DE SLIMSTE THUIS
Dik een week had ik dit jaar nodig om af te kicken van De slimste mens ter wereld. De ontwenningsverschijnselen waren ronduit zorgwekkend : klokslag 22 uur op Eén afstemmen en vervolgens van onder een doorstikt dekentje onsamenhangende kreten slaken : “Billy Connolly !”, “station van Aalst !”, “Stammheimgevangenis !”, “tomaten, sla, uien, wortelen, prei !”, “Ahmadinejad !”. Thuis op mijn bankstel ben ik namelijk een geweldig quizbeest. Zeker in gezelschap. In je eentje trefwoorden tegen een televisiescherm schreeuwen is trouwens een tikkeltje pathetisch. Waartoe dient quizzen anders dan om je naasten te overbluffen met je kennis van De Tachtigjarige Oorlog en het repertoire van Luc Steeno ? Zodat ze zich met ontzag in de stem afvragen waarom jij nog niet als kandidaat gevraagd werd.
Een pijnlijke kwestie in mijn geval, want ik werd wel degelijk gevraagd. Erger nog, ik hapte toe. Tot voor kort kwam het namelijk niet eens bij mij op dat je ook ‘nee’ kunt zeggen als mensen je een voorstel doen. Ik naar het hol van de woestijnvissen dus, voor een soort try-out zeg maar. We hebben het nu over het stenen tijdperk van De slimste mens, met homo erectus Bruno Wyndaele als presentator. Ter plekke trof ik de vleesgeworden ironie Tim Pauwels aan, die van alle dagen van de week de Latijnse oorsprong kende, en Daniël Van Avermaet, een beminnelijk mens die alles over alles wist, maar helaas kort daarna zou overlijden. Zelf verblufte ik iedereen met mijn kennis van de personages uit Jommeke. En won ik op punten van Pauwels in de doetest, zijnde het strijken van een overhemd. Ik zei het al, het programma was toen nog in een experimentele fase. Of betrof het hier een psychologische test in grenzeloze gehoorzaamheid ?
’t Moet zijn dat mijn strijkexpertise indruk gemaakt had, want enige tijd later werd ik in een televisiestudio gesommeerd. Tja, wat valt daar verder nog over te vertellen ? Dat de dames van de schmink iets ‘vlots’ met mijn haar gedaan hadden, waardoor ik eruitzag als een K3 op jaren. Dat zodra het echt menens wordt alle gekende leerstof onder je schedel lijkt te verdampen. Dat het niet echt helpt als je iemand in het publiek zich hardop hoort afvragen waar ze in hemelsnaam dat totaal onbekende vrouwmens opgevist hadden. Dat ik het finalespel alleen maar strategisch léék te spelen door in mijn catatonische staat te verzuimen ‘stop’ te roepen. Dat ik Terry Verbiest dientengevolge volstrekt per abuis naar huis stuurde. Dat het bij de tweede opname die avond zo heet was in de studio dat ik de eerste en tot op heden enige opvlieger van mijn leven kreeg en de opnamen stilgelegd dienden te worden wegens wateroverlast. Dat ik – sla mij dood – niet op de naam van actrice Emilie Dequenne kon komen, ook al had ik het kind godbetert zelf nog geïnterviewd. Dat ik toen enigszins laattijdig tot de conclusie kwam dat ik op televisie niks te zoeken had.
Sindsdien speel ik enkel nog thuismatchen en leid ik mijn favoriete kandidaat louter door de kracht van mijn geest naar de overwinning. Alleen bij Bent Van Looy – die sokken ! dat onverstoorbare flegma ! – wilde dat niet lukken. “Jean-Paul Belmondo”, riep ik nog, en “Jean Seberg”, maar telepathie en borrelnootjes bleken niet echt compatibel.
Linda Asselbergs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier