Een 8 door Parijs

De gigantische, half ingegraven fiets van Claes Oldenburg in Parc de la Villette. © Wouter Van Vaerenbergh

Fietsen is in Parijs een stuk evidenter geworden. We reden een acht door het oosten van de stad. Twee lussen van een halve dag, maar we haastten ons niet.

Die ochtend regent het. Maar dat is niet zo erg. “Onze Belgische klanten laten zich niet afschrikken door enkele druppels”, zegt de uitbater van het fietsverhuurbedrijf met de lange naam Paris à Vélo, c’est sympa. “En dat onderscheidt hen van bijvoorbeeld de Fransen.” (De man is, zo blijkt, zelf een Belg.) We trekken onze regenjassen aan, en springen de fiets op ; één oog vooruit, één oog op het wolkendek. De dappersten aller Europeanen, gereed voor onze veldtocht.

Ik heb een parcours uitgestippeld van twee dagen door het Verre Oosten van Parijs, in achtvorm. Eerst rijden we de bovenste lus, naar het noorden, en ’s anderendaags zakken we af naar het zuiden.

Ons vertrekpunt is de tijdelijke verblijfplaats van fotograaf Wouter : het recent geopende, door Matali Crasset ontworpen Hi Matic hotel in rue de Charonne (ik woon om de hoek). Het in oranje en fluo-groen gekleurde hotel wordt aangeprezen als een stedelijke ecolodge en geeft voorrang aan bio, van de mueslirepen aan het ontbijt tot de verf op de gevel. Maar er is geen fietsenstalling. Wouter rijdt met een fiets van Paris à Vélo, ik heb mijn eigen gouden ros (commentaar van een ietwat haveloze voorbijganger : “Wow, wat een mooie fiets, u verkoopt die toevallig niet ?”).

De eerste lus

We rijden naar boulevard Richard-Lenoir, een drukke laan met veilige, van het verkeer gescheiden fietspaden aan weerszijden van een smal, langwerpig park. Ondergronds stroomt het Canal Saint-Martin, dat de Seine verbindt met het Bassin de la Villette en, verderop, het Canal de L’Ourcq. We rijden in die richting, altijd rechtdoor. Aan onze rechterhand : een versleten, maar uiterst schattig café met een reusachtige fles op het dak, La Grosse Bouteille. We beslissen niet te stoppen. We zijn pas vertrokken. We blijven liever nog even sober.

Het kanaal piept tevoorschijn ter hoogte van rue du Faubourg-du-Temple. Het telt negen sluizen en een behoorlijk aantal pittoreske bruggen, alsook het Hôtel du Nord, genoemd naar de film van Marcel Carné, met de legendarische Arletty in de hoofdrol. In betere weersomstandigheden worden de met klinkers belegde kaaien gebruikt als picknickterrein.

Rue Beaurepaire was een jaar of tien geleden heel even ongelooflijk trendy. Intussen heeft rue de Marseille die rol overgenomen. Er zijn recentelijk filialen geopend van de klerenwinkels A.P.C., Sandro en Maje, en agnès b (die in rue Dieu, om de hoek, haar hoofdkwartier heeft).

Café Prune, op de hoek van rue Beaurepaire en Quai de Valmy, zit ongeveer altijd vol, en mag daarom een lokaal instituut worden genoemd. Boekhandel Artazart, iets hogerop langs Quai de Valmy, heeft een uitstekend aanbod foto- en designboeken en internationale tijdschriften.

De betere restaurants in de buurt bevinden zich aan de overkant van het kanaal, in rue Bichat (Pink Flamingo, dat desgewenst pizza’s levert langs de kaaien) en rue Alibert (Ploum, een Frans restaurant met een Japanse chef). Le Chateaubriand van chef Inaki Aizpitarte en diens nieuwe Le Dauphin, in een door Rem Koolhaas vertimmerde brasserie, liggen vijf minuten trappen weg. Maar jammer genoeg niet op ons parcours.

Meest romantische park

Ter hoogte van de Cité de la Musique rijden we het park uit. Na de allée Arthur Honegger schurken we even tegen het Parc des Buttes Chaumont, het meest romantische van Parijs, met een imposante artificiële rots in het midden, watervalletje inbegrepen. We klimmen tot de bevallige place de Rhin et Danube, een rotonde-met-standbeeld dat uit een ander tijdperk lijkt geflitst.

De wijk rond rue de Mouzaïa is bekend voor zijn villa’s, smalle passages en straten met bijna landelijke huisjes, gewoonlijk vergezeld van keurig onderhouden voortuintjes. In Parijs zijn eengezinswoningen zeldzaam, en een fortuin waard. Interessant contrast : de sociale woningen van Place des Fêtes, bij de meest neerslachtige van Parijs.

Na Place des Fêtes trappen we nog wat harder, richting kerkhof van Belleville. De plek, het op een na hoogste punt van Parijs, wordt aangedaan door de tours van Paris à Vélo, c’est sympa. Dat maakt me nieuwsgierig, want ik ben er nooit geweest. Maar eerlijk gezegd valt het kerkhof een beetje tegen, er is geen noemenswaardig uitzicht.

We dalen rue de Belleville af. Eén korte stop nog : het gelijknamige park, dat wél een spectaculair panorama biedt, Eiffeltoren inbegrepen. Montmartre is er niets bij. Wij racen terug naar ons vertrekpunt, altijd bergaf, voorbij de Chinese restaurants, door rue du Faubourg-du-Temple, avenue Parmentier en place Léon Blum.

Park van de slagers

Onderweg naar het Bassin de la Villette komen we voorbij Le Point Ephémère, een van de betere alternatieve concertzalen van Parijs, met een naar lokale normen gigantisch café en terras langs het kanaal. We fietsen onder de metro aérien van lijn 3 voorbij het vroegere tolhuis op place de la Bataille de Stalingrad, dat momenteel gerenoveerd wordt.

Stalingrad, vlak bij Gare du Nord, was jarenlang te mijden. Sinds de in arthousefilms gespecialiseerde bioscoopketen MK2 aan beide kanten van het bassin een zalencomplex heeft geopend, wordt er alvast in het openbaar geen drugshandel meer bedreven. Het dok, dat in de negentiende eeuw diende als een drinkwaterreservoir, is heruitgevonden als een stedelijke recreatiezone. Er wordt gewandeld, geroeid, gefietst, uitgegaan. En gegeten. We lunchen bij Draco, aan quai de la Loire : verrassend lekker en niet duur.

Pont de Crimée is, volgens de reisgidsen, de enige overgebleven hefbrug van Parijs. Ze dateert van 1885, en markeert de overgang van het Bassin de la Villette naar het Canal de l’Ourcq, dat tot ver buiten Parijs voert. Westwaarts torenen de architecturaal interessante, van de jaren zeventig daterende woningblokken van avenue de Flandre (naar de weg die in de periode van het Romeinse rijk naar onze streken leidde). Daar in de buurt, in rue d’Aubervilliers, ligt ook Le 104, een kunstcentrum in een gebouwencomplex uit 1884 : de voormalige doodgraversdienst van de stad Parijs.

Tijd voor een tocht door het Parc de la Villette, met onder meer de Cité des Sciences et de l’Industrie (geflankeerd door de Géode, een gigantische spiegelbol waarin een Imaxzaal is gevestigd), de Cité de la Musique van architect Christian de Portzamparc, en de Zénith, een concertzaal uit de eighties. In het verleden werd in La Villette vlees verhandeld. De van staal en glas opgetrokken Grande Halle, uit 1867, dient sinds de jaren tachtig voor tentoonstellingen en evenementen.

Ook de immense, veeleer karakterloze gebouwen van de Cité des Sciences zijn oorspronkelijk gebouwd voor de vleesindustrie. Toen de biefstukhandelaars verkasten naar de vroegmarkt van Rungis, buiten Parijs, kreeg hun fonkelend nieuwe hoofdkwartier een herbestemming als wetenschapscentrum. De tentoonstellingen zijn doorgaans leuk voor kinderen. Die kunnen in La Villette ook een duikboot bezoeken, en kennismaken met kunst in de vorm van La Bicyclette Ensevelie, een bovenmaatse, half begraven fiets van popartkunstenaar Claes Oldenburg. Tijdens onze fietstocht zien we in het park honderden fans van vijf tienergroepen uit Zuid-Korea, die voor het eerst optreden in Europa (de Aziatische popcultuur is bijzonder populair in Parijs). De reeks concerten is uitverkocht, en mijn favoriete boyband uit Seoel, Bigbang, speelt überhaupt niet mee. We zetten ons parcours dus gewoon verder.

De tweede lus

Een week zonnetje aan de horizon. We fietsen van Bastille over de Seine naar de oude, slordige Jardin des Plantes (zie ook p.26), en vandaar naar de grote Moskee (gebouwd in maureske decostijl in 1926 ; de minaret is 33 meter hoog) met bijbehorend, populair theehuis. We stoppen even in rue Mouffetard. Die kronkelt zich een weg tot avenue des Gobelins, met aangename terrasjes, eerder banale toeristenrestaurants, en zes dagen per week een ouderwetse fruit- en groentemarkt.

Aan metrostation Les Gobelins nemen we rue des Gobelins, naar het Château de la Reine Blanche. Wie die koningin precies was, blijft onduidelijk (een weduwe, allicht), maar ze had aan het begin van de dertiende eeuw wel een kasteel aan de Bièvre, een zijrivier van de Seine die in 1912 werd overdekt. In dat gebouw vond op 28 januari 1393 een dramatisch gemaskerd bal plaats : de broer van koning Karel VI stak met zijn toorts vier gasten in de fik. De koning zelf kon gered worden, maar het vermaledijde kasteel werd afgebroken. Er kwamen andere residenties in de plaats, en later ateliers en fabrieken. Enkele jaren geleden werd het îlot zorgvuldig gerenoveerd. Er kwam een reconstructie van het gebouwencomplex zoals dat eruitzag in de zeventiende eeuw.

De Manufacture des Gobelins, die in de wijk verscheidene historische gebouwen betrekt, en het Mobilier National (in een gebouw van de beroemde architect Auguste Perret, een betonpionier) kunnen worden beschouwd als de designfabrieken van de Franse Staat. Ze zijn gespecialiseerd in respectievelijk wandtapijten en meubilair voor overheidsgebouwen, van ambassades tot het Elysée (bezoek mogelijk).

Mijn favoriete gebouw in de wijk is de Tour Albert in rue Croulebarbe, de eerste wolkenkrabber van Parijs, vernoemd naar architect Edouard Albert : 67 meter hoog, 23 verdiepingen. Het gebouw uit 1958 is beschermd, maar opvallend verwaarloosd. Albert bouwde ook de universiteitscampus van Jussieu, die recentelijk volledig gerenoveerd werd.

Chinatown

We rijden bergop tot place d’Italie en dan door de rue des 5 Diamants naar de Butte aux Cailles, een van de zeven heuvels van Parijs, en een wijk die in zowat alle reisgidsen wordt beschreven als een gezelliger, alternatiever Montmartre. Ik heb er nooit veel aan gevonden. Voor het stedelijk zwembad (in art deco, uit 1924) aan Place Verlaine zit een man op een bankje in de memoires van Jacques Chirac te lezen. In 1783 is op het plein de eerste vlucht met een luchtballon geland. In een hoek staat een belabberd fontein, waaruit bronwater kan worden getapt.

Ik kom veel liever in Chinatown, vijf minuten fietsen verder. Het hart van de grootste Aziatische wijk van Parijs bevindt zich tussen (alweer) een groep woontorens uit de jaren zestig en zeventig, Les Olympiades. De shoppinggalerij Oslo en de supermarkten van Tang Frères en Paris Store vormen goedkope, snelle alternatieven voor een reis naar China. En wie van Chinese of Vietnamese gerechten houdt, heeft keuze zat. Mijn favoriete restaurant in Chinatown is Imperial Choisy, langs avenue de Choisy, tegenover de kerk Notre Dame de Chine. Lunchstop.

De andere grote trekpleister van het dertiende arrondissement is de nieuwe wijk rond de Bibliothèque Nationale, gebouwd over de sporen van de Gare d’Austerlitz en een aantal oude industrieterreinen. De bibliotheektorens van Dominique Perrault, het laatste grand projet van François Mitterrand (naar wie de bibliotheek is genoemd), vormen het architecturale baken van dit glanzend nieuwe, nog groeiende Alphaville. Een aantal fabrieksgebouwen langs de Seine is gerenoveerd, er huist nu bijvoorbeeld een universiteit of kunstenaarsateliers (Les Frigos). Te bezoeken : de Cité-Refuge de l’Armée du Salut van Le Corbusier, een in rood, blauw en geel geschilderde mastodont uit 1930 (de bijbehorende kringloopwinkel is al een jaar of tien gesloten). Vlakbij ligt ook de legendarische rue Watt, die bijna volledig overbrugd is (Boris Vian heeft er een lied aan gewijd, en de straat komt ook voor in de strips van Jacques Tardi en in de film Le Doulos van Jean-Pierre Melville). Jammer genoeg zijn de oude bruggen de voorbije jaren één na één gedemonteerd en vervangen door betonnen exemplaren.

Bos met Boeddha

Fietsen is verboden op de Pont Simone de Beauvoir, een voetgangersbrug uit 2006 die de bibliotheek verbindt met het Parc de Bercy, waar het Filmmuseum huist in een gebouw van Frank Gehry. Bercy Village, in het verlengde van het park, is een populaire shopping mall in de open lucht. Wij rijden door het twaalfde arrondissement naar de Promenade plantée, een park langs de oude treinlijn van Bastille naar Vincennes (gesloten in 1969). Het station moest plaatsmaken voor de Opéra Bastille. In het viaduct met grote bogen werden ateliers en winkels ondergebracht, hoofdzakelijk gewijd aan decoratie. De Promenade, langs avenue Daumesnil, begint in de lucht (en diende als voorbeeld voor de bejubelde High Line van New York), maar is voor fietsers toegankelijk vanaf de Jardin de Reuilly. De lijn leidt vanaf dat punt door oude tunnels tot aan de Périphérique, voorbij het fantastische Piscine Roger Le Gall van architect Roger Taillibert, uit 1967.

We rijden onder de Périph’ tot in voorstad Saint-Mandé, en dan naar rechts langs boulevard de la Guyane tot in het Bois de Vincennes, dat opnieuw tot het grondgebied van Parijs behoort. Het Bois de Vincennes is, voor wie al eens door het Zoniënwoud wandelt, geen bijzonder mooi bos. Maar het is wel een zeldzame groene plek in Parijs. Waar je altijd wel op een ongewoon tafereel stoot : de betonnen rots van de zoo (die momenteel gerenoveerd wordt), een cricketwedstrijd, of, zoals vandaag, een festival ter ere van Sri Lanka in een oud tentoonstellingspaviljoen met strodak, dat tegenwoordig gebruikt wordt als tempel, grote gouden boeddha inbegrepen. We zijn in Parijs. Maar we zijn ook ver weg.

Door Jesse Brouns – Foto’s Wouter Van Vaerenbergh

Bassin de la Villette, in de 19e eeuw een drinkwater-reservoir, is nu een stedelijke recreatiezone.

Tijdens een gemaskerd bal stak de broer van koning Karel VI met zijn toorts 4 gasten in de fik.

Wie van Chinese of Vietnamese gerechten houdt, heeft keuze zat tussen de woontorens van Les Olympiades.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content