‘DE KUNSTWERELD IS NOG EEN OUDERWETSE BEDOENING’

Anne-Mie Van Kerckhoven met werk uit 'Het Eigenaardige Leven van de Dingen', de tentoonstelling die van 20 april tot 11 juni in de Antwerpse Zeno X Gallery plaatsvindt. © Debby Termonia

Ze is een van de sterkhouders van de Belgische kunst, ook al – of net omdat – ze niet voor één gat te vangen is. Een gesprek met Anne-Mie Van Kerckhoven over nonnen, maîtresses en of ze nu al dan niet een feministe is.

Laten we beginnen met een simpele vraag : word je geboren als kunstenaar of kun je het leren ?

Anne-Mie Van Kerckhoven : Het eerste. Mijn vader wees me er altijd op dat ik al een artiest was toen ik nog heel klein was. Al heb ik er geen idee van of dat toen positief ervaren werd. Maar het is zeker iets waarmee je geboren wordt. We zijn met vijven thuis en al hebben we allemaal dezelfde opvoeding gehad, ik ben de enige die zo gevoelig is voor de dingen. Ik had altijd al een heel levendige verbeelding. Bij ons thuis hadden we bijvoorbeeld een sterfputteke. Wel, ik dacht dus echt dat mensen daar de doden in stopten. Als je ouder wordt, spreek je met anderen over je jeugdjaren en die ervoeren de wereld compleet anders. Ik was er lang van overtuigd dat iedereen dacht zoals ik, tot ik besefte dat dat absoluut niet zo was. (lacht)

Wanneer hebt u voor uzelf uitgemaakt dat u kunstenaar was ?

Moeilijk te zeggen. Al in de lagere school zei ik dat blijkbaar. Ik wou al heel jong naar de academie, maar dat mocht niet. Het was blijkbaar te ingewikkeld om mij te brengen en te gaan halen (haar ouders waren druk bezette aannemers van feesten). Maar mijn ouders kenden veel kunstenaars en ze hadden gearrangeerd dat ik op mijn twaalfde in de leer kon bij Albert Poels, ik weet nog dat hij toen in zijn atelier bezig was aan het beeld van de Lange Wapper (aan het Steen in Antwerpen). Ik moest in het begin de kleibakken schoonmaken en tot mijn vijftiende kopieën maken van zijn werk. Dat zag ik helemaal niet zitten, ik wou zijndingen niet uitvoeren. Daar waren ze thuis heel kwaad om.

U bent uiteindelijk geen beeldende kunsten gaan studeren. Het werd grafische vormgeving.

Op de academie moest je je meteen specialiseren, terwijl ik wou kiezen voor de afdeling waar ik de meeste technieken leerde. Bovendien kon je daar zeker je brood mee verdienen. Ik heb altijd graag gewerkt met letters en beelden, voor mij zijn dat evenwaardige talen, ook visueel. Ik werd van jongs af al aangetrokken door de geschreven pers en door de combinatie van woord en beeld in advertenties. Ik heb met veel plezier een tijd gewerkt in een fabriek voor plexi- en neonreclame. Daar werden grote gekleurde letters gemaakt, dat fascineerde mij.

Onlangs was het Internationale Vrouwendag. Bent u daarmee bezig ?

Ik weet nooit hoe ik mezelf daartoe moet verhouden. Ik heb mezelf nooit een klassieke feministe gevoeld. Feminisme betekent in elk land iets anders, heb ik gemerkt. In België en Amerika zien ze me als feministe, in Duitsland veel minder. Ik vind niet dat ik er een ben. Ik heb me bijvoorbeeld nooit minderwaardig gevoeld tegenover een man.

Mijn vader was streng, maar het waren mijn moeder en mijn grootmoeders die uiteindelijk de broek droegen. Er was een harmonie tussen hen. (plots) Weet je, ik kwam vanuit mijn katholieke opvoeding in het linkse milieu terecht en toen merkte ik dat het daar even dogmatisch en repressief toeging, wat ik verschrikkelijk vond. Je mocht bepaalde woorden niet gebruiken, niet zus of zo doen, dat was verschrikkelijk. Ik ben toen heel agressief geworden.

Het was een tijd die veel waarden omverwierp.

Ja, mijn hele ontwikkeling als vrouw liep parallel met de maatschappij van toen. Iedereen deed niet anders dan experimenteren in relaties, je ziet dat ook in de films van Fassbinder en zo. Het was een heel crue tijd. Jaloezie bestond niet, je moest met iedereen gaan… Ik heb dat nooit willen doen, ik had daar gewoon geen interesse voor, het leek me ook veel te ingewikkeld. Toen ik een jaar of zestien was, dacht ik : “Ik moet mij hier zo vlug mogelijk een interessante man vinden, dan ben ik van al die zever af.” Ik wou met andere dingen bezig zijn in plaats van alleen in functie van een man mijn leven te organiseren.

U bent naar eigen zeggen geen feministe, maar met uw werk staat u wel op de barricaden.

Ja, maar dan wel die van mij (lacht). Ik ben nooit tegen mannen geweest, integendeel. Ik vind mannen het tofste wat er is. Ik vond het een kwelling, al die knappe interessante mannen en al die mogelijkheden, je kon ze moeilijk allemaal hebben. Ik wou dat ergens wel, maar ik was tegelijk heel braaf. Ik was een vrijgevochten geest, maar ik was op een bepaalde manier opgevoed, waardoor ik niet de wapens had om daarmee om te gaan.

Een van de thema’s die in uw werk terugkomen, is de representatie van de vrouw in de media. Wilt u met uw werk daartegen protesteren ?

Nee, dat niet. In het begin, na mijn academiestudies, nadat ik even als kok had gewerkt, kwam ik in een bedrijf terecht dat onder andere geigertellers verkocht. Ik moest een advertentie maken voor een geigerteller, met een vrouw in bikini die zo’n apparaat vasthield. Het was midden jaren zeventig en ik dacht : “Dat kan toch niet.” Maar anderzijds, als vrouwen al gebruikt werden om zulke dingen te verkopen, dan kon ik daar ook iets mee doen in mijn werk, nieuwe abstracties verkopen. Pas achteraf ben ik tot de ontdekking gekomen dat het aansluit bij de denkrichting van de Situationisten, die ook vaak rond lust werken. Bij mij was het meer om te lachen, maar dan wel met een satanisch lachje. Vrouwen mogen echt alles zijn in mijn werk. Hoeren, entraineuses en demi-mondaines hebben mij van jongs af geïnteresseerd. Dat waren vrouwen die zich met andere dingen bezighielden dan moeder of echtgenote spelen.

Waar komt dat vandaan ?

Toen ik klein was, hadden mijn grootouders een kasteel op de buiten waar de noblesse van Antwerpen kwam eten en wandelen. Er kwam daar ook een actrice, Jeanne De Coen, in lange zwarte rokken met een wandelstok, heel imposant. Het intrigeerde me enorm om een vrouw te zien die iets anders met haar leven deed dan wat ik rondom mij zag – trouwen en kinderen krijgen. Ik ben ook altijd geïnteresseerd geweest in nonnen. Ik ben in het pensionaat gegaan om dat leven van dichtbij te kunnen meemaken. Maar dan had ik door dat dat niet echt iets voor mij was.

U hebt er zowaar even aan gedacht om non te worden ?

Jazeker. Ik had gelezen over iconenschilders die in een gesloten gemeenschap wonen. Hun was en plas wordt gedaan, ze krijgen eten… hun leven bestaat uit studeren, handenarbeid en iconen schilderen. Het leek me ideaal om zo mijn leven door te brengen.

U werkt graag in reeksen. Waarom ?

Goeie vraag. Misschien omdat ik een nogal wilde verbeelding heb. Ik heb elke dag invallen en ik vind het interessant om mezelf beperkingen op te leggen en dat in een serie uit te putten. Daarbij gebruik ik dikwijls de kracht van numerologie ; aantallen zijn heel belangrijk voor mij. Vier, vijf, dertien, zestien, drieëntwintig vind ik bijvoorbeeld belangrijke getallen. Wanneer ik bij het afsluiten van iets op een aantal werken uitkom, raadpleeg ik mijn boeken naar de betekenis van dat nummer. In functie daarvan maak ik soms een werk bij of vernietig ik er een.

Dat gaat ver.

Vind je ?

Een werk vernietigen is toch niet niks ?

Ach, het gaat dan vaak om iets dat niet heel goed is. Zoiets wijst zijn eigen doorgaans uit. Soms mislukt het opzet in de loop van het proces en is het geen reeks meer, maar wordt het een stand alone.

Wanneer is een kunstwerk niet gelukt ?

Moeilijk te zeggen. Je stopt wanneer iemand anders niet stopt en dat bepaalt je stijl. Dat kan aan iets heel kleins liggen dat toch heel belangrijk is. Het verschilt bij elk werk, of zo voelt dat toch aan.

In 2008 exposeerde u uw tekeningen in Wiels. Dat vond ik een openbaring.

Ik ben begonnen met tekeningen maken als een soort van mind maps – al bestond dat woord toen nog niet – om mijn leven overzichtelijk te houden. Al wat ik meemaakte, werd daarin verwerkt, onbewust. Als pas afgestudeerde kon ik die direct tentoonstellen, mensen waren er geïntrigeerd door. Wanneer ik begon te werken met film, computer, plexiglas en plastic heb ik Frank Demaegd van Zeno X (de Antwerpse galerie die haar vertegenwoordigt) leren kennen. Hij vond mijn tekeningen niet zo aangenaam om naar te kijken. “Verstop ze, want ze zijn zo compleet anders, dat gaat de mensen in de war brengen”, zei hij. Danny Devos, mijn man, moest er ook niet van weten. Mensen hielden er vaak niet van omdat ze pure chaos zijn en zonder bedoeling zijn gemaakt. Af en toe heb ik ze tentoongesteld, maar er gebeurde niets mee. Ik gaf ze op de duur bijna weg aan wie er een graag zag. Gelukkig werden ze vijftien jaar geleden door curator Filip Luyckx uit de kast gehaald, waardoor er na veel omwegen 24 in de collectie van de Vlaamse Gemeenschap terechtkwamen. Het is toen dat Dirk Snauwaert van Wiels er zijn oog op liet vallen.

Uw tekeningen zijn heel intiem.

Dat is zo. Ze hebben betekenis, maar geen logische. Ik tekende heel graag en altijd op hetzelfde Steinbachpapier met een watermerk erin, dat was bijna autistisch. Ik wist nooit wat het ging worden toen ik eraan begon. Soms leek het bijna afgetekend, als van een foto. Het zat allemaal in mijn geest, het waren dingen die ik verdrong en niet verwerken kon. Dat is zo blijven verdergaan tot mijn 43, toen werkte het opeens niet meer. Ik