De rustplaats van een reiziger
Niets in dit interieur doet nog denken aan de oorspronkelijke enge rijwoning. Muren en deuren werden weggehaald; artisanaal werk, reissouvenirs en leuke decoratie kwamen in de plaats.
De bewoner van dit pand houdt niet van rijhuizen. Hij houdt niet van het gevoel opgesloten te zitten tussen de muren van een stad. Toch woont hij aan de zuidkant van Brussel in een doodgewone straat met ruime panden netjes op een rij. Om daaraan te ontsnappen reist hij de wereld rond, van de ene cultuur naar de andere. Maar ook zijn huis bewoont hij op een andere manier dan de buurtbewoners. Het vele onderweg-zijn gaf hem een apart gevoel voor ruimte en sfeer. Het interieur van de woning werd helemaal herkneed. Binnen krijg je dan ook nergens de indruk dat je door een rijwoning stapt en toch zijn er (nog) vele muren, is de tuin krap bemeten en is er geen overdaad aan zonlicht. Maar het hoofddoel is bereikt: de intieme sfeer houdt de buitenwereld op afstand. De bewoner is trouwens erg op zijn privacy gesteld en wil daarom zijn naam niet vermeld zien. Toch mogen we even binnengluren om zijn aanpak te bewonderen.
Toen hij het pand verwierf, zag het er erg saai en somber uit. De eenvoudige gevel uit de jaren ’30 had niets van een mooie art-decofaçade. De grote vensters bieden wel het voordeel dat er vrij veel licht binnenvalt, maar het uitzicht op de huizen van de overkant is zo weinig spannend, dat de lichte gordijnen nooit worden opgetrokken.
De bewoner trof het pand aan met bloemetjesbehang, zware eikenhouten lambriseringen en veel deuren. Doordat er drie flatjes in ondergebracht waren, botste je overal op deuren die leidden naar donkere gangetjes, muurkasten of piepkleine kamertjes. Dat hout werd opgestookt en hier en daar werd een muur gesloopt, vooral rond het trappenhuis, zodat nu van voor tot achter licht schijnt. Zo ontstond een dynamische woning met in elkaar overvloeiende vertrekken. Je verplaatst je moeiteloos van de keuken aan de straatkant naar de ruime eetkamer erachter of de zitkamer boven. Door de traphal open te maken en de trapleuning te verwijderen werd het trappenhuis perfect in de woonruimte geïntegreerd.
Een praktische keuken en een stijlvolle eetkamer verraden hoezeer er in dit huis genoten wordt van spijs en drank. De keuken is strak ontworpen met werk- en eettafels van blauwe hardsteen en kasten met gepatineerde deuren. De eetkamer is warmer van sfeer. Oude met goud beschilderde meubeltjes zorgen voor een plechtig tintje. Aan het smeedwerk en de oude tuinvazen merk je dat de bewoner graag versiert. Voor onze komst heeft hij de tafel gedekt met een door Martine Felix beschilderd porseleinen servies en prachtige mondgeblazen glazen uit Tsjechië. Aan de wand hangt een monumentaal doek van de Chinese kunstenaar Xio Xia, tussen twee pronkkasten in een soort Egyptische stijl. Het zijn creaties van de Argentijnse meubelontwerpster Quinpana, geïnspireerd op antieke pylonen: ideaal om reissouvenirs in te exposeren.
De woonkamer boven is frisser aangekleed. Het noorderlicht accentueert de grijze tonen. Een monumentale staldeur doet dienst als salontafel. Tegen een muur leunt een zwaar landbouwwerktuig uit Marokko: een massieve plank waarin vuursteentjes vastzitten. Ze werd getrokken door buffels en diende om het kaf van het koren te scheiden. Door de sierlijke vorm en de patina is het primitieve werktuig net een beeldhouwwerk.
De slaapkamer met natte cel en garderobe is veel moderner van stijl. Het fijne, gefineerde meubilair werd ontworpen en gemaakt door William Leroy. Ook hier merk je hoezeer de bewoner artisanale gebruiksvoorwerpen apprecieert. Dat komt vooral door zijn reizen naar het Verre Oosten waar nog veel meer ambachtslui werken dan bij ons. Een aarden pot en een houten staf zeggen hem veel meer dan een designservies.
Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier