EEN FRISSE DUIK OP 78°57 NOORD
Walrussen en walvisvaarders, drijfijs en gletsjers, poolberen en een weergaloos decor in zwart en wit. Spitsbergen, het meest toegankelijke noordpoolgebied, verken je in alle comfort tijdens een ‘zomerse’ cruise.
Longyearbyen, de hoofdstad van Svalbard (zoals de Noren deze verzameling eilanden aan het eind van de wereld noemen), is het startpunt van onze cruise aan boord van de MS Fram. Naar arctische maatstaven een échte havenstad, met hotels, een kerk, een museum, een universiteit en sedert enkele jaren ook een écht winkelcentrum. Je vindt hier zelfs een dozijn eetgelegenheden, van een Art Café annex kunstgalerie tot een Vinbar met Arctic specialiteitenmenu. Toch blijft het ruige kantje van het poolgebied onmiskenbaar.
Tegenover het bescheiden luchthavengebouw ligt de camping, een winderige oever waar bordjes waarschuwen voor ronddolende ijsberen. Tot midden de jaren tachtig was dit (niet-omheinde) stuk toendra de énige verblijfsplek voor toeristen. Poolberen worden er regelmatig gezien. Sedert de jaren negentig groeide in Longyearbyen het aantal hotelbedden tot enkele honderden, een indicatie van de toenemende populariteit van reizen naar het Hoge Noorden. Een avonturier op zoek naar ontberingen moet je tegenwoordig niet meer zijn. Zelf neem ik mijn intrek in het comfortabele Radisson SAS Polar Hotel, tijdens de winterspelen van Lillehammer in 1994 de accommodatie voor olympische functionarissen en sponsors. Nadat de medailles verdeeld waren, werd het houten gebouw met Noorse efficiëntie verplaatst naar de zuidoever van Isfjord, halfweg de haven en het centrum. Het panorama uit de ontbijtzaal maakt me hongerig naar meer.
De MS Fram, een van de paradepaardjes van de Hurtigrutenvloot, is naar hedendaagse normen een middelgroot schip. Geen drijvend appartementsblok, maar een modern expeditieschip, gebouwd voor ijskoude wateren en de occasionele confrontatie met een ijsberg. Het buitenbeentje van de Hurtigruten pendelt niet als postboot op en neer langs de Noorse westkust, maar avonturiert aan de rand van de wereld, van Noord- tot Zuidpool. Haar naam verwijst naar de legendarische Fram, ooit het stevigste houten schip ter wereld, waarmee een Noorse expeditie tot 85° Noord reisde en drie jaren in het ijs verbleef.
Met een capaciteit van ongeveer driehonderd passagiers (en zeventig bemanningsleden) blijft de MS Fram een schip op mensenmaat, waar je je snel thuis voelt. Al de eerste dag worden we ingedeeld in groepen, telkens 25 personen, precies één volle sloep. Op Spitsbergen zijn havens schaars : de meeste landingen noemt men ‘nat’, met een tender rechtstreeks op het strand. Rubberen laarzen (aan boord te huur) blijken geen overbodige luxe. En de enige reistijd in Spitsbergen mag dan wel de zomer zijn, écht warm wordt het op de ijszee nooit. Dus krijgt elke passagier op dag één een blauwe wind-breker/regenjas, een geschenk dat tijdens onze cruise elke landing transformeert tot een smurfenparade.
RUSSISCH CONTRAST
Geen vijftig kilometer ten westen van Longyearbyen ligt de Russische enclave Barentszburg, maar het contrast tussen de moderne hoofdstad en deze verwaarloosde mijnbouwstad kan niet groter zijn. In 1933 kocht een Russisch staatsbedrijf het gebied. Sedertdien lijkt het of de tijd er heeft stilgestaan. Een lange trap leidt van het houten staketsel naar de hoofdstraat, met midden op het plein een standbeeld van Lenin. Vlakbij ligt een houten kerkje, de iconen verlicht met kaarslicht. Op loodsen en warenhuizen pronken socialistisch-realistische affiches, een lofzang op het harde leven van de poolarbeider. Muurschilderingen van het Rode Plein en pittoreske plattelandsmotieven decoreren de troosteloze bakstenen gebouwen, waarvan vele in verregaande staat van verval. Ooit was dit een welvarende mijnwerkersstad met een hospitaal, een kindertuin en een helikopterbasis. Duizenden mensen leefden hier, maar na enkele ongelukken sloten de mijnen.
Anno 2013 is de komst van een cruiseschip voor de bewoners even opwindend als voor de bezoekers. In de lokale hotelbar drink ik wodka met de locals, de meest noordelijke aller wodka’s ! In de lokale schouwburg geeft de folkloregroep, evenveel tot vermaak van zichzelf als van de passagiers, een dansvoorstelling die verwijst naar de Russische pioniers, de Pomoren. Aandoenlijk.
Die Pomoren en andere varende jagers profiteerden sedert de zestiende eeuw van – naar men dacht – onuitputtelijke voorraden walvissen, zeehonden en berenhuiden. Hoe zij de ijszee ervoeren, vraag ik me af als de volgende ochtend ijsschotsen voorbij mijn patrijspoort drijven. Ik ontdek een wereld in zwart en wit, gehuld in een mysterieuze laag mist. Het zwarte gebergte, op de flanken bedekt met een gordijn van sneeuw, stort zich haast loodrecht in zee. In kolenzwart water drijven hagelwitte ijsbergen, brokstukken van de brede gletsjer op de andere oever. De vlijmscherpe zwarte piramidepieken bewijzen dat dit land niet anders dan Spitsbergen kon heten, sedert de Nederlandse ontdekkingsreiziger Willem Barentsz deze archipel in 1596 ontdekte, tijdens zijn zoektocht naar een noordelijke route naar China.
KNEKELVELD
Hornsund, de zuidelijkste fjord aan de westkust, oogt spectaculair. Gletsjers alom, bergwanden tot 1400 meter hoog en twee poolberen op het zwarte strand. Vanaf het dek beloeren we de beren, de ene hoog op een heuvelrug, de andere langs de waterkant. “We wachten tot de kust veilig is”, galmt de intercom. Zijn wetenschappelijke naam, Ursus maritimus (letterlijk : zeebeer), maakt hij waar als we het roofdier snel door het water zien zwemmen. Indrukwekkend. Die ben je nooit te snel af, geen schijn van kans. Bij elke landing verkent de expeditiecrew ons landingsstrand op de aanwezigheid van beren. Strenge veiligheidsvoorschriften bepalen dat toeristen altijd vergezeld moeten zijn door minstens twee gewapende begeleiders. Steevast stuurt de MS Fram vier verkenners vooruit, die post- vatten op strategische rotsen. Onze actieradius beperkt zich tot de veilige zone tussen de rode jassen. Eens aan land, zoeken we verse pootafdrukken in de zompige toendra. Gigantisch, en enkele centimeters diep, zodat water al in de afdrukken sijpelt als we ze vinden. Op land halen de mastodonten een snelheid van wel veertig kilometer per uur, maar van jachttaferelen ben ik geen getuige.
Lange ijzeren spijkers, als een vlijmscherp speldenkussen op de luiken van ramen en deuren van trappershut Bamsebu, getuigen van de verdedigingslinies die jagers beschermden tegen de onstuimigheid van de beer. Aan de voet van de hut ligt een vermolmde sloep en een gigantische berg beenderen en ruggenwervels van de talloze walvissen die afgeslacht werden, het bewijs van de onstuimigheid van de mens. Die onuitputtelijke voorraden walvisblubber en dierenhuid bleken al snel niet zo onuitputtelijk als verhoopt.
WETENSCHAPSDORP
Alles is het “meest noordelijk” in Ny-Alesund, een permanent bewoonde nederzetting op 78,55° Noord : de aanlegsteiger, het postkantoor, de trein, ja zelfs de bakfiets waarmee een wetenschappelijk onderzoeker zich verplaatst. Na de walvisvaarders en pelsjagers, zochten mijnbouwers aan de rand van de wereld fortuin. Een locomotief, gebouwd in Berlijn, bracht aan het begin van de negentiende eeuw kolen van de mijnen naar de kaai. Een loods uit 1919, destijds een opslagplaats van koffie, suiker, bloem en gedroogd fruit, dient tegenwoordig als buurthuis annex café. Kolenmijnen rendeerden niet en het marmer uit Ny-London, aan de andere oever van de fjord, verpulverde zodra het opgedolven werd uit de permafrost.
Een wandelpad van anderhalve kilometer loopt van de haven naar het pleintje, waar een buste van Roald Amundson de expedities van de poolreiziger gedenkt. De Noordpool is nog amper 1231 kilometer ver. In 1925 reisden Amundson en een kompaan met een luchtschip van 109 meter lang en een diameter van 26 meter als eerste van Europa naar Noord-Amerika via de Noordpool, 5300 kilometer in zeventig uur. In de toendra pronkt de hoge mast, de ankerplaats voor de zeppelin. Meteen het eindpunt van onze wandeling, gebieden de verkeersborden : buiten de bebouwde kom is een vuurwapen verplicht.
In minimetropool Ny-Alesund zitten elf wetenschappelijke centra van tien verschillende landen op een kluitje ; Noren en andere Europeanen, Japanners, Chinezen, Zuid-Koreanen en Indiërs. Vier van de onderzoekstations blijven het hele jaar door bemand. In de winter leven er amper dertig mensen, in de zomer wel 150. Zoals het blonde meisje met emmertjes steenkool, souvenirs voor toeristen. De meest noordelijke Nederlandse tiener met ondernemingszin !
WALRUSSENSTRAND
De middernachtzon speelt met mijn biologische klok. Nu, tijdens de eindeloze pooldag, gaat de zon niet onder. Pal op de middag of rond middernacht, steevast staat de zon hoog. En zo kan het dat ik diep in de nacht wegzak in het bubbelbad op het buitendek, terwijl zonovergoten bergen en gletsjers als een surrealistisch visioen aan mij voorbijtrekken. Een school beloega’s, walvissen wit als albino’s, buitelt aan bakboord. Voorbij 80° Noord gaan we voor anker bij Moffen, een hoefijzervormige zandbank waar steevast een kolonie walrussen vertoeft. Minstens driehonderd meter afstand moet het schip hier houden. Het belet niet dat enkele nieuwsgierige dieren met indrukwekkende slagtanden knorrend langs stuurboord zwemmen. Tussen dit minuscuul eiland en de Noordpool ligt nog slechts ijszee en pakijs.
In Magdalenafjord, een van de mooiste en meest afgelegen fjorden, spookt de pioniersgeest nog over de toendra. Roestige blubberovens, bergen beenderen en een kerkhof met wel honderd graven. In de zeventiende eeuw was dit een van de belangrijkste voorposten van walvisvaarders, tegenwoordig een van de populairste landingsplaatsen voor toeristen. Ontegensprekelijk terecht, zo bewijst de schitterende tocht naar de voet van de gletsjer, over het keienstrand en de morene, met prachtige panorama’s over de baai.
Al evenzeer in mijn geheugen gegrift staat de excursie in een zodiac, traag door het drijfijs van de afkalvende Monaco-gletsjer. Bij Kamp Mansfield, een oude mijninstallatie waar houten hefkranen en een roestige stoommachine de tand des tijds trotseren, zwemmen enkele onderzoekers in zee. Het is een zonnige zaterdag. Ik volg het voorbeeld van de locals, voor mijn noordelijkste duik, in een machtig landschap van besneeuwde bergen en krakende gletsjers. Dan rep ik me met de eerste tender terug aan boord, naar de weldoende sauna. De volgende ochtend vind ik een Noordpool-certificaat in mijn kajuit, “om de ijskoude wateren van de Arctic getrotseerd te hebben, in Ny-London N 78°57, bij een watertemperatuur van 5° Celcius”.
Het is niet het enige certificaat dat passagiers kunnen verdienen. Als padvinder verzamel ik op het strand een aangespoeld visnet en plastic, een goede daad waarvoor ik een erkentelijke speld ontvang. Je rommel opruimen, het is het minste wat je in de laatste wildernis kunt doen.
TEKST & FOTO’S JO FRANSEN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier