‘Er is geen beter geneesmiddel voor een gebroken hart dan met een taxi te rijden’
Lea en René zijn nu prille vijftigers. Op de middelbare school hebben ze elkaar wel gezien maar nooit gesproken. Vele jaren later treffen ze elkaar weer, totaal onverwacht, midden in de nacht. – LEA (52)
Ik zag hem voor het eerst als een plots neergestreken ufo, als een onvermijdelijke hindernis op slechts enkele meters van mijn gestrande taxi. Hij keek mij vanuit het open raampje van zijn zwarte busje doordringend aan. Hij heette René, zei hij, en hij was hierheen gereden om mij, zijn nieuwbakken collega, te helpen. Hij had nog maar net via de telefoon vernomen dat ik die avond bij Taxicity was beginnen te rijden.
Er was abrupt een einde gekomen aan mijn eerste werknacht van bijna tien uur. Ik was opgelucht dat het niet erger was dan een verdomde klapband. Het was kwart voor vier ’s nachts en aardedonker, want de straatverlichting deed het niet. Sinds enkele dagen waren er herstellingswerken aan de gang omdat de voorbije gure winter diepe putten had geslagen in het asfalt. Mijn linkervoorwiel was in een van de gaten in het wegdek gesukkeld.
De blik van de toegesnelde taxichauffeur liet me niet los. I’ve seen that face before, dacht ik. Hij had het lef om me met zijn blik af te tasten, me met zijn blik uit te kleden als het ware. Was het door die vervelende autopech of door de ontmoeting met René dat ik me ongemakkelijk en verward voelde ? Doodmoe ging ik naar huis. Ik was totaal van de kaart maar toch viel ik als een blok in slaap.
Ik wou aan die ontmoeting met René niet te veel aandacht besteden, ik moest me immers concentreren op mijn nieuwe job. Dus besloot ik om bij volgende ontmoetingen open en collegiaal te blijven. Maar hij liet me niet onberoerd, taximan René. Hij was erg groot, bijna twee meter lang, en hij had brede schouders en lange, lange benen. Zijn gezicht was open en scherp, met donkere wallen onder zijn blauwe ogen van het nachtelijke rijden. Hij werkte minstens vijf nachten op zeven bij Taxicity, lange shifts van telkens ongeveer twaalf uur.
L’HOMME QUI MARCHE
Zijn ranke gestalte deed me sterk denken aan L’Homme qui marche, het langgerekte bronzen beeld van de Italiaanse beeldhouwer Alberto Giacometti. De sculptuur stelt een rechte, voortschrijdende man voor die, met de blik naar voren gericht, een sterke wilskracht uitdrukt. Op die manier loopt René ook, maar onverwacht kan zijn tred omslaan in die van een dartel veulen. Ik ben veeleer klein, met harmonieuze lichaamsverhoudingen. René zegt me vaak dat ik knap ben. We hebben elkaar ooit eerder ontmoet, maar waar en wanneer was dat toch? Na lang en diep nadenken kwamen we erachter dat het op de middelbare school geweest moet zijn. Daar hadden wij elkaar gezien, maar nooit met elkaar gesproken. René was toen een opgeschoten puber met een lachend gezicht onder een blonde krullenkop. Ikzelf liep er als een wat gereserveerd en tenger meisje vol complexen bij. Ik droeg een afzichtelijk ziekenfondsbrilletje en voelde er niets voor om met de jongens van mijn school om te gaan.
In die tijd, de jaren zeventig, waren jongens- en meisjesklassen nog gescheiden. De vleugel voor de jongens was aanzienlijk kleiner dan het hoofdgebouw voor de meisjes. René en ik konden het ons nog helder voor de geest halen. De meisjes van de eerste graad droegen een lichtgroene, geruite schort. De jongens mochten ’s middags voetballen op de grote speelplaats. In de uitgestrekte voortuin van de school was een vijver met eenden waarrond de meisjes moesten lopen tijdens het uurtje lichamelijke opvoeding. Door de ramen keken de jongens geïnteresseerd toe. Veel contact was er toen niet tussen jongens en meisjes. Er was een ruimte in de kelder waar laatstejaars eens per week een sigaretje mochten roken en waar ze naar muziek konden luisteren. Ik kwam er nooit omdat ik liever buiten wandelde, maar René was er een vaste klant. Dat was echter lang, heel lang geleden.
MIJN RUWE DIAMANT
René is een oprecht warme man. Mijn ruwe diamant, zo noem ik hem. Maar ik was niet op zoek naar een vriend. Als alleenstaande moeder zag ik daar in mijn leven geen plaats voor. Ik nam er genoegen mee om goed voor de kinderen te zorgen en vooral een creatief en gezond leven te leiden. Toch liep ik René tegen het lijf. Een godsgeschenk.
René en ik hadden allebei een problematische relatie achter de rug, maar er is geen beter geneesmiddel voor een gebroken hart dan met een taxi te rijden, daar ben ik van overtuigd. Veel klanten vertrouwen je intieme dingen toe, waardoor je je eigen beslommeringen makkelijker relativeert. Toen we wisten dat we geen volslagen vreemden waren, groeide onze interesse voor elkaar tijdens onze korte ontmoetingen op het werk. Hij zou mij later eens uitnodigen om te gaan eten, zo beloofde hij. Hij zou zeker met me afspreken na de drukke zomerperiode die voor de deur stond.
Ik had al vele jaren geen lief en was erg op mijn hoede voor dergelijke terloopse voorstellen. Ik dacht dat René dat maar zei om sympathiek over te komen en besloot om er geen foute verwachtingen aan vast te knopen. Collega’s mogen misschien wel verbroederen, maar moeten toch niet te close met elkaar omgaan, vond ik. Maar enkele weken daarna vroeg René mijn gsm-nummer. Hij belde me diezelfde avond nog met de vraag of ik zin had om samen te gaan uitwaaien aan zee. Een voorstel waar ik geen nee tegen kon zeggen.
Een uur later stond hij met zijn zwarte Clio voor de deur. Over kleine landwegen reden we naar zee, en onderweg genoten we van de lauwe avondbries door de open raampjes, en zongen we de popsongs mee die uit de boxen schalden. Klokslag elf uur stonden we op de dijk en boven ons barstte een groots vuurwerk los. De extatische voorbode, zou blijken, van een nog veel groter feest.
ZWIERIG ZWART JURKJE
We dronken bier en witte wijn op een sfeervol verlicht terras bij het strand. Dat het zo wonderbaarlijk goed klikte tussen ons lag zeker niet alleen aan de lichte roes van de drankjes. Ik droeg een zwierig zwart jurkje met blote rug, elegante schoenen en een rode trenchcoat. Ik had mijn haar opgestoken om mijn hals beter te doen uitkomen. Het was een uitzonderlijk zachte zomeravond met nauwelijks een zuchtje wind.
Op weg naar huis was het stil in de auto. Tot René plots erg emotioneel werd en zei dat hij verliefd op me was. Ik vertelde hem hoe goed ik mij in zijn gezelschap voelde. Veel woorden kwamen er niet meer aan te pas, hartstochtelijke kussen des te meer. René is een erg affectieve man die op jonge leeftijd zijn vrouw leerde kennen. Na meer dan twintig jaar huwelijk volgde totaal onverwacht een scheiding. Dat was ruim vier jaar geleden, en René voelde zich diep gekwetst en verlaten. Hij had, naast zijn job, de handen vol met de zorg voor zijn hoogbejaarde, dementerende moeder. Ook zijn hoofd stond dus helemaal niet naar een nieuwe liefde, maar het werk bracht ons samen. We zijn zo blij dat we elkaar gevonden hebben : René, een man uit één stuk, en ik, een eindelijk gelukkige Lea. De sterren bleven ons gunstig gezind want vandaag, bijna drie jaar later, voelen we ons nog even hecht verbonden als die eerste avond aan zee.
OMWILLE VAN DE PRIVACY WORDEN NAMEN SOMS VERANDERD IN DEZE RUBRIEK.
DOOR MARLEEN VERMEIRE
‘Klokslag elf uur stonden we op de dijk en boven ons barstte een groots vuurwerk los. De extatische voorbode van een nog veel groter feest’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier