Derry Moore Fotograaf met schildersoog
Lady Di, Nurejev, David Bowie… Een hele trits schoon volk kreeg graaf en fotograaf Derry Moore voor zijn lens. Zijn beste portretten exposeert hij nu in de Londense National Portrait Gallery. Een ontmoeting bij hem thuis in Notting Hill.
:: Derry Moore, photographs, loopt nog tot 25 september in de National Portrait Gallery in Londen. Elke dag open, gratis toegang. Weekend Knack reisde met de Eurostar, die tot tien keer per dag Brussel met Londen verbindt en dat vanaf 85 euro enkele reis. Info www.eurostar.com.
De fotograaf Derry Moore woont één hoog in de chique Londense wijk Notting Hill, en ontvangt er zijn gasten in een zitkamer uit een andere wereld. De muren hangen overvol met schilderijen, etsen en water colours. De lage kasten staan gevuld met rijen boeken. De zonneblinden zijn omlaag zodat er een gedempt licht binnenvalt. Doorleefde fauteuils en een kleine open haard nodigen uit tot een goed gesprek.
De gastheer is 68, heeft een wat benig gezicht met alleen aan de rechterzijde diepe, verticale rimpels. Een brede mond, een groot voorhoofd, een voor zijn leeftijd weelderige haardos, een stevige handdruk. Hij draagt een los, roze hemd en hij straalt. De man die prinses Diana, Krishnamurti, David Bowie en de Queen Mother voor zijn lens haalde, ziet er geen graten in dat de bezoeker hem zelf portretteert. Als de klus geklaard is, checkt hij gewillig het resultaat. ” Gosh, ik lijk mijn vader wel, vijftien jaar geleden”, zegt hij verrast. Maar hij vindt de portretten best kunnen.
Als kind groeide Dermot Moore, twaalfde graaf van Drogheda, op in een wat onwereldse omgeving, aan de rand van Windsor Park. “Mijn vader was managing director van The Financial Times en later ook chairman van het Opera House in Covent Garden. Mijn moeder was een zeer getalenteerde pianiste en al hun vrienden waren tremendouslysuccesful. Alleen dacht ik dat al die mensen getalenteerd ter wereld waren gekomen, ik wou dat iemand me toen had uitgelegd dat ze hard hadden moeten werken om te komen waar ze waren, dat iemand Cézanne geciteerd had : le génie vient avec le travail.”
Derry Moore naderde al de dertig toen zijn vader zich wat ongerust begon te maken : van werken was nauwelijks sprake en aan vrienden en bekenden vertelde hij dat zijn zoon na zijn studies met-een met pensioen was gegaan. “Ik studeerde Engelse literatuur, Frans en Duits en ik was dol op theater. Als de militaire dienst er niet was tussengekomen, was ik allicht naar de theaterschool gegaan maar toen ik naar het burgerleven terugkeerde, was het eigenlijk al te laat daarvoor. En toen ging ik tijdens de zomer voor zes weken naar DieSchuledesSehens, in Salzburg. Dat kwam doordat mijn grootmoeder een Albanese lover had die nog met Kokoschka gestudeerd had in Wenen. Toen die naar Engeland emigreerde, hadden ze hem onderdak bezorgd en daarvoor schonk hij haar later die twee werken daar aan de muur. Toen Kokoschka in Salzburg die unieke cursus opzette, ging ik erheen in de volstrekt verkeerde idee dat ik schilder zou worden, maar al snel bleek ik daar totaal ongeschikt voor.”
“We schilderden naar levend model, met poses die om het kwartier veranderden. Eén keer per dag kwam Kokoschka en ging met de hele klas langs alle werken om de deelnemers te leren kijken, de ruimte te leren ontdekken, het licht, de vormen en beweging in de ruimte. Zeer fundamentele dingen die in kunstscholen niet behandeld werden. Dat bleek een absoluut buitengewone ervaring, ook omdat Kokoschka mensen aanspoorde zelf iets te ontdekken. Als je niet elke dag wat ontdekt had, ging hij ervan uit dat je op routine teerde, en dat kon niet, ook al was het werk goed.”
“De resultaten waren verbluffend. Ik zag volwassen mannen in tranen, omdat ze kwaad werden of omdat hij zo inspirerend bleek. Kokoschka heeft mijn ogen geopend en daar in Salzburg ben ik fotograaf geworden. Want leren kijken is zoveel belangrijker dan de techniek, die krijg je in een namiddag onder de knie. Ook het merk van de camera is volstrekt onbelangrijk. Daarom moedig ik jonge mensen die fotograaf willen worden en om raad vragen, aan om een keertje een etalage in te richten en daarmee wat van compositie op te steken.”
“Ik volgde ook les bij Bill Brandt, nadat ik een van zijn fotoboeken ontdekt had. Al was hij evenmin een spraakzame leraar. Hij gaf nauwelijks praktisch advies en je moest heel alert zijn om zijn weinige commentaar te interpreteren. De ene keer zei hij : ‘ Too much expression.’Veel vaker lispelde hij met dat Duitse accent van hem iets als : ‘ Oh, oh, very mysterious.'”
“Ik begon met portretten, omdat ik daar het meest van hield. Mijn allereerste maakte ik van de schilder Duncan Grant in zijn prachtige woning in Sussex, en later kocht Vogue de foto’s van het huis die ik er toen bij maakte. Dat was puur toeval en het onderstreept dat je wat geluk moet hebben. Omdat je niet serieus genomen wordt als je werk niet gepubliceerd wordt. Al moet je natuurlijk hard werken, maar een recept voor succes heb ik niet. Ik contacteer de mensen die ik interessant vind en dan kun je maar hopen dat ze willen meewerken.”
Een interessante mens betekent nog geen interessant portret.
“Nee, alleen weet ik zelf nog altijd niet wat een portret interessant maakt, omdat het zo complex is. Maar ik heb wel ondervonden wat de belangrijkste kwaliteit van een portret achteraf is : dat je het kunt blijven bekijken. Er bestaat een levensgroot verschil tussen foto’s die aanvaardbaar zijn in magazines en foto’s die jaren aan de muur kunnen overleven. In magazinefoto’s zie je mensen opspringen, grimassen maken, bij kranten is het nog erger : die zetten alle zeilen bij om direct je aandacht te krijgen. Terwijl portretten aan de muur veel dieper, veel intenser zijn, en daarom kun je er blijven naar kijken.”
“Die intensiteit vangen is een mysterie, ik slaag er ook niet altijd in, het blijft zo’n moeilijke oefening. Je kunt alleen proberen altijd bij te leren. Het voornaamste is dat je resultaten niet stagneren. Op het moment dat je jezelf herhaalt, wordt het een formule. Je kunt wel een beroep doen op je ervaring, maar erop terugvallen kan niet. Je moet altijd vernieuwen, ook al heeft de kijker dat niet in de gaten. En soms leer je van anderen. Heel interessant vind ik de opmerking van Thérèse LePrat, een Franse theaterfotografe uit de jaren dertig die stelde dat je lang moest belichten, omdat de huid leeft en op een onzichtbare manier ook beweegt. Dan krijg je als het ware verscheidene lagen op het gezicht, een beetje zoals je de verschillende lagen op een doek legt.”
Op de tentoonstelling worden sommige personages in hun eigen landschap getoond en andere tegen een zeer neutrale achtergrond.
“In een ideale wereld is de achtergrond voor mij een essentieel onderdeel van het portret. Maar soms gebeurt het dat ik er geen vind die ik geschikt acht. Dat bracht me vroeger volledig van streek, ik wist niet wat te doen. Daarom zorg ik ervoor dat ik het nodige bij me heb om een neutrale achtergrond op te zetten.”
Voor een goed portret is vertrouwen nodig.
“Je probeert de sitter op zijn gemak te stellen, een intimiteit te creëren. Maar toch kun je ook prachtige resultaten krijgen als dat niet het geval is. Het portret dat Steichen van J.P. Morgan maakte, is wonderlijk omdat hij er zo kwaadaardig uitziet. Ik kan me niet voorstellen dat er tussen die twee intimiteit is gecreëerd, veeleer het omgekeerde.”
“Een deel van het probleem is dat de meeste mensen veranderen als je op bezoek komt, ze zijn bang dat ze niet goed overkomen. Het helpt een stuk als mensen absoluut onverschillig zijn voor hoe ze eruitzien omdat ze zelfzeker genoeg zijn. Maar vaak is het niet zo. Mijn moeilijkste portret was dat van de cellist Steven Isselis, een man die ik zeer bewonder maar die geen moment kan stilzitten. Die was gewoon onmogelijk, sprong voortdurend op om zijn mails te bekijken.”
“Soms creëer ik mijn eigen probleem omdat ik zelf nerveus ben, en lijkt het erop alsof mijn sitter mij op mijn gemak moet stellen. Zoals die keer dat ik Krishnamurti ging portretteren. Het was in 1975, een jaar voor zijn dood, en hij had een school waar hij lezingen gaf. Daarna zou ik foto’s van hem nemen in een country house. Ik was jong en onervaren en hij was omringd door een hoop mensen die hem afschermden, me opjaagden. Dat had hij in de gaten en toen hij binnenkwam, stelde hij me meteen gerust. ‘Neem al de tijd die je nodig hebt.’ Een uitzonderlijke, wonderlijke man.”
U haalde ook prinses Diana en haar zonen voor de lens.
“Ik exposeerde bij een gallerist die een vriend was van haar privé-secretaris. Toen die me vroeg of ik haar wilde portretteren, kon ik die kans niet laten liggen, maar ik vroeg wel om haar vooraf te ontmoeten. Dat kon niet, omdat ze het te druk had, maar ik kon wel naar Kensington Palace. Het was oktober en er zou een kerstkaart van de foto’s gemaakt worden, zodat ik met allerlei kerstversiersels op weg ging. Ik realiseerde me pas later dat ik het eerste portret maakte sinds zij en prins Charles uiteengingen. Het was allemaal heel vreemd, maar de jongens waren uiterst vriendelijk en beleefd. Terwijl zij juist heel afstandelijk was.”
Ook Nurejev had de naam niet gemakkelijk te zijn.
“Ik ging hem fotograferen in zijn Parijse appartement, had daar een dagje voor uitgetrokken. Alleen begon die dag wat laat, want ik moest wachten tot hij opstond, en dat was niet vroeg. Het was in de periode dat hij te horen gekregen had dat hij aids had, maar hij was erg vriendelijk. Hij verkleedde zich, het hele idee leek hem te bevallen en de sessie groeide uit tot een buitengewone ervaring. Ook David Bowie was erg innemend. Omdat ik achtergrondmuziek haat als ik aan het werk ben, vroeg ik hem de muziek af te zetten. Wat hij deed. En toen we daarna aan tafel gingen, vroeg hij beleefd of de muziek nog altijd af moest blijven.”
Film
De koffie is bijna op, we praten over de interieurboeken die hij gepubliceerd heeft, over de mensen die hij niet heeft gefotografeerd en over vrouwen. “Ik vind het zo jammer dat de twee mensen die ik het liefst wil portretteren, absoluut niet willen : Peter Brooks en Lucian Freud. Anderzijds vind ik het verrukkelijk om mooie vrouwen voor de lens te halen. I adoreit. Ik wil niet discrimineren, maar mooie vrouwen hebben toch iets anders, iets verschillends van mannen, hoe interessant die ook zijn….”
Soms mis ik de elegantie van de beweging in een foto. Hebt u nooit aan filmen gedacht ?
“Natuurlijk, even speelde ik met de idee om documentaires te maken, maar ontdekte al snel dat ik geen enkel talent heb om een verhaal te vertellen. Maar mag ik u zelf een vraag stellen ? Hebt u de film Der Untergang gezien ? Er was veel kritiek op die menselijke kant van Hitler, maar die twee kanten maakten het juist nog interessanter, om nog van de acteerprestatie van Bruno Ganz te zwijgen, die absoluut outstanding was. Je vraagt je af waar de fascinatie voor zo’n man aan te wijten was.”
Hitler zou een fameuze uitdaging geweest zijn voor een portretfotograaf.
“Ik veronderstel van wel. Er gaat tenslotte een vreselijke fascinatie uit van foto’s van hem, misschien omdat monsters juist zo interessant zijn. Zeker voor filmers.”
Tekst Pierre Darge
Toen Moore de dertig naderde, begon zijn vader zich ongerust te maken : aan vrienden vertelde hij dat zijn zoon na zijn studies meteen met pensioen was gegaan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier