Een winnende combinatie

In de zuidoostelijke hoek van de Franse Alpen, tegen de grens met Italië, liggen de bergpassen van de Maurienne. Van oudsher vormt deze natuurlijke grens een hindernis voor reizigers. Elk jaar weer brokkelen de pelotons van de Tour de France uiteen in deze cruciale etappe. Maar ’s winters vormen de hellingen een prachtig skigebied, dat door zijn oriëntatie de sneeuwcondities van de noordelijke Alpen combineert met de zon van het zuiden.

Sinds de 12de eeuw is de bergpas van de Mont-Cenis een belangrijke reisweg naar de Italiaanse Piëmont. Napoleon zag het belang van deze verbindingsweg in en liet er de huidige Nationale 6 aanleggen. Al gauw ondervonden de dorpsbewoners de voordelen van de prille toerisme-industrie; herbergiers, karrenmakers, smeden, marktkramers… verrijkten zich mede dankzij de doortrekkende reizigers. Koetsen moesten volledig gedemonteerd worden voor ze de bergpas werden overgedragen. ’s Winters leidden ervaren berggidsen de reizigers met sleden over de steil afdalende bergkam. De streek stond bekend om zijn gastvrijheid.

De dorpsbewoners van Lanslebourg en Lanslevillard, die nu samen Val Cenis vormen, hebben hun voorouderlijke traditie voortgezet. Gedomineerd door honderd toppen van meer dan 3000 meter, werd het dorp een geliefkoosde wintersportbestemming waar vooral het familiale karakter de toon aangeeft. De 80 kilometer skipistes zijn noordelijk georiënteerd. Hierdoor is de sneeuwzekerheid hoger dan in andere streken. Een immens skigebied is het niet, maar de wintersportliefhebber die van variatie houdt, kan zijn hart ophalen aan tal van sportactiviteiten.

Val Cenis ligt aan de rand van het Parc National de la Vanoise. Gewapend met een paar sneeuwraketten onder de schoenen, word je door een ervaren berggids door de maagdelijke sneeuw geleid. De man kan je alles vertellen over de fauna en flora in het reservaat. Af en toe stelt hij zijn verrekijker op waardoor je gemzen, koningsarenden of marmotten kan observeren. Wie deze dieren van heel dichtbij wil bekijken, kan terecht bij Bernard Gagnière, skileraar en dorpsleerlooier. De man, die ’s zomers ook jaagt, heeft in zijn winkeltje opgezette jachttrofeeën uitgestald. Hij beweert dat hij ze buiten het park geschoten heeft en kaart meteen de discussie aan rond de overpopulatie van dieren.

Ook buiten het natuurpark kan je prachtige wandelingen maken: te voet, op langlaufski’s of sneeuwschoenen. De pittoreske Chemin du Petit Bonheur brengt je langs kapelletjes, rotsformaties en bossen. Het pad dat de verschillende dorpjes van het dal verbindt, is zo’n 50 kilometer lang. Langs de route vind je hier en daar huisjes met de vermelding Attention, châlet piégé. De eigenaars zijn de nieuwsgierige bezoekjes van wandelaars zat en hebben in de chalets valstrikken verborgen. Wat wel een bezoek waard is, zijn de kerken van de streek. Achter hun sobere gevels schuilt een schat aan barokke pracht. De vallei van de Maurienne was vroeger befaamd voor zijn beeldhouwers die vooral beschermheiligen afbeeldden. In het Espace Baroque Mauritienne dat gehuisvest is in één van de twee kerken in Lanslebourg, vind je een overzicht van de geschiedenis en een audiovisuele weergave van de belangrijkste barokke kerken in de omgeving. Elk jaar richt het museum een tijdelijke tentoonstelling in waarvoor de bewoners hun oude gebruiksvoorwerpen uitlenen. Heel gezellig is ook het dorpsrestaurantje Le Terroir Savoyard. De ex-kaasmaker Roland Chassot laat je er proeven van heerlijke specialiteiten. Gerookte vleeswaren als viande de grison passen perfect bij het huisaperitief.

Wat meer naar het westen in de Maurienne ligt Valmeinier, dat zijn naam ontleent aan de antracietmijnen in het gebied. Het skistation bestaat uit twee boven elkaar liggende dorpsdelen. Het oorspronkelijke dorpje, dat zich op 1500 meter situeert, heeft zijn traditionele huizen en karakter behouden. Driehonderd meter hoger werd in 1986 een hoefijzervormig appartementendorp gebouwd rond enkele skiliften. Het skigebied van Valmeinier is heel wat uitgestrekter dan dat van Val Cenis, vooral omdat het in verbinding staat met het skidomein van Valloir. Anderzijds heeft Valmeinier 1800, door zijn steile bergflanken en modernere gebouwen, minder charme dan Val Cenis. Er is ook bitter weinig keuze wat eethuizen betreft.

Elke winter heeft in Valmeinier de internationale hondensleewedstrijd Croix du Sud plaats. Vanuit alle hoeken van de wereld worden honden en sleeën overgebracht. Dit jaar vierden de dorpsbewoners uitbundig feest want Thierry Dacku uit Valmeinier werd tweede. Vandaag heeft hij zes honden meegebracht voor een kleine initiatie in het hondensleeën. Een voor een worden de huilende dieren ingespannen. Ze staan te trappelen om te vertrekken, en van zodra de passagier heeft plaatsgenomen op de slee, vertrekken ze in volle vaart. De bestuurder moet vaak remmen en bijsturen om niet uit de bocht te gaan. Zonder enige moeite trekken de dieren zelfs de zwaarste persoon vooruit.

Sinds een paar dagen dwarrelen de verse vlokken onophoudelijk naar beneden. Een dichte mist verbergt af en toe alle bergflanken. Zelfs in deze omstandigheden verliest Jacques Noraz, die al jarenlang wandelaars en bergbeklimmers begeleidt, het noorden niet. Vandaag neemt hij ons mee voor een tocht door de verse diepsneeuw. Vanuit Valmeinier 1500 nemen we de zetellift Le Roi. Een gure noordenwind wacht ons op. We binden de plastic raketten onder de schoenen en volgen de sporen van de gids die ons over ongerepte sneeuwvelden naar de rand van een lagergelegen bos brengt. De takken van de dennenbomen hangen zwaar door onder het gewicht van dikke pakken bevroren sneeuw. Hier en daar is het vlakke oppervlak verscheurd door sneeuwsporen van hazen of herten. Vooral op de steilere stukken zakken we tot onze kuiten in de sneeuw. Een dichte mist sluimert ons van tussen de bomen tegemoet en er steekt een kleine sneeuwstorm op. Twee uur lang wanen we ons ver van de bewoonde wereld maar dan duiken plots de skiliften op. Echt vermoeiend is het stappen niet, het vergt alleen wat concentratie.

Heel wat indrukwekkender is een ULM-vlucht over de toppen van de Fourchon. Frank Toussaint is een echte maniak van alles wat zweeft. Hij vliegt op de meest exotische plaatsen ter wereld. ’s Winters gaat zijn hart uit naar dit deel van de Savoie waar hij zijn passie deelt met avontuurlijke bezoekers. Het vederlichte tuigje stijgt met de piloot en één passagier op vanaf de splitsing van de skipistes bleuets en violettes. Het is koud daarboven, maar het enthousiasme en een sensationeel gevoel doen mijn hart bonzen en de rillingen vergeten. Via een koptelefoon en microfoon onder de helm kan ik met de piloot praten tijdens de vlucht. We zweven tussen bergkammen in, maken een bocht over een oceaan van sneeuwgolven en landen even in een feeëriek landschap dat alleen ski -randonneurs na twee dagen inspannend stappen en glijden bereiken. Met een korte zwenk om een rots stijgen we weer de ijzig blauwe lucht in. Terwijl we duizelingwekkend laag over een bergkam scheren, vertelt de piloot dat hij er rotsvast in gelooft dat dit toestel in de toekomst een populair transportmiddel wordt. Zelf gebruikt hij het al voor talloze commerciële activiteiten. In de lente vervoert hij vissen die hij in de bergmeren uitzet voor de hengelsport. Net voor we landen, zet de piloot de motor uit. Een fluitende toon zingt om de vleugels van de zwever, terwijl hij moeiteloos door de luchtstroom gedragen wordt. Een gevoel van almacht borrelt in me op.

In het charmante café Thé au logis neemt een stokoud, cabaretfiguur met gigantische oorbellen, rokend de bestellingen op. Nippend van een warme wijn bekomen we van de overweldigende ervaring.

Els Vermeersch

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content