de liefhebber

Halverwege de vorige eeuw en in de jaren ’60 tierde de dahliamania hier welig. Specialisten voorspellen een revival. Maar liefhebber Henri Plochaet heeft de fascinerende mogelijkheden van deze bloem al veel langer begrepen.

Aan het uiteinde van een onopvallende huizenrij, op een perceel dat ontsnapte aan de bouwwoede, staan duizenden bloeiende dahlia’s, bijna allemaal voorzien van een nummertje. In deze bloemenweelde slijt Henri Plochaet meer dan acht maanden per jaar vele uren. Buiten de enkele fietstochtjes en de donderdagse bijeenkomsten van zijn fotoclub wijdt deze ex-werknemer van Agfa-Gevaert zijn tijd namelijk aan een niet-alledaagse passie: het kruisen en veredelen van dahlia’s.

Zo’n vijftien jaar geleden waagde hij zich voor het eerst in deze jungle van meer dan 20.000 cultivars. Zo’n creatieve overvloed smeekte om specialisten die orde konden scheppen en de bloemen werden dan ook ingedeeld in een tiental groepen. Daarvoor baseerden ze zich op de bloemvormen. Zo spreken we nu van enkelbloemige, orchideebloemige of decoratieve dahlia’s, pompon, cactus of semi-cactus, om er enkele te noemen.

Henri Plochaet heeft zich vooral gespecialiseerd in de semi-cactusvormen en in tweede instantie in decoratieve vormen. Een wijze beslissing, want een goed jaar kan 500 stalen zaaigoed opleveren, die allemaal mogelijke nieuwigheden in de kiem dragen. “Door me te specialiseren, vermijd ik ook mengelingen tussen heel uiteenlopende groepen, die toch niets bijzonders opleveren.” Het is ook een kwestie van smaak. Zijn hele leven lang heeft Henri Plochaet al een voorliefde voor de semi-cactusvormen. Of toch vanaf zijn twaalfde, toen hij zijn eerste dahliaplantjes kreeg om zijn eigen hoekje in de tuin op te fleuren.

Langzaam maar zeker is de passie gegroeid. Plochaet liep zowat alle kwekerijen af, koos wat hem het meest beviel en werd met de tijd steeds veeleisender. Zo’n twintig jaar geleden kreeg hij van een kweker de raad om zich in het avontuur te storten en zelf zijn eigen variëteiten te zaaien. “Ik had een goede basispopulatie: gezonde planten met een mooi gebladerte, stevige stengels en een gemiddelde lengte van anderhalve meter. Van daaruit moet je vertrekken als je hoopt nieuwigheden te ontdekken. Maar uiteraard zijn de duur van de bloei en de bloemenrijkdom even belangrijk.”

De kleur van de bloemen bij de ouderplanten daarentegen speelt nauwelijks een rol. Elke nieuwe kruising is een verrassing. Niets sluit uit dat de kruising van twee gele bloemen bijvoorbeeld een rode bloem met gele stippen oplevert. Je hoeft maar de volgende zomer af te wachten om de eerste vruchten van het nieuwe huwelijk te aanschouwen. De zaden die in oktober uit de verdroogde bloemhoofden worden geoogst en vijf maanden later – op het einde van de winter dus – worden gezaaid, groeien zo snel dat ze in de maand augustus de afmetingen van oudere aanplantingen hebben bereikt. Dan kan het echte werk van de veredelaar beginnen. Niet alleen de tuin onderhouden, maar ook dagelijks de overtollige scheuten afknippen en heel nauwlettend de evolutie van de jonge telgen in het oog houden. Planten die afwijkingen vertonen (een schraal gebladerte, hangende of enkelvoudige bloemen…) worden onverbiddelijk verwijderd. Maar in een goed jaar kunnen nog twee derde van de zaailingen overblijven, wat veel is.

Henri Plochaet kweekt nog dahlia’s in een andere tuin, zo’n tien kilometer verder. “Daar plant ik mijn reserves, tweedekeusplanten of planten die in de loop van het eerste jaar de top van hun ontwikkeling nog niet helemaal hebben bereikt. Maar het is al voorgevallen dat ik uit die tuin opmerkelijke nieuwigheden heb opgevist.”

De beste exemplaren – die met de mooiste dubbele bloemen, waarvan het centrum nauwelijks zichtbaar is, die met de helderste kleur of de meest geslaagde combinatie van twee kleuren, de gevlekte vormen – moeten nu de jury’s weten te bekoren. “Jury’s die uit vakmensen bestaan, zullen altijd het geheel beoordelen, dus zowel de lengte, de weerstand van de stengels, de vorm van de plant… Terwijl liefhebbers zich meer toespitsen op de kleur.”

Henri Plochaet is goed vertrouwd met wedstrijden. Al vele jaren neemt hij deel aan de beroemde wedstrijd van Bredene die begin september georganiseerd wordt in het openbare park ’t Paelsteenveld. Vorig jaar behaalde hij er zelfs de eerste prijs met een egaal gekleurde, lichtgele semi-cactus. Vaak deelt hij de eer met een Vlaamse collega, Willy Gryson, die zijn hart aan hetzelfde bloementype verpand heeft. Beide mannen werken zelfs samen voor het vermeerderen door stekken in een warme serre of om deel te nemen aan manifestaties in het buitenland.

Hoewel specialisten in allerlei tendensen voorspellen dat dahlia’s opnieuw hoogtij zullen vieren in onze tuinen, kunnen we toch niet anders dan vaststellen dat de dahliamania nog even uitblijft. We zijn nog ver van de grote geestdrift die deze planten halverwege de vorige eeuw of in de jaren ’60 teweegbrachten. Misschien is het voor heel wat mensen te veel gevraagd om de planten vóór de vorst, dus vóór eind oktober, uit de tuin te halen en tijdens de winter te bewaren op een droge, goed verluchte plek bij een gemiddelde temperatuur van 7 tot 8°C – want dat is een absolute noodzaak. Bovendien moeten de intact gebleven bollen half april gedeeld en opnieuw geplant worden. Geen klein karwei voor Henri Plochaet, die in het najaar al twee volle weken bezig is met het uithalen van alle knollen.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content