (De Bezige Bij) de Debuutprijs fictie 2012.
DOOR PIERRE DARGE
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier