De Meesterhand

Voetnoot : In de Osteria del Castello in Intra (Italië, Lago Maggiore) worden de espresso’s wel degelijk nog altijd met de legendarische Faema E 61 gemaakt. De Italianen ontwierpen dit vernuft in 1961, toen de Amerikanen hun technologie vooral toespitsten op de ruimtevaart. Deze Faema was het eerste toestel met een elektrische pomp, met een perfecte controle op de temperatuur van het water (90 °), op de druk (9 tot 10 atmosfeer) en op de duur van het ‘doorsijpelen’. De Faema 61 vormt tot op vandaag de basis voor elke degelijke en/of professionele espressomachine. De auteur is jammer genoeg niet in het bezit van een exemplaar.

Vandaag is het precies drie maanden geleden, maar het wil maar niet wennen. Hij hoeft maar op te staan, zijn voeten in zijn pantoffels te steken, zijn badjas aan te trekken, of het nare gevoel komt al opzetten. Als Jan Dupont nog maar aan koffie denkt – en hij denkt altijd aan koffie – kringelt er een bedwelmende damp rond zijn gemoed en belandt hij in een staat van verdoving die ervoor zorgt dat hij niets liever wil dan meteen weer in bed kruipen om laat in de namiddag nog een keertje op te staan. Maar zelfs dan. Zelfs om drie uur ’s middags sloft hij, zij het met de moed iets minder diep in zijn schoenen, naar zijn espressomachine. Ook dan volstaat één enkele blik op zijn geliefde Faema E 61 om hem, voormalig vertegenwoordiger van koffie, aan dat ene feit te herinneren waaraan hij niet herinnerd wil worden, maar dat hij niet kan vergeten.

Drie maanden geleden had de onderdirecteur hem naar het kantoor van de nieuwe bovendirecteur geroepen. Het was de eerste keer dat Dupont de drempel van de grote zwarte deur naar de heer, naar de jongeheer Filippo had overschreden. In de vergaderzaal iets verderop had hij gedurende zijn vijfendertigjarige loopbaan natuurlijk wél veel tijd en nog meer espresso’s gesleten. Hij had het een mooi kantoor gevonden. En het was hem opgevallen dat alles er zo netjes en ordelijk uitzag, dat meubelen en papieren strak waren geschikt en gerangschikt, en dat het hele, kale interieur van top tot teen gepoetst leek. Zelfs op het haar van de heer Filippo had een glans gezeten.

Omdat hij ook vannacht de slaap weer niet kon vatten staat hij nu al – het is nog geen zeven uur – aan het kraaknette aanrecht dat hij voor de zoveelste keer schoonveegt. De vochtige vaatdoek glijdt over het blad ; op de rug van zijn hand kruipen de dikke aders die Mia zo mooi en aantrekkelijk vond. Na de vaatdoek neemt hij een droge theedoek en wrijft hij cirkels op het marmeren blad dat er, al lijkt het haast onmogelijk, nog feller van gaat glimmen. Hij neemt het tinnen blik en schept de filterhouder van zijn legendarische Faema E 6l vol geurige koffie. Dupont maalt zijn bonen zelf. Hij stelt ook zijn eigen melanges samen. Vroeger deed hij dat allemaal en dagvers op kantoor, maar sinds enkele maanden koopt hij één keer per week zijn versgebrande vruchten in de grootste en mooiste koffiezaak van de stad ; een van zijn eerste en ook beste klanten. De enige klant bij wie hij sinds die dag over de vloer durft te komen. Hij laat er een mengeling van gedroogde en gewassen arabica samenstellen ; volgens hem de enige combinatie die tot een perfecte espresso kan leiden. Alleen jammer dat hij de laatste maanden niet meer in staat is om van dat dagelijks, herhaaldelijk terugkerende hoogtepunt te genieten. Sinds even lang splitst Dupont de mensheid ook niet meer op in twee soorten : de koffie- en de theedrinkers. En sinds die tijd is het ook geen vaststaand feit meer dat die eerste soort – alléén die eerste soort – hem als vanzelf met een warme sympathie vervult.

