Anna Luyten Freelance journaliste

Collega’s over Eric Owen Moss : ?Hij is de meest avant-garde-architect in Los Angeles.” Moss over zichzelf : ?Ik heb een fundamentele angst voor het wandelen op kerkhoven, en daarom ben ik architect geworden.”

ANNA LUYTEN

Twintig jaar geleden richtte de Californiër Eric Owen Moss een architectenbureau op in Los Angeles. Een van zijn befaamdste projecten ligt in Culver City, waar hij werkt aan de constructie, renovatie en transformatie van een oud magazijnenblok uit de jaren ’40. Dit project leverde hem verschillende prijzen op. ?Ik vind het belangrijk om in een niemandsland iets te creëren”, zegt Moss. ?Mijn werk kan worden geïnterpreteerd als een sociale en politieke monoloog, een commentaar op de wereld. Het heeft te maken met de vraag hoe mensen leven, hoe ze werken, waar ze waarde aan hechten, wat zij begrijpen en wat zij worden verondersteld te begrijpen. Daarom is er een graad van arrogantie in mijn werk, maar ook een graad van nederigheid. Het impliceert dat je mensen vertelt : ‘Als dit gebouw verschillend is van alle andere dingen die je in de straat ziet, let dan op de uitzonderingen. Mijn vroege werk geeft de indruk dat ik weet hoe het moet. Mijn latere werk bevat meer ambivalentie. Het is meer een poging om de wereld te begrijpen.”

We lopen met Moss over de bouwwerf van wat hij het samitaur-project noemt. Het wordt een kantoor en bedrijvencomplex in een oude industriële, verarmde en verlaten site van de stad. Rechts wijst Moss naar de brug die instortte tijdens de aardbeving van enkele jaren geleden. Links wijst hij de plekken aan waar de riots uitbraken. Ook dit is Niemandsland.

Heeft het bouwen op terreinen als deze morele implicaties ?

Eric Owen Moss : In dit land, anders dan in Europese landen, wijst het op een stuk verantwoordelijkheid. Iedere Amerikaanse stad heeft zulke gebieden. De South Bronx in New York, South Central in LA…, overal zijn er dezelfde problemen die liggen in de vormgeving : men trekt er weg, er blijft leegte over. Ze hebben te maken met het transportsysteem, de huisvestingsmogelijkheden, de toegankelijkheid van medische verzorging, jobs, the usual stuff. Men verwijt mij vaak dat mijn werk zeer persoonlijk is, een soort masturbatie. Dat het antisociaal zou zijn. Ik denk dat dat niet waar is. Neem nu dit specifieke project. Ik vind het belangrijk om naar dat deel van de stad te gaan waar bijna niets gebeurt. Ik geloof dat een gebouw als dit energie geeft. Het is een soort van emotionele injectienaald : ik wil deze plek doen herleven. Daarom integreer ik bijvoorbeeld het oude stratensysteem in mijn gebouw. De functies blijven behouden. Dit project bulldozert niet. Het trekt de stad niet uiteen, maar maakt ze nieuw. Dit nieuwe gebouw zoekt als het ware zijn weg in een oude fabriekswijk.

Het is ook in sociaal opzicht belangrijk hier iets te maken. Ik werk ook voor mensen die bijna nooit nieuwe gebouwen zien optrekken in hun leefwereld. Het is mijn taak om gevoelig te zijn voor de sociale en politieke factoren die spelen in het gebied waar ik mijn bouwwerk optrek. Ik wil met een gebouw een optimistisch signaal uitzenden. Door dit project komen er geen scholen voor kinderen die geen scholen hebben, maar het zal wel een hoop jobs creëren voor mensen die hier zonder werk zitten.

Moss is een hardwerkend mens. Hij kwam die ochtend aan uit Praag. Het is zaterdag, en in het atelier aan de andere kant van het oude fabrieksterrein lopen medewerkers in en uit. Het is gevuld met maquettes van vroeger werk, voorstellen en projecten die nog op stapel staan. Europa, LA, Japan. Het Paseo-project in Ibiza, waar hij een soort van schip bouwde van magazijnen en kantoren. Zijn befaamde Paramount Laundry op Ince Boulevard, met de regenpijpen die een soort zuilengalerij vormen. Het operagebouw dat hij in Tokyo bouwde. De huizen voor families in Hollywood, Malibu en voor de University of California. Een voorstel tot het ombouwen van een oude watertoren in Wenen. Moss loopt van de ene maquette naar de andere. Breed gesticulerend. Pratend over het belang van het duidelijk maken van verbindingslijnen, ornamenten, de combinatie van verschillende materialen als hout, metaal en glas.

Op zijn enorme werktafel liggen boeken van Elias Canetti, Henry Moore, Nietzsche, een boek over Mark Rothko. De muren hangen vol gedichten, vooral van zijn vader. Vóór Moss’ bureaustoel hangt de foto van de jongen die voor de tanks loopt op hetTian’anmenplein. Moss : ?Ik vind het zo’n kolossale uiting van moed.” Onder de foto heeft hij wat woorden gekribbeld : ?We must go alone. Isolation must precede.”

Waarom koos u voor architectuur ?

Moss : Ik heb een panische angst voor het rondwandelen op een kerkhof. Het maakt me zenuwachtig. Wie dat kan, kan alles. In zekere zin is mijn probleem het probleem van iedereen. Die angst voor het kerkhof duidt op een besef dat niets ooit echt kan veranderen. De middelen waarmee je zo’n levensvraagstuk tracht op te lossen of de manier waarop je het probleem stelt, kunnen wél veranderen. Het probleem van het leven en het begrijpelijk maken voor mezelf, zonder in theorieën vast te roesten, is de reden waarom ik interesse heb voor architectuur. Die interesse is in zekere zin zeer egoïstisch. Het heeft te maken met uit het probleem te geraken, iets wat we nu psychoanalytisch zouden noemen. In architectuur verhef je het probleem in ruimtelijke zin.

Hoe zou u uw werk omschrijven ?

Moss : Als dialectische lyriek. In een gebouw zitten dezelfde contradictorische elementen als in het leven zelf. Maar er moet ook lyriek inzitten, een sterke poëtische kracht. Het lyrische overstijgt alle tegenstellingen. De kracht van een gebouw is dan dat het zijn tegenstrijdige elementen overstijgt en opheft, en dat is dialectiek.

Moss loopt naar de maquette van een theatergebouw. Strakke structuren lopen over in rijkversierde ornamenten.

Moss : Dit is een voorbeeld van het samengaan van het Dionysische en het Apollinische. Die twee elementen blijven gelijkwaardig in het evenwicht dat ze bij elkaar zoeken. Evenwicht dat een soort van onevenwicht in zich draagt, is uitermate boeiend. Op die manier is er een soort van tensie, je krijgt het nooit vast. Het is zoals het leven van de mensen die erin gaan wonen of werken. Waarom zou een architect er dan één ervaring uitpikken en alleen maar die uitwerken ? Het is alsof je zegt : ik hou van snoepjes en ik haat gif. Wel, ik wil een vorm van architectuur uitwerken die snoep is én gif.

Hoe ver staat u van postmoderne stromingen ?

Moss : Dat is een erg Europese vraag. Als je postmodernisme ziet als een reactie op het modernisme, kan je nog een vreemde discussie beginnen over wat je als modernistisch beschouwt. Ik denk dat wat Charles Moore, Roger Curie of de Prince of Wales vertegenwoordigen, niet erg duurzaam is.

Ik ben me bewust van die tendens, maar ik heb er geen interesse voor. Ze is irrelevant voor mij. Ik wil mijn werk niet karakteriseren als een reactie op wat iemand anders gedaan heeft of aan het doen is. Ik wil gewoon de dingen proberen te begrijpen, en zelfs mijn onvermogen tot begrip moet duidelijk worden in wat ik doe. Ik pleit voor contradicties. De contradicties die in ieder mens leven. Ik tracht de spanning tussen contradicties in ruimtelijke zin weer te geven. Mensen hebben daarom vrij lang agressief op mijn werk gereageerd. Maar plots is er een stroom van sympathie voor wat ik doe. Men begint het mooi te vinden. Omdat ik pleit voor antipathie en spanning tussen de delen van een gebouw, weet ik nu niet hoe ik moet omgaan met die eensgezindheid en sympathie.

Misschien is sympathie gewoon een verkeerd woord. Misschien zijn er nu meer mensen die naar mijn gebouwen kijken en bereid zijn de tegengestelde delen te zien en te accepteren. Als dat het geval zou zijn, schenkt mij dat voldoening. Beschouw mijn werk vooral niet als een naast elkaar zetten van niet te vergelijken zaken, van tegenstellingen. Beschouw het als de drager van de tegenstellingen zelf en de kracht die uit de oppositie spreekt. Mijn werk is geen reactie op de geschiedenis.

Tot welke stroming in de architectuurgeschiedenis voelt u zich het meest aangesproken ?

Moss : (Lacht) Stonehenge. Ik ben heel lang bezig geweest met het bestuderen van de gebouwen van de Mian-dynastie in de Yucaccan. Dat ligt buiten het Europese referentiekader. Het zijn erg ijzerhoudende, agressieve, gecompliceerde gebouwen. Of oude dingen, zoals Altamira, boeien mij uitermate. Ik weet dus niet of ik tegen iets reageer. Ik wil alleen maar gestalte geven aan de problemen waar iedereen mee te maken heeft en aan het gevoel dat ze lang zullen duren.

Welke gevoelens moeten mensen krijgen in uw gebouwen ? Ik neem aan dat u als architect emotioneel wil communiceren ?

Moss : Dit is een zeer fundamentele kwestie. Ik vraag me af of iemand ooit iemand anders kan begrijpen. Er is zeker een soort van communicatie tussen architect en bewoner nodig. Ik maak een gebouw en ik wil wel dat anderen het in zekere mate begrijpen. Wat ik graag zou zien, is dat ik nieuwe mogelijkheden open voor mensen. Dat de mensen die in mijn gebouwen binnenkomen hun denkwereld in vraag beginnen te stellen. Dat zou mooi zijn. Het is de enige manier om vooruitgang te boeken of om niet te verroesten in het leven. Zoals het meisje in die film The Wizzard of Ozz : ze gaat een huis binnen, wordt opgetild en weer neergezet in een andere wereld. Ik wil dat mijn huizen mensen optillen. Ik denk dat ik zoiets bedoel als ik een gebouw als lyrisch beschrijf. Mijn architectuur gaat over beweging, voortdurende verandering, maar je beweegt simultaan in een aantal tegengestelde richtingen. Mijn architectuur schreeuwt om een soort oplossing. Daarom gaat ze ook over rust en stilte, en de onzekerheid om die te vinden.

U werkt ook in Europa. Hebt u het gevoel dat u daar geconfronteerd wordt met een totaal verschillende visie op architectuur ?

Moss : Dat is een boeiende kwestie. Ik denk dat er een conserverend instinct bestaat in Europa. Dat is misschien begrijpelijk als je ziet welke gedrochten er worden neergepoot in de buitensteden van Parijs of in Wenen. Een soort van modern afval.

Maar dat behoudsgezinde wordt nog te vaak gebruikt als een argument tegen hedendaagse architectuur. In Praag bijvoorbeeld is er een fascinerende combinatie van gotiek, renaissance en barok. Soms heeft een gotische kathedraal een renaissancedak. De types van gebouwen en stijlen zijn doorheen de jaren ineengevlochten. Het oude is nooit het oude. Ook het oude wordt vertegenwoordigd door dingen die mooi en lelijk zijn. Ook het verleden is niet coherent.

In iedere tijdsperiode moet je de vraag herformuleren over wat een dak nu precies is, of een huis of een stad. Als je niets herdefinieert, schiet je de menselijke geest in de cultuurgeschiedenis neer. Je kan cultuur niet beletten te bewegen.

Streeft dat naar iets duurzaams ?

Moss : Niets is echt duurzaam. Ik hou van de fascinatie van mensen die naar musea gaan en er naar dinosaurussen willen kijken. De confrontatie met het besef hoe anders de wereld er ooit heeft uitgezien, is beangstigend. En van daaruit moet je tot de conclusie komen dat de wereld opnieuw zo totaal verschillend gaat worden. Architectuur heeft alleen iets duurzaams in het licht van een individuele, menselijke geschiedenis.

U laat zich inspireren door filosofen, psychologische analyses… Is architectuur een middel om uw denkwereld over te brengen ?

Moss : Het is een soort medium. Wat er in mijn geest zit, zit ook in het gebouw ; mijn huizen zijn een vertaling van mijn gedachten. Het voordeel van architectuur is dat ze zeer algemeen is, maar anderzijds ook zeer persoonlijk. Ik heb op het vliegtuig net een boek gelezen dat ik uit mijn vaders bibliotheek haalde. Een soort van psychologische analyse van Moby Dick. De schrijver citeerde een passage uit de bijbel waarin God, nadat de joden aangevallen werden door de slang, aan Mozes zegt : ?Maak een standbeeld. Maak zelf een slang of iets in de vorm van een slang, zet het op een paal en iedereen die gebeten werd door een slang, zal worden genezen.” Ik geloof dat architectuur ook iets is zoals het op een paal zetten van bestaansproblemen. Je geeft ze vorm en je heelt iedereen. Je haalt het probleem eruit, je kijkt het recht in de ogen, je draait er je hoofd niet voor om, en door ernaar te kijken, ga je het stilaan begrijpen.

Hoe zou u hét probleem omschrijven ?

Moss : Het is gewoon het probleem van het leven. Het probleem dat je elkaar nooit kan begrijpen, dat brengt je soms op een punt waar de zaken hopeloos worden. Ik zeg altijd tegen mijn studenten : ?Architectuur is een daad van de wanhopige mens.” Ze lachen erom. Iemand zei ooit : ?Maar u ziet er zo gelukkig uit.” (Bulderende lach. Dan weifelend 🙂 In plaats van weg te lopen van de hopeloosheid en de toestand waarin alles onmogelijk lijkt, moet je een weg zoeken om ze gestalte te geven. Stop de wanhoop in architectuur ! Op die manier kan architectuur je redden als mens. Ken je dat verhaal van Camus over Sisyphus ? Aan het eind schrijft hij dat hij besloten heeft dat Sisyphus gelukkig was. Hij besliste het gewoon. Misschien moeten we gewoon beslissen gelukkig te zijn. Het is een van de belangrijkste beslissingen die we in het leven moeten nemen. Het probleem is dan wel dat je ze altijd moet hernieuwen.

Eric Owen Moss : Architectuur is een daad van de wanhopige mens.

Moss : Als je niets herdefinieert, schiet je de menselijke geest in de cultuurgeschiedenis neer.

Moss : In een gebouw zitten dezelfde contra- dictorische elementen als in het leven zelf. (The box, Culver City, Californië, 1990-94)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content