EXCLUSIVITEIT EN CREATIE

Rolls Jonckheere. © PPI

Het meest opwindende en meest exclusieve evenement in Europa voor de echte autoliefhebber is ook het oudste. Het Concorso d’Eleganza van de Villa d’Este in het Italiaanse Cernobbio is sinds 1929 het treffen van alles wat mooi, elegant en exclusief is, én rijdt. Er zijn vooral oude wagens te zien, sinds enkele jaren aangevuld met enkele uitzonderlijke, moderne concept cars.

Zo’n concours mag dan wat ouderwets klinken, het verschijnsel is aan een revival toe, zoals ze in Knokke beseft hebben met de Knokke Grand Prix. Er worden op de gronden van de Villa d’Este niet meer dan een vijftigtal auto’s toegelaten, verdeeld over tien, elk jaar wisselende klassen. Dit jaar ging het om Graceful open air-style en The art of streamlining maar ook om een categorie Little jewels, The Ferrari 250 dynasty en Heroes of Le Mans. Door de verscheidenheid van het aanbod komen ook verschillende aspecten aan bod, van het esthetische tot het sportieve. Dat alles tegen een unieke achtergrond, de tuinen van de Villa d’Este, aan de boorden van het Comomeer.

Absolute eyecatcher dit jaar was een auto buiten categorie, een Rolls- Royce P1 coupé uit 1924, die in 1935 van een nieuw en uniek koetswerk werd voorzien door… het huis Jonckheere in Roeselare. De zeven meter lange mastodont van 3,5 ton, achteraan voorzien van een centraal opstaande vin, verliet voor het eerst sinds lang het Petersen Museum in Californië en werd om tal van redenen de lieveling van het publiek. De ronde (!) portieren, de naar elkaar toe kantelende zijruitjes en de algemene, bijna karikaturale lijn die een Ever Meulen zeker zal aanspreken, bleken op een adembenemende manier uniek.

Minder uniek maar toch zeldzaam is de Amerikaanse, op de voorwielen aangedreven Cord 812 S/C uit 1937, die in 1937 al zo’n 170 pk ontwikkelde en een opvallende verschijning was door zijn geheel eigen styling, met wegklappende koplampen en enkele rariteiten zoals een radio en ruitenwissers met verschillende snelheden.

Nog interessanter is de C25 van de geniale auto- en vliegtuigontwerper Gabriel Voisin. Hij roeide met zijn creaties graag tegen de stroom in en stond in zijn jonge jaren luchtvaartpionier Louis Blériot met raad en daad bij. Voisin streefde naar aerodynamische hoogstandjes en combineerde die met een laag gewicht. Zijn C25, waarvan slechts achtentwintig stuks werden gebouwd, is geheel uit aluminium vervaardigd. Hij kreeg een schuivenmotor mee en een automatisch schuifdak.

In eenzelfde klasse speelde ook een creatie van Kurt C. Volkhart mee, een Duitse ingenieur met een passie voor aerodynamica die in 1928 een raketwagen voor Opel bouwde en in 1940 op vraag van de Duitse regering enkele studies uitwerkte. Toen het budget daarvoor werd geschrapt, zette hij op eigen initiatief door en liet een meester-koetswerkbouwer de Sagitta voor hem uitwerken. Die lijkt op het allereerste prototype van Saab en heeft een verbluffend lage luchtweerstandscoëfficiënt van 0.165. Het voertuig kreeg een zeer bescheiden V2-boxermotor van VW ingebouwd die een povere 24,5 pk ontwikkelde maar dankzij de lage luchtweerstand toch een snelheid haalde van 150 km/uur.

Bij de diverse uitvoeringen van de Ferrari 250 GT viel de creatie van koetswerkbouwer Zagato op, met de ‘ double bubble‘-daklijn (om het mogelijk te maken met een helm op te racen). Samen met de lichtgewichtconstructie werd dat zo’n beetje de handtekening van de carrozzeria. Het exemplaar dat in Cernobbio te zien was en in 1956 werd gebouwd, combineert tijdloze elegantie met sportiviteit. Het is niet voor niets gebouwd voor de Italiaanse snelheidsduivel Vladimiro Galluzzi.

Het werk van Zagato was een beetje overal en een van de sterren van het gebeuren was de BMW Zagato Coupé, die aan de boorden van het Comomeer zijn wereldpremière beleefde. Streefdoel was de emoties van een concept car om te zetten in een tweezitter die zo de weg op kan. Het werd een moderne oefening die met traditionele middelen is uitgevoerd, alles met de hand gemaakt, waarbij het aluminium zoals vroeger door ambachtslui op de mallen gehamerd werd. De Japanner Norihiko Harada, Zagato’s huisdesigner, en de Nederlander Adrian van Hooydonk, designdirecteur van de BMW-groep, bepaalden het project waarin DNA-elementen uit beide tradities aanwezig moesten zijn. De erg lange motorkap is typisch voor BMW, dat voor deze auto ook het onderstel van de Z4 ter beschikking stelde. De ‘ double bubble‘-daklijn, de glazen achterpartij en de kort afgeblokte achtersteven zie je dan weer vaker bij Zagato. Alle ingrediënten samen kenmerken dit unieke exemplaar, dat vermoedelijk in een beperkte serie zal worden geproduceerd.

BMW liet in de nabijgelegen Villa Erba ook op een ander vlak van zich horen met een tentoonstelling over veertig jaar motorsport. Bij die gelegenheid werden niet alleen racers van allerlei aard getoond. Ook de voorloper van de M1, een supersportwagen met vleugeldeuren die door Paul Bracq werd gecreëerd, was in Cernobbio te zien. En alsof de Italianen wilden benadrukken dat ook kleine auto’s vaak van een opwindende creativiteit getuigen, waren zo’n twintig microcars samengebracht. De meeste dateerden van het eind van de jaren vijftig, toen het grote publiek voor het eerst toegang kreeg tot een eigen auto – hoe klein die ook was. De bezoekers waren dol op dat klein grut, dat getuigde van de ontwapenende eenvoud van toen.

Maar er moest ook gestemd worden en aan het eind van een opwindend weekend ging de coppa d’oro naar de ‘zwart-witte’ Alfa Romeo 6C 1750 GS uit 1933. Die heeft een oogverblindend koetswerk van de Italiaanse grootmeester Figoni, van wie de pen in de jaren dertig haar gelijke niet kende.

Door Pierre Darge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content