Dat Dupont ook vandaag nog bonen van de hoogste kwaliteit bestelt, is puur een kwestie van gewoonte. Net zoals de macht der gewoonte hem aanzet om zijn espresso’s steevast volgens de regels van de kunst te drinken. Dat wil zeggen : Dupont voegt geen melk of suiker aan zijn koffie toe. En altijd kijkt hij, voor hij het porseleinen kopje aan zijn lippen zet, met een strenge en heel soms ook nog bewonderende blik naar het laagje hazelnootkleurig schuim dat de warme drank gelijkmatig en volledig bedekt. Dan stopt hij zijn neus in zijn kopje en ademt hij diep in. Als het pittige, bittere aroma door heel zijn lichaam kriebelt, nipt hij – met de ogen open om niet op zijn hemd of das of badjas te morsen – aan die hete vloeistof waaraan hij zijn hele leven heeft gewijd.

In het kantoor van directeur Filippo had ook de geur van vers gemalen koffiebonen gehangen. Uit één enkele diepe snuif had Jan Dupont kunnen afleiden dat de general manager, de djee-em, die ochtend een fijngemalen melange van Braziliaanse arabica had gedronken, van Santos nog wel, de absolute top. De vaststelling te mogen werken voor een jonge bovendirecteur die in de bloei van zijn leven al blijk gaf van enige vakkennis, had hem aanvankelijk oprecht deugd gedaan. Bovendien had die zintuiglijke waarneming hem ook gerustgesteld : Dupont ging ervan uit dat een man die de juiste koffie dronk, er ook de juiste gedachten op nahield. Maar Mia had hem er nog voor gewaarschuwd. Nog voor de jongeheer Filippo ruim een jaar geleden zijn plaats goed en wel had ingenomen, had ze haar echtgenoot erop gewezen dat bovendirecteuren met gel in het haar hoe dan ook gladjanussen moesten zijn. Dupont had haar niet geloofd. Hij had haar twijfels weggelachen. Hij had zoveel van haar weggelachen.

Hij drukt de koffie in de filter aan. Misschien moet hij straks naar haar graf gaan. Haar vertellen wat hij haar het afgelopen jaar zo vaak heeft verteld. Dat het hem spijt. Want dat ze niet zo lang hadden mogen wachten. En dat hij beter naar haar had moeten luisteren. Want dat ze gelijk had telkens ze zei dat hij te veel werkte. En dat ze het bij het rechte eind had als ze hem er, keer op keer, voorzichtig op wees dat de wereld uit meer dan verse koffie bestond. Hij zal haar zeggen dat hij het goed wil maken, maar dat hij niet weet hoe, want dat elk initiatief van zijn kant hoe dan ook onherroepelijk te laat komt. Zijn hand streelt het verchroomde metaal van zijn machine die, net als hun enige zoon, in 1961 het levenslicht zag. Hij spant de filterhouder aan, drukt op de knop, hoort de stoom, maar luistert niet. Hij zal voor haar graf hardop toegeven dat ze groot gelijk had als ze opperde dat ze zich best een buitenlandse vakantie konden veroorloven. En waarom had hij haar wensen niet ernstig genomen, die vraag zal hij haar ook stellen. Honderd keer had ze aangegeven dat ze graag eens een ander land zou bezoeken. Honderd keer had ze hem verteld over haar droom om Italië te zien. En honderd keer had hij de vervulling van haar droom uitgesteld. Zelfs de brochure van de Lago Maggiore had hem niet kunnen overhalen. Pas toen ze hem ervan wist te overtuigen dat in de Osteria del Castello in Intra nog altijd espresso’s met de Faema E 61 werden gemaakt, was de twijfel toegeslagen. Heel even maar. Want opnieuw was zijn belofte gestrand op dat antwoord dat Mia al op voorhand kende : “Later, vrouw. Als ik met pensioen ben.” Met ogen die tranen kijkt hij naar het donkere extract dat in zijn kopje druppelt. Nooit zal hij samen met zijn Mia naar Intra reizen en er, in de schaduw van het kasteel, een espresso bestellen – ” Un espresso i un macchiato.” – “Prego.” – “Grazie.”

De heer Filippo had zijn keel geschraapt en was van wal gestoken met de mededeling dat hij, in het belang van beide partijen, niet rond de koffiepot wilde draaien en er de voorkeur aan gaf maar meteen terzake te komen. Filippo, intussen alias Flippo, had zijn zelfgevonden woordspeling zo grappig gevonden dat hij ze drie keer had herhaald en hij had er ook drie keer zo uitbundig om gelachen dat Dupont de vullingen in zijn gebit wel had moeten zien. Duidelijk opgezweept door de verrassende ontdekking van zijn eigen zin voor humor had Filippo vervolgens gezwind zijn ene been over het andere gezwierd. Een beweging die verkleind voortgezet werd, want met zijn bovenste, zwevende been bleef de bovendirecteur onophoudelijk schopjes geven, alsof hij dribbelde met een onzichtbare bal.

“U werkt al bijna zesendertig jaar voor ons, mijnheer Dupont. En u weet dat wij uw werk waarderen. Hoeveel nieuwe klanten hebt u in al die jaren gemaakt, nietwaar ? En hoeveel positieve reacties hebben wij in al die tijd niet op uw werk gekregen, nietwaar ? U hebt de cafés en restaurants van deze stad, daar mag u van op aan, een uitstekende dienst bewezen. Zij, en ook wij, zullen u daarvoor altijd, maar dan ook altijd erkentelijk zijn.” Na deze zin was de scherpe punt van Filippo’s rechtermocassin zo krachtig tegen de onderkant van de glazen ronde tafel geschoten, dat Dupont meende dat hij de enveloppe die erop lag enkele centimeters in de hoogte had zien gaan. Maar zelfs na deze onverwachtse uitdrukking van lenigheid had de djee-em zijn betoog onverstoord voortgezet, met dit verschil dat hij zijn ervaren vertegenwoordiger niet langer had aangekeken.

“Als koffiemerk moeten wij natuurlijk met de tijd meegaan, mijnheer Dupont. Dat begrijpt u. Vernieuwing is een must. En ook hier mag u van op aan. Het schitterende werk dat u voor ons verricht heeft, zullen wij voortzetten. Met de nieuwe generatie, weliswaar. Met ons nieuwe, jonge, dynamische team dus.” Opnieuw was zijn been uitgeschoten, opnieuw had zijn mocassin luid tegen de tafel geschopt, opnieuw leek de enveloppe gedurende een seconde te willen opstijgen, en opnieuw werd deze mededeling met een litanie vol lovende woorden uitgeleide gedaan.

Drie maanden later, nu hij in zijn eentje voor zijn Faema staat, echoot het gesprek nog altijd door zijn hoofd. ” Tegenwoordig moet alles sneller gaan, jawel, en jonge ver- tegenwoordig-ers weerspiegelen de tijd, tuurlijk, en ze werken sneller, zeer zeker, ze werken sneller omdat ze in een snelle maatschappij zijn geboren, en ze rijden met hun snelle wagens nog sneller dan de tijd vliegt, zeer belangrijk als je zaken doet, mijnheer Dupont, bisnes, en niemand kan ontkennen dat de jonge generatie als de bliksem uit de voeten kan met dat onontbeerlijke systeem dat djee-pee-es heet en waarvan we u meermaals de werking uit de doeken hebben gedaan, hebben proberen te doen, maar dat hij u ondanks uw verwoede pogingen maar niet onder de knie kreeg.”

Nu, zoveel dagen na de feiten, schieten de juiste antwoorden hem één voor één te binnen. Hij had moeten riposteren dat hij alle pagina’s van De Rouck vanbuiten kende, hij had moeten zeggen, moeten roepen dat er binnen een straal van dertig kilometer geen straat of steeg bestond waar hij niet blindelings naartoe rijden kon, hij had die Flippo moeten aantonen dat hij zijn klanten kende en dat zijn klanten hem kenden, hij had een blinde proeverij moeten vragen, moeten eisen, ja, hij zou die Flippo onder tafel hebben geproefd, want hoeveel mensen zouden er te vinden zijn die een West-Afrikaanse robusta van een Zuidoost-Aziatische konden onderscheiden, en mijnheer Filippo, zou u zo vriendelijk willen zijn bij deze drie bonen de juiste naam te plaatsen, welke behoort tot arabica, welke tot robusta en hoe ziet de vorm en de nerf van die uitzonderlijke variëteit maragogype er nu weer uit ?

Maar het aanrecht was de ronde glazen tafel niet, en tussen de keuken en het kantoor van de bovendirecteur lag een wereld van verschil. Sprakeloos had hij de ruimte die hij nooit eerder betreden had, weer verlaten. Filippo had hem nog nageroepen dat er bij de receptie een afscheidscadeau op hem wachtte. Maar dat kon hem op dat moment niets, maar dan ook helemaal niets schelen. Toen het verdict was gevallen, werd hij maar door één zeer acute wens gestuurd. Zijn hele lichaam, zijn ganse geest verlangden zo heftig naar een hooggeconcentreerde espresso dat hij rechtstreeks naar de vergaderzaal was gestapt, het hendel van de Gaggia-machine vaardig naar beneden had gehaald, en de filter drie keer na elkaar met een versgemalen, aromatische mengeling arabica van Santos had gevuld.

Het cadeau – hij heeft door het papier gezien dat het een espressomachine van het merk Elektra is – staat vandaag nog altijd ingepakt in de gang. Precies op die plek waar hij, na die lange werkdag bijna een jaar geleden, Mia had aangetroffen : drieënvijftig jaar en een hartaanval.

Hij haalt de verse espresso van het rooster van zijn Faema, trekt de stoel naar achteren – die schuurt over de stenen vloer – en gaat aan de keukentafel zitten. Hij kan het niet laten om ook voor Mia een kopje neer te zetten. Leeg, dat wel. Maar er moet iets voor hem staan dat hem het gevoel geeft dat ze niet helemaal weg is. Hij kijkt naar de crèmelaag die als een roodbruin gestreepte mantel over zijn koffie hangt. De in dertig kubieke centimeter gegoten perfectie, dat hete wonder van chemisch en technisch vernuft, laat hem al maanden koud. Hoeveel van dit soort kopjes zou hij in zijn leven niet hebben bereid ? En aan hoeveel restauranthouders, cafébazen, barmannen en -vrouwen zou hij niet uitgelegd en uitgelegd en uitgelegd hebben dat het maken van een perfecte espresso liefde en vakmanschap vereist ? Dat de juiste machine onontbeerlijk is, maar dat een juiste machine zonder juiste melange evengoed slechte koffie maakt ? Duizend-en-één keer heeft hij erop gewezen dat de meesterhand van wezenlijk belang is voor het bereiken van de volmaakte smaak.

En voor wie het niet begreep, voor wie het niet kon of wilde begrijpen, had hij fiches gemaakt waarvan de letter M vier keer de hoofdmoot vormde. Melange : de keuze van de bonen. Maling : de structuur van de gemalen koffie. Want u denkt toch niet dat dikke en dunne korrels van dezelfde bonen dezelfde koffie geven ? Machine : het espressoapparaat. Dat moet goed zijn. Beter dan goed. Liefst het beste van het beste, een Faema E 61, bijvoorbeeld, of een Gaggia, ook goed. En Meesterhand : de hand, de onmisbare, levensnoodzakelijke hand die de machine onderhoudt, controleert, afstelt en bedient. Een ambacht dat aangeleerd moet worden, en dat alleen dankzij oefening kunst kan baren. Hij heeft het metaal van zijn espressoapparaten vaker gestreeld dan de huid van zijn vrouw. Hij kende de geur van koffie beter dan die van haar lichaam, van haar haar, van haar oksels. Hij bekommerde zich om elk toestel dat sputterde, maar vluchtte het huis uit bij het minste gemopper van zijn vrouw. En toch had ze nooit openlijk tegen deze discriminatie geprotesteerd. Integendeel. Mia had hem zelfs aangemaand een koffiecursus op te stellen. Op haar oude typmachine had ze zijn gedicteerde woorden uitgetikt. Tot en met zijn laatste dag had hij kopieën van het bundeltje aan al zijn nieuwe klanten bezorgd ; en ook zijn oude klanten hadden altijd op een exemplaar kunnen rekenen. Uit de onderste la van het bureau dat tegen de blinde muur van zijn woonkamer staat, heeft hij gisteren nog een stapel van Duponts handleiding voor de perfecte espresso gehaald. De stapel ligt nu op de tafel waaraan hij zit. Hij moet die cursus bij gelegenheid maar eens aan de djee-em bezorgen.

In één ruk drinkt hij zijn kopje leeg. De telefoon rinkelt. Dupont doet alsof hij de ringtonen niet hoort. Er is de afgelopen weken veel gebeld. En nooit neemt hij de telefoon aan, ook nu niet, als het uur van de dag, iets over zeven in de ochtend, hem toch wel erg vroeg lijkt voor een telefoongesprek. Zou de heer Filippo wel weten dat hij, gedurende zijn vijfendertigjarige loopbaan bij Amarga, jaar na jaar een hogere omzet heeft gehaald ? Heeft hij er enig idee van dat hij, Dupont, met één enkele klant is begonnen. En dat hij, toen hij drie maanden geleden zijn kartonnen doos met kantoorspullen vulde, prat kon gaan op een lijst van maar liefst honderd achtenzeventig klanten ? Hij kent ze allemaal met naam en toenaam. En hij kent en herkent hun koffie. Dat ook. Want zij die denken dat een espresso een espresso is, vergissen zich : hij zal het blijven zeggen. Elke espresso smaakt anders. Door het belang van de vier M’s. En het water, de hardheid van het water speelt een rol. Beseffen die jonge en frisse vertegenwoordigers dat wel ? Moet hij ze niet eens opzoeken ? Hen laten weten dat hij altijd paraat staat om raad te geven ? Kennis over te dragen ? Kan zijn plaatsvervanger de eigenaar van Villa des Roses wel behoeden voor zijn altijd op de loer liggende valse zuinigheid ? Want als het van die eigenaar afhangt, dat weet Dupont maar al te goed, gebruikt hij voor zijn espresso’s maar vijf gram koffie, terwijl een espresso echt zes tot zeven gram nodig heeft om tot zijn volle dichtheid en zijn meest complexe aromatische kracht te komen. En AnnemieBonge van Eureka ? Dupont heeft haar meer dan honderd keer bezocht, en telkens is hij samen met haar achter de toog gaan staan, en telkens heeft hij haar gedemonstreerd hij ze de filters moest schoonmaken. Als je Annemie niet controleert, laat ze in haar filters gegarandeerd restanten van de vorige maling hangen. Moet hij zijn volgeling niet laten weten dat dat vleugje aangebrand – eureka ! – daar vandaan komt ? En Jos Serneels van Auberge Maritime. Die heeft pas nieuwe koffiekoppen besteld. De verkeerde. Dupont heeft hem aangemaand om ze terug te brengen naar de leverancier en ze te ruilen voor espressokopjes van het juiste formaat en de juiste dikte. Het jonge Amarga-team zal toch wel weten dat de ideale espresso in een ideaal kopje geserveerd dient te worden ? Een kopje van net niet te dik en net niet te dun porselein ? Zou hij Harry durven bellen ? Harry van de Opera. Harry had altijd hetzelfde probleem met de binnenleidingen van zijn apparaat. In een sterrenzaak als de zijne mogen de leidingen geen kalkaanslag vertonen. Zou hij Duponts advies opgevolgd hebben ? Een nieuw apparaat hebben gekocht ? Een met binnenleidingen in vier karaats goud, omdat alleen dit edel metaal elke kalkafzetting kan verhinderen ?

Dupont staat op, ruimt kopje en schoteltje af, en plaatst ze in de vaatwasser. In het geluid van de stilte mist hij de monologen van zijn vrouw, haar mond die nooit stil bleef staan, die stem die hij wel hoorde, maar waarnaar hij niet luisterde, die tonen die hij soms, heel vaak, de jaren voor haar dood vrijwel altijd, vervloekt heeft, maar waarnaar hij nu hunkert omdat ze, en dat heeft hij nu pas door, muziek brachten in zijn leven. Hij mist ook het geluid van stoom. Nu hij na het verlies van zijn vrouw, ook nog zijn werk is kwijtgeraakt, is het alsof alles plots is gestold. Ook het bloed in zijn lichaam. Alsof de hoge druk op het water ook het niveau van zijn energie bepaalde en het beste uit zijn lichaam en geest perste. Hij zal zich zo maar eens klaarmaken voor de voornaamste daad van zijn huidig bestaan : naar de stad gaan. Daarvan kikkert hij wat op ; en een wandeling houdt de stramheid van zijn spieren misschien nog tegen. Wie weet slaagt hij er vandaag wel in om voldoende moed te verzamelen om bij een van zijn klanten binnen te stappen ? Hoe zou het met de chef van de Partie zijn ? Zou die nog altijd hartklachten hebben ? En de vrouw van Julien ? Hij zou toch dringend eens moeten informeren of die al uit het ziekenhuis is. Is de lening voor de uitbreiding van café Buitenland nu eindelijk rond ? En komt er dan toch een nieuwe koffiebar in de stationshal ? Neen. Hij moet zich niet moeien. Gedaan is gedaan. En het nieuwe team moet de tijd en de ruimte krijgen om zich in zijn taak in te werken. Hij moet maar een andere manier vinden om de koffie door de aderen van zijn leven te laten sijpelen. Om op de olie van zijn favoriete drank te teren. Straks zal hij sowieso doen wat hij elke week minstens drie keer doet. De wacht houden op de hoek van de grote koffiezaak, en nu en dan een klant achtervolgen die juist een of twee pond verse koffie heeft gekocht ; de sublieme geur uit de boodschappentas achterna.

De telefoon rinkelt opnieuw. Vijftien beltonen na elkaar. Dan een halve minuut stilte. En dan weer : ring riiiing. Dit keer kan hij het niet laten. Hij is al aan de trap als hij terugkeert op zijn passen en naar het toestel loopt dat hij, na lang aandringen van Mia, van de hal naar de keuken heeft verhuisd. Het hangt tegen de muur, vlak bij zijn Faema. Bij de achtste toon neemt hij op.

“Met Dupont.” In zijn stem schuilt de heesheid van iemand die alleen leeft.

“Mijnheer Dupont. U spreekt met Marco Filippo, van Amarga-koffie.”

Dupont aarzelt. Hij weet niet goed wat hij moet denken. En al zeker niet wat hij moet zeggen.

“Ik wil u iets vragen, mijnheer Dupont. Maar laat me eerst mijn spijt uitdrukken voor het feit dat ik u zo vroeg in de ochtend bel. Ik heb u de afgelopen weken op elk uur van de dag proberen te bereiken, maar ik kreeg nooit antwoord. Daarom hang ik nu dus zo vreselijk vroeg aan uw lijn. U hebt het zeker te druk met uw vrije tijd, nietwaar. Dat gaat zo met gepensioneerden : die proberen alles in te halen wat ze gemist hebben, heb ik gelijk of niet ? Wel, mijnheer Dupont, ik hoop voor één keer dat ik geen gelijk heb. Want ik heb een vraag waarmee ik nogal verveeld zit. En waarvan ik niet verwacht had dat ik ze zou moeten stellen.”

“Ik heb de Elektra nog niet uitgepakt.”

“Wat zegt u, mijnheer Dupont. De Elektra ? Welke Elektra ?”

“Het afscheidscadeau dat ik van u gekregen heb.”

“Aha… Was dat een… U moet terugkomen, mijnheer Dupont.”

“Wat zegt u ?”

“Wij willen dat u terugkomt.”

“Wie zijn wij ?”

“Zij.”

“Wie zijn zij ?”

“Uw klanten.”

“Doet mijn jonge opvolger het niet goed, dan ?”

“Beste mijnheer Dupont, laat mij op dit vroege uur van de dag zo duidelijk zijn als ik maar kan zijn. Voor mij ligt een petitie die ondertekend is door maar liefst honderd vijftig van uw klanten. Ze hebben u proberen te bellen, maar omdat u niet opnam, hebben ze hun pleidooi maar op papier gezet en naar mij opgestuurd. Ik weet niet of u hier voor iets tussenzit. Misschien wel. Misschien ook niet. In elk geval is de zaak intussen zo ernstig dat dat er niet meer toe doet. Uw klanten schrijven dat ze uw opvolger graag een kans geven, maar hem alleen in uw gezelschap willen dulden. Ze willen hem niet zonder u als meester, begrijpt u dat, mijnheer Dupont. En verder schrijven ze dat ze, indien u niet terugkeert, naar de concurrentie zullen stappen. Dat is toch ongelooflijk, nietwaar mijnheer Dupont. En allesbehalve prettig, dat ook. Want u begrijpt, mijnheer Dupont, dat het verlies van honderd vijftig bestaande klanten het allerlaatste is dat de directie met haar vernieuwingsactie beoogt. Kunnen wij bijgevolg weer op u rekenen ? Alstublieft, Mijnheer Dupont ?”

Tekst Margot Vanderstraeten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content