Expelliarmus!
û Reacties : jp.mulders@skynet.be
De saga van Harry Potter en de zijnen : ik plak eraan vast en het is wellicht voor het leven. Zeven boeken en films zijn er gepland. Nu al weet ik dat ik er daar, vroegtijdige dementie even buiten beschouwing gelaten, niet één van zal missen. Het mag dan melig klinken voor een volwassen man : tijdens Harry Potter and the Prisoner of Azkaban komen de tranen mij toch weer een paar keer in de ogen. Ook krijg ik kippenvel. Zoiets is mij bij een bezoek aan pakweg het S.M.A.K. nog niet overkomen.
Toegegeven, in het gezelschap van serieuze lieden schaam ik mij soms wel een beetje dat ik geraakt word door een figuurtje dat brooddozen en Lego-pakketten siert. Van die hele merchandising krijg ik de creeps. Maar van J.K. Rowling zelf, Harry’s geestelijke moeder, blijf ik een grote fan. Hoe die zich, alleen geholpen door haar talent en verbeelding, van arme sloor wist op te werken tot een vrouw die de koningin van Engeland in rijkdom overtreft. Zonder ooit haar toevlucht te moeten nemen tot intriges en omhoogslaperij. Dat op zich is toverachtig.
De bijstandsmoeder who hit the jackpot : als ik een foto van haar zie, zit ik daar altijd even naar te staren. Met haar lichtrode haar, ietwat scheve gezicht en groenige ogen zou Rowling zelf zo op een bezem kunnen stappen. Zou ze met al dat succes nog een beetje een leuk mens gebleven zijn ? Haar dromerige gelaatsuitdrukking lijkt in elk geval onaangetast. Hoe anders dan het portret van bijvoorbeeld een Willem Frederik Hermans, van wie ik De donkere kamer van Damocles aan het lezen ben. Een superieure intelligentie zie ik daarin. Verder niets dan wanhoop en ontgoocheling. Het doet mij pijn daarnaar te kijken, terwijl ik in de auto, op de godvergeten parking van de Carrefour, het einde van een dondervlaag afwacht.
De Potter-verhalen, zo valt mij tijdens het bekijken van deze derde film andermaal op, zijn niet alleen een creatief vuurwerk van brulbrieven en halfonthoofde Hendriken. Ze zitten ook vol laagjes en dubbele bodems die verwijzen naar de schaduwzones van het leven. De ijzingwekkende dementors, die alleen je vreselijkste herinnering achterlaten, vertegenwoordigen voor mij de slopende zuigkracht van een depressie. Niet voor niets kunnen ze door het eten van chocolade worden bestreden. De episode met de boeman geeft je dan weer een lesje in de kracht van positief denken. Dan is er natuurlijk nog de onuitroeibaarheid van zowel vriendschap als verraad. En weemoed, veel weemoed en gemis.
Ik denk dat het vooral dat laatste is dat die verhalen voor mij zo aantrekkelijk maakt. Voorgoed verkocht raakte ik door de scène met de spiegel van Negereb in het tweede boek. De spiegel, anagram van ‘begeren’, toont je je liefste wens. Harry’s boezemvriend Ron ziet zichzelf als hoofdmonitor met de afdelingsbeker. Maar Harry zelf, ge(lit)tekende wees, ziet alleen zijn dode ouders. Zijn moeder lacht en wuift naar hem. Haarscherp en voorgoed onbereikbaar. Naar verluidt ontdekte Rowling pas bij herlezing hoezeer ze in deze passage haar eigen verlangen had verwerkt.
Het toeval wil dat ik zelf zo’n spiegel van Negereb bezit, zij het in de gemoderniseerde versie van een videoband. Daarop zijn te zien : ikzelf, acht jaar en gehuld in een plunje dat nu enigszins komiek oogt. Mijn moeder, jonger dan de vrouwen van mijn leeftijd nu. Mijn sinds lang gestorven vader, voor de gelegenheid eens vanachter zijn filmcamera gekomen om zich te laten vangen op de pellicule. En zonlicht, altijd weer datzelfde wrede zonlicht, dit keer van een late herfst. In schuine strepen valt het door het raam naar binnen op ouderwets behang. Mijn ouders en ik zijn lief voor elkaar. We knuffelen en geven kusjes, tonen in een lang vergeten boek dingen die toen blijkbaar belangwekkend waren. We lachen. Voor het oog van de toekomst, natuurlijk, maar daarom niet minder echt.
Een vriend van mij zette de film later over van Super-8 naar video. Net deze voor mij al gevoelige scène voorzag hij toevallig van een tranentrekkend streepje Bach. Ik bekijk de band maar eens om de drie jaar, bij voorkeur als ik me kiplekker en zeer hedendaags voel. Dan nog moet ik op mijn tanden bijten. Het fragment, wat onderbelicht en door de tijd bespikkeld, is als toverspreuk krachtig genoeg om de cynicus in mij te ontwapenen, even gezwind als Expelliarmus ! dat met Malfidus of zelfs met Heer Voldemort doet.
“En, wat vond je ervan ?” vraag ik achteraf aan het zoontje van de vriendin met wie ik de film bezocht. “Goed wel”, antwoordt hij, nonchalant een restje popcorn van tussen zijn tandjes pulkend. “Die dementors waren helemáál niet zo eng als Jonas zei.”
Het rare gevoel bekruipt mij dat de film mij meer geraakt heeft dan hem. Dat kan schijn zijn natuurlijk, bedenk ik vertwijfeld. Misschien wil hij gewoon stoer doen, zijn gevoelens niet tonen. Op je achtste toegeven dat je het in je broek doet voor een dementor : het moet ongeveer even lastig zijn als op je zesendertigste outen dat je plat gaat voor Potter.
JEAN-PAUL MULDERS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier