Wat hem aantrekt is dat ze, hoewel ze een studio bewoont zonder terras, de moeite doet om mezenbollen op te hangen, aan een haarspeld die in een scheur in de muur is gewrikt, zodat ’s ochtends vroeg getik is te horen tegen de aluminium ramen en zij met een zweem van liefde zegt : “Hoor, het vogeltje !”

Soms staat zij dan op en vangt hij van tussen zijn wimpers een glimp op van haar lichaam dat door de natuur is gefotoshopt, preventief, opdat geen sterveling zich daaraan zou bezondigen. Zij zet de radio aan en vult het espressoapparaat bij, zich niet bewust van haar impact. Zij vraagt zich integendeel af wat zij moet dragen, beurtelings jurken voor haar lichaam houdend terwijl zij een onwillige lok wegblaast van haar voorhoofd. Hij doet zichzelf geweld aan om niet het kledingstuk te adviseren dat haar bekoorlijkheden het beste verhult voor andere venten, concurrenten, nu eens hangbuikvarkens dan weer edelherten. Voor zijn gemak en persoonlijk comfort moest hij het niet doen, verliefd worden op een meisje dat de charmes van 2 1/2 continenten in zich verenigt, een vrouw die, voor zij in deze gedaante incarneerde, de kans kreeg te shoppen in de bazaar van Duizend-en-een-nacht, aarzelend tussen de weemoedige glimlach en de prachtige ogen – ach waarom kiezen als je beide kunt krijgen, met een schep balorigheid erbovenop ?

Het is gevaarlijk je mee te laten dragen op de vleugels der vervoering. Uiteindelijk is ieder mens een zak vol sappen en ingewanden, zoals zijn vriend E. zichzelf voorhield als hij weer eens van de een of andere vrouw moest bekomen. Niet dat het hielp, eens je in die koortsige toestand bent, mag je naar believen redelijke argumenten aandragen, het is alsof je verslaafd bent aan een drug die maar door één persoon gedeald wordt op de hele planeet en die exclusieve dealer is zij, alleen zij, en in het licht van haar stralende verschijning verschrompelen andere vrouwen tot gradaties van verwelking en banaliteit. Een betreurenswaardige situatie, een toestand van verblinding en tijdelijke zinsverbijstering.

Hij is dan ook blij dat die verterende passie kon overgaan in iets stabielers, dat ze naar Dubbelleven en over het paard getilde kwisjes kunnen kijken en een modelvliegtuig hebben gekocht om samen in elkaar te steken, haar interesse voor de Stuka geënt op de zijne. Dat, kortom, een rustige vastheid haar intrede doet. Maar dan nog, dan vooral misschien, moet je uit je doppen kijken, want waar ligt de delicate grens tussen behaaglijkheid en sleur, tussen vertrouwen en nonchalance ? Het betreft hier een toverdier en zoals bekend hebben die eigen drijfveren en mysteries, naast de verlokkingen van elektronische tijden die voor elk van ons gelden en waarin lustoord en spijkerbed maar twee klikken verwijderd zijn.

Het merkwaardige is dat hij onthullingen over verhoudingen en amourettes lijkt aan te trekken. Hij luistert als een biechtvader, zonder het geringste verlangen penitenties op te leggen. Hij is niet gechoqueerd als een gesettelde vriend zijn affaire bekent, met die bekende saus van bezetenheid en verdwazing. Comprendre, ne pas juger, is de houding die hij van de goede commissaris Maigret heeft geleend. Hij voelt geen verontwaardiging noch keurt hij af. Hooguit is er sprake van een soort déjà vu, voorkennis van onheil dat vanonder de beddenbak loert. Altijd hebben ze al iemand, zelden gaan ze daarbij weg en doorgaans is hartzeer het wisselgeld. Als je te veel van die verhalen gehoord hebt, worden ze verrassend eentonig.

In de krant las hij zo’n onderzoekje waaruit blijkt dat acht van de tien mannen, ongeacht of ze een vaste relatie hebben, het zouden doen met de eerste de beste aantrekkelijke wildvreemde die zich aanbiedt. Hij stelt vast dat hij naar het andere kamp is overgelopen. Thans behoort hij tot de twee op tien weirdo’s die zouden zeggen : “U bent te vriendelijk, mevrouw. Desgewenst (met dat soort woorden moet je dergelijke deernen toespreken) kan ik u de telefoonnummers verstrekken van bereidwillige kameraden die in het holst van de nacht, vaak ook overdag, met gretigheid buitelen op uitheemse matrassen maar niettemin erg getrouwd blijven, uit schrik verantwoordelijkheid te moeten nemen voor het wassen van hun kousen.”

Voor dat wassen is hij allang niet meer bang. Ook niet voor muren die op je afkomen, voor de beklemming van het morgengrauwen en zelfs niet voor het reuzenrad, waarin hij zich onlangs boven de verlichte stad liet heffen en zich afvroeg waarom hij daarvoor een half mensenleven nodig had gehad.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content