DE SCHADUW VAN DE ARARAT
Ooit was het kleine Armenië een uitgestrekt rijk, het eerste christelijke land in de geschiedenis. Oude kerken en kloosters in de Kaukasus herinneren aan die glorietijd. Intussen ontwaakt Jerevan uit zijn sovjetsluimer.
Vanaf mijn hotelkamer in Jerevan heb ik een schitterend panorama op de Ararat, de ruim 5130 meter hoge vulkaan die als een massieve reus waakt over het Armeense hoogland. De met eeuwige sneeuw bedekte berg pronkt op het wapenschild als nationaal symbool van Armenië, maar ligt niet in het land. Net als Ani, de legendarische Armeense stad waar de naam van het Ani Plaza Hotel naar verwijst, ligt de berg, en een groot deel van ’s lands geschiedenis, tegenwoordig op Turks grondgebied. Precies honderd jaar na de vergeten genocide (zie kader) gaan frustratie en geschiedschrijving hier hand in hand.
Nergens wordt dit zo zonneklaar als in Khor Virap, niet alleen voor het uitzicht een van de meest bezochte kloosters van het land. De ligging is schitterend, op een eenzame heuvel in een leeg landschap, met op de achtergrond de Ararat. Alsof je de berg kunt aanraken, zo dichtbij lijkt de witte piramide te zweven in de ochtendmist. Maar bij het populaire bedevaarts-oord materialiseert de Armeense kwestie in een prikkeldraadversperring die de grens met Turkije vormt. Ararat, het icoon van het land, ligt aan de andere kant. Bij de rivier, vlak bij de muren van het klooster, begint de no-gozone. Militaire wachttorens, slechts stippen in de vallei, bepalen mensenlevens.
“Diepe put”, zo vertaalt mijn gids ‘Khor Virap’. De naam verwijst naar de vergeetput waarin volgens de overlevering Gregorius de Verlichter dertien jaren miraculeus overleefde. Voorwaar, de vroege missionaris overleefde folteringen en beproevingen, en zelfs genas hij zijn kwelgeest, de zieke vorst Tiridates IV. En alzo bekeerde Gregorius de heidense koning tot het christendom, waarmee Armenië in het gezegende jaar 301 de eerste christelijke staat in de geschiedenis werd. “Al in de vijfde eeuw bouwde men op deze plek een klooster”, pocht de gids. “Maar de huidige gebouwen dateren uit de zeventiende eeuw.” In een kapel langs de Sint-Gregoriuskerk daal ik de metalen ladder af, een zes meter diepe gang. Kaarslicht flikkert moeizaam in het nauwe, claustrofobische hol. Dertien jaar, echt ? Buiten, in het oogverblindende daglicht, lossen lokale toeristen een vlucht duiven om te gaan waar zij niet kunnen gaan. Naar Ararat, de Bijbelse berg.
HET GEHEIM VAN DE ARK
Op de flanken van Ararat strandde na de zondvloed de Ark van Noach, zo verhaalt Genesis. In de jaren vijftig toonden de eerste luchtfoto’s de zogenoemde Ararat-anomalie, een 300 meter lange rotsformatie waarin je met goede wil een boot zo groot als een olietanker kunt zien : het wrak van de Bijbelse ark ! Militaire geheimdoenerij in het Turks-Armeense grensgebied vergrootte alleen maar het mysterie rond de geologische formatie, twintig kilometer van de top. Voor Armeniërs is de immer prominente Ararat evenwel vooral een herinnering aan wat ooit was, een natuurmonument voor een groots verleden. In de eerste eeuw voor Christus lag hier het Armeense koninkrijk, een grootmacht die zich tijdens haar hoogdagen uitstrekte van de Kaspische Zee tot aan de Middellandse Zee. De Romeinse invasie was de eerste van een lange reeks vreemde overheersingen, die het enorme rijk gedurende millennia lieten verschrompelen tot een oppervlakte net iets kleiner dan België. Byzantijnen, Perzen, Arabieren, Turken en Sovjets liepen vervolgens het ooit machtige koninkrijk in de Kaukasus onder de voet.
Even buiten de hoofdstad ligt de Griekse tempel van Garni, de enige antieke tempel met een zuilengalerij in de voormalige Sovjet-Unie. Etsjmiadzin, de hoofdstad van Armenië toen het land aan het begin van de vierde eeuw het christendom als staatsgodsdienst aannam, werd erkend als Unescowerelderfgoed. Gregorius de Verlichter bouwde hier de moederkerk, de oudste van het land. In dit Vaticaan van de Armeens-apostolische kerk zetelt de katholikos, het hoofd van de kerk. Toeristendrukte bemerk ik voor het eerst bij het bezoek aan het Geghardklooster, waar de monniken hun cellen in de rotswand hakten. Een slok van de waterbron in de dertiende-eeuwse kathedraal staat garant voor geluk, verzekert mijn gids.
LAND VAN DE SOVJETS
Terug in Jerevan houden we halt aan het monument van Moeder Armenië, een even strijdvaardig als kolossaal beeld met de blik naar Turkije gericht, het zwaard in de hand. De kolos waakt over de hoofdstad aan haar voeten, geflankeerd door een oude sovjettank en een dito straaljager. Ik volg de heuvel door het Overwinningspark, waar geliefden een afgelegen bankje zoeken en families slenteren door de speeltuin, met kermisattracties van museale kwaliteit. De draaimolens en roetsjbanen zijn oud genoeg om weer hip te zijn. Authentieke sovjetmemorabilia, nog steeds in gebruik. Wie durft beweren dat de kameraden geen duurzame kwaliteit leverden ?
Als mijn chauffeur even later zijn wagen start, weigert de trotse Lada dienst. “Geen probleem”, sus ik. “Ik ga wel te voet”. Cascade, een gigantische trap, verbindt het park op de heuvel met het centrum van de stad. Beneden, op de brede boulevards waar de lentezon de straten laat vollopen, zou je je in negentiende-eeuws Parijs kunnen wanen. Ware het niet dat deze megalomane trap onmiskenbaar een reliek is van twintigste-eeuwse sovjetarchitectuur : 50 meter breed, 450 meter lang, grootser dan groot. Dit moesten de Spaanse Trappen in het kwadraat worden, een weergaloze waterval in wit marmer. De Sovjets begonnen de bouw, maar door de aardbeving van 1988 viel het project stil. Na de onafhankelijkheid financierde Armeens zakenman Gerard Cafesjian, één van de succesvolste exponenten van de diaspora, de afwerking. Naast Botero, Chagall en veel meer biedt het Cafesjian Museum voor Moderne Kunst een shortcut met roltrappen en liften naar de top van Cascade. Dé aanbevolen route in het heetst van de zomer !
THUISKOMEN IN JEREVAN
Een stad ergens in het zuiden, zo lijkt het op het Vrijheidsplein, het bruisende hart van Jerevan. In de schaduw van het operagebouw zitten aan het begin van de lente de terrassen vol, vaak met Iraanse toeristen. Het lijkt me dat ze niet alleen het traditionele Perzische lentefeest Noroez komen vieren, maar ook en vooral de vrijheid van een vakantie zonder zedenpolitie. Af die sluier, hier die minirok en hakken. Het hoort bij de vestimentaire code die in Jerevan vrij algemeen geldt, zo bewijst een kwartiertje mensenkijken. Er goed uitzien is hier minstens zo belangrijk als in Milaan of Moskou. Toeristen in teenslippers of shorts haal je er zo uit.
Abovian, de slagader der winkelwandelstraten, is de verbindingsweg tussen het intieme Vrijheidsplein en het plein van de Republiek, alweer een sterk staaltje sovjetarchitectuur : neoclassicistische musea en overheidsgebouwen geflankeerd door zuilengalerijen. Neem zeker een kijkje in het Nationaal Museum voor Armeense geschiedenis, waar de sfeer van het verleden niet enkel leeft in de collectie, maar ook in de potige, wat norse, suppoosten. Vriendelijker gaat het eraan toe in het nachtleven, waar locals, toeristen en de diaspora samenkomen in jazzclubs en kroegen. In de Calumet Ethnic Lounge Bar, een rokerige kelder langs Pushkinstraat, bots ik op Amerikaans-Armeense zakenlui die de ondernemersgeest in het moederland komen peilen. Op het podium speelt een Syrisch-Armeense rockgroep vol overgave covers. Zangeres Rena De, net als haar medemuzikanten gevlucht uit Aleppo, twijfelt niet. “In deze stad, waar Armeniërs uit alle windstreken telkens opnieuw thuiskomen, ligt mijn toekomst. De hele wereld komt hier samen.”
TEKST EN FOTO’S JO FRANSEN
Op de brede boulevards zou je je in negentiende-eeuws Parijs kunnen wanen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier