Een luchtige zomer

Blije kleuren, polo’s met jeans en essentiële benodigdheden voor de Franse Rivièra, de ontwerpers dromen van zorgeloze vakanties en dat is een statement op zich. Of gewoon consumentenbedrog ?

Weerspiegelt de mode de tijdgeest ? Verwachten we er meer van dan draagbare, inspirerende kleren ? Dat is dus het soort vragen waarmee journalisten en aankopers elkaar onderhouden tijdens defilés in Milaan en Parijs. “Alles gaat voorbij, het is maar mode”, zegt iemand steevast, maar bij de voorstelling van de mannenmode voor zomer 2005 begon zomer 2004, en dus te midden van het geweld in Irak leefde de discussie wel erg fel op.

“Ik maak geen kleren om in een museum te hangen”, luidt een favoriete uitspraak van Dirk Bikkembergs. “Ik wil gewone gasten aanspreken”, vertelde hij ons onlangs opnieuw. “Al die zelfstandige ontwerpers met kunstzinnige pretenties doen maar wat ze willen, maar de meeste mensen willen gewoon kleren om goed voor de dag te komen. De grote modehuizen versterken dat verlangen naar zekerheid nog.”

Het klinkt heerlijk nuchter, maar waarom juist Bikkembergs dan zoveel tamtam maakte rond zijn eigen zomercollectie, was voor de aanwezigen in Milaan een raadsel. Niet dat we met velen waren. Bikkembergs presenteerde zijn sport couture immers op de oude manier : en petit comité in een salonachtig palazzo, met een vleugelpiano en twee presentatoren achter de microfoon om elk silhouet te bewieroken. We kregen zijden windbreakers te zien, kasjmieren trainingsshirts en comfortabele broeken in hoogtechnologische materialen. Als iemand luxueuze sportswear geloofwaardig kan brengen, is het wel Bikkembergs. Alleen werden de ingenieuze stofmengsels en de zorgvuldige afwerking met zoveel holle grootspraak gepresenteerd, dat je haren overeind kwamen. Laat dat aan de musea over, Dirk.

Reizen zonder doel

Vele ontwerpers hielden het in hun commentaar op “iets lichts, iets zomers”, en meer valt er ook niet te zeggen. Vooral de modehuizen in Milaan lijden aan bloedarmoede. De meeste aandacht ging er niet toevallig naar de verschijning van Christina Aguilera op het Dsquared-defilé. De Canadese tweeling herhaalt zich eindeloos, net als Etro, Iceberg en D&G, en wat de achterliggende inspiratie betreft komen velen niet verder dan verkleurde foto’s van idyllische Rivièra-cruises. De uitnodiging voor het defilé van J. Lindeberg, een blinkende kredietkaart met Palm Beach-verwijzingen, deed aan de vetste van de jaren ’90 denken, en in dat zorgeloze wereldje gaat de mode het volgende zomer zoeken. Dolce & Gabbana lieten een hemelsblauw zwembad aanrukken voor hun van testosteron en juwelen bulkende playboys. De trouwe fans van het duo zullen ongetwijfeld houden van de scherpe pakken, de blazer-jeanscombinaties en de zelfverzekerd openstaande streepjeshemden. Prettig foute purperen mocassins met goudkleurige D- en G-schakels waren het meest in het oog springende item.

Bij Versace moest een oorverdovend optreden van The Prodigy, nu Clever Brains Fryin’ genaamd, voor de nodige animo zorgen. Feel good was het motto volgens Donatella Versace, en dat zal wel : de ontwerpster is ondertussen in behandeling om van de cocaïne af te raken. De vrij klassieke, met felle kleuren gebroken collectie is geen misser, maar heeft niet zoveel om het gebruinde lijf : goudkleurige pakken, V-halstruitjes, po-lo’s met een ritsje en boksermantels in badstof over minuscule zwemslips.

Exclusieve badplaatsen met casino’s en tennisclubs bekoren ook Veronique Branquinho, die in Parijs een barbecue organiseerde voor vrienden en kennissen. Zij weeft haar referenties minder nadrukkelijk in een herkenbare retrolook. Branquinho heeft trouwens een neus voor hebbedingen, van tennisshorts met VB-logo en T-shirts met uitvergrote zwart-witfoto’s uit oude pornoblaadjes tot turkooisen blousons in zijde. LOST SOUL vermeldt hun rugpand, maar veel moeten we daar niet achter zoeken. “Ik vind het gewoon een mooie uitdrukking”, zegt de ontwerpster.

Ook het reisthema wordt volgend jaar eindeloos herkauwd : er zijn sweaters met tribale Afrikaanse motieven en ponchovariaties bij Stephan Schneider, terwijl ook bij Fendi het ruwe, onbewerkte leder en de met dierenhuid bedrukte stoffen helemaal out of Africa komen. Bij Gucci had Amerikaan John Ray na de exit van Tom Ford heel wat te bewijzen, maar zijn etnisch geïnspireerde collectie kon maar weinigen overtuigen. Zijn met de hand gedecoreerde kaftans en sweaters vol spiegeltjes, muntjes en kralen hingen nonchalant over jeans. De hippie chic was echter zelden flatterend, vrouwelijker dan we van Gucci gewend zijn en wel erg déjà vu. Roberto Cavalli, iemand ?

Net als de haaientanden en Afrikaanse juwelen op de outfits van Costume National komt Gucci’s uitstapje vooral erg leeg en nietszeggend over. Welke zin hebben multiculturele referenties in een global village waarin ooit exotische symbolen en tradities gimmick zijn geworden in de handen van reclamemakers en popsterren als Madonna ?

De Belgen toonden zich creatiever : Dries Van Noten concentreert zich volgende zomer op Schotse ruiten en kilts, maar blijft met een eindeloze cocktail van blazers, breigoed, overhemden en rugby-invloeden trouw aan zichzelf. De toeschouwers in de Ecole des Beaux-Arts in Parijs mochten plaatsnemen in comfortabele salons vol designmeubelen en als het aangeboden aperitiefje ons niet dronken had gevoerd, dan had het defilé dat wel gedaan. Elke silhouet vermeed nadrukkelijk de voorspelbaarheid en zo vat Van Noten een onmiskenbare evolutie in de mannenmode.

Bernhard Willhelm combineerde zijn speelse grafische stijl met Japanse werkmansoutfits, terwijl Walter Van Beirendonck nadacht over kachina-popjes van de Hopi-indianen en andere geluksbrengers. Er zijn opmerkelijke blazers met uitpuilende sportswearvoeringen en blousons met oortjes op de kap. Als je Van Beirendonck het allemaal hoort uitleggen, hoop je dat ze ook in Italië meeluisteren : doe iets met al die bereisdheid jongens, en bespaar ons anders de moeite.

Wereldproblemen

Het gimmickfenomeen plaagt dus de modehuizen, ook Louis Vuitton. Marc Jacobsliet zich voor volgende zomer inspireren door Evelyn Waugh’s Brideshead Revisited. We kregen in het paviljoen in het Parc André Citroën dan ook aristocratische outfits en Britse elegantie te zien. Vuitton kan zijden hemden, kasjmieren sweaters, cricketbroeken of zelfs fluwelen kamerjasjes met borduurwerk aantrekkelijk maken als geen ander, maar Jacobs heeft zich al meer geïnspireerd getoond.

“Je ziet vaak hetzelfde terugkomen”, zegt Raf Simons. “Veel ontwerpers gebruiken hun inspiratiebronnen heel simplistisch. Het is geen gemakkelijke tijd voor ontwerpers die met hun eigen achtergrond en verleden werken. Eind jaren ’90 kon de mode niet extreem genoeg zijn en was er ruimte zat voor mensen die hun eigen verhaal wilden creëren. Ik kom zelf uit die periode. Nu willen consumenten niet zo ver meegaan en dat is een handicap voor ontwerpers met een ingewikkelde visie. Die hebben tijd nodig om hun weg te vinden. De grote modehuizen van hun kant kunnen niet zomaar risico’s nemen. Die draaien zo’n omzet dat ze hun stijl wel moéten uitmelken. Tot iedereen weer iets anders wil.”

Zelf stelde hij een toekomstgerichte collectie voor. Hij koos daarvoor een architecturale rotonde bij de Porte de la Villette, waar de modellen stoïcijns en op muziek van Vangelis de rol-trappen afdaalden. We kregen smalle pakken te zien met aangepaste overhemden en dassen. De geklede look kreeg echter snel futuristische trekken met volumineuze regencapes in nylon, aansluitende lederen broeken, lederen tunieken en origineel afgewerkte blousons. Vertrouwde Simons-ingrediënten dus, maar terwijl zijn collecties in het verleden vaak extremen toonden, werd hier een geslaagde synthese gemaakt.

“Er gaat momenteel veel door mijn hoofd”, zegt Simons. “Ik ben bijna tien jaar bezig, mijn jeugd ligt stilaan achter me. Dat zie je ook in de collectie. De mensen rondom mij worden ouder, ze krijgen nieuwe behoeften. Sommige mannen hebben voor het eerst in hun leven een klassiek pak nodig. Dat fascineert me steeds meer, hoe mensen zich écht kleden.”

Zoals bekend werkte Simons in zijn eerste jaren vooral met zijn eigen jeugdjaren. Later liet hij zich meer in met wereldproblemen. Globalisering, ongebreidelde consumptie, de behoefte aan gemeenschap en bezinning, noem maar op. “De pers heeft die politieke statements altijd gewaardeerd, maar voor het publiek en de winkels zijn ze verwarrend. Daar denk ik veel over na. Kleding zal voor mij altijd meer zijn dan een mooi stofje, maar als ontwerper kun je niet alleen maar bezig zijn met jezelf en je leefwereld. Of je goed bezig bent, leer je niet van de pers. Een journalist heeft de tijd om je verhaal te doorgronden, maar in de winkel werkt kleding anders. Daar moet het stuk op zich de consument meteen aanspreken.”

In Milaan kwam het sterkste statement van Alexander McQueen. Zijn kruising van westerse legeruniformen, Britse kleermakerstradities en etnische invloeden als borduurwerk en jodhpurs maakte het moeilijk om niet aan de actualiteit te denken. Zijn poncho’s in camouflagekleuren konden toeval zijn (Raf Simons maakte zijn ’terroristische’ collectie ook maanden vóór 9/11), maar dat waren ze niet. “Het gaat om vereniging en de noodzaak extremen samen te brengen”, zei McQueen backstage, terwijl hij zelf het legertje van George Bush en India aanhaalde. Het schokeffect was minimaal : dit is een romantische collectie, en items als een trenchcoat, een kaki hemdje of flaneerbroeken behoeven geen uitleg in de winkel.

Nieuw bloed

Al die wereldlijke beschouwingen vormen een fel contrast met de rozigheid van de mannenmode volgende zomer. Zelfs Jil Sander laat haar strengheid varen : haar zomercollectie is scherp en goed gekleed, maar vooral clean en fris. Jongensachtig ook, met pastelkleurige hemdjes, denimbroeken met omgeslagen zomen en broeksriemen in fluokleuren.

Bij Burberry denkt Christopher Bailey aan David Hockney en het zomergevoel, en dus staat er geen rem op de kleuren : oranje, rood, paars, blauw en limoengroen. Daarmee voert Bailey de sterkste zomertrend in de mannenmode aan – bij Comme des Garçons is er haast niks anders dan roze en fuchsia te zien. Op een witte catwalk zag Burberry er prachtig en prettig uit, maar ook repetitief, met trenchcoats, windjacks, krappe blazers, collegetruitjes en sjaals. Een mager beestje voor iemand die zo goed Britse subculturen en stijlcodes remixt.

Bij de zomer horen natuurlijk ook de zee en promenadewandelingen. Ze verschijnen bij Sonia Rykiel, met haar wijde broeken en streepjesmotieven in frisse kleuren, bij Prada in talloze referenties aan de zeilsport, en ook bij Giorgio Armani. Zijn hoofdlijn maakt geen radicaal statement, maar luchtige materialen, wijde silhouetten en pastelkleuren doet ze wel naar warme zomeravonden verlangen. De nadruk ligt op (gedeconstrueerde) blazers en jaren ’20-nostalgie in de accessoires. De Emporio Armani-lijn volgt dezelfde principes : een dandylook zonder franjes en vloeiende vormen. Afbeeldingen van kreeften en schorpioenen, Armani’s eigen sterrenbeelden, versterken de tropische sfeer, terwijl ’s avonds al eens een glitterstofje mag.

De maritieme wereld domineert ook de mooie collectie van Hermès. Ontwerpster Véronique Nichanian doopte alle silhouetten in blauwtinten, van suède blousons en sarongs in dasstof tot korte zwemshorts. Fijne truitjes verschenen als marcellekes over gestreepte hemden. Luxe in zijn meest begeerlijke vorm, maar een ontwerpersstuk viel op dit defilé toch niet te zien. Helmut Lang vertaalt het maritieme thema op zijn manier, met gevlochten koorden aan broeksriemen en achterzakken, bedrukte T-shirts, luchtig geweven zeemanstruien en witte pantalons. Op de bovenarm bij elkaar genaaide hemdsmouwen geven zijn gestileerde mariniers een ruw kantje.

Daarmee is zowat alles gezegd over de mannenmode voor volgende zomer : prettig om te zien, zelden moeilijk en soms perfect inwisselbaar met trendy winkelketens. “Je kunt uren zagen over de industrie, ik heb me er zelf lang tegen verzet”, besluit Raf Simons. “Nu denk ik : deal er maar mee. Voor mij heeft het geen zin de straat of het verleden te kopiëren, ik wil blijven vernieuwen en interpreteren. Dat wordt er de komende jaren niet makkelijker op, maar ik blijf geloven dat ontwerpers dingen kunnen doen bewegen. Het komt erop aan het evenwicht niet te verliezen, niet te vergeten dat je begrepen moet worden. Vele grote modehuizen stellen zich trouwens vragen over de toekomst. Er is nieuw bloed nodig en dus zal dat er ook komen.” n

Tekst Wim Denolf I Foto’s Reporters

Welke zin hebben multiculturele referenties in een global village waarin ooit exotische symbolen en tradities gimmick zijn geworden in de handen van reclamemakers en popsterren ?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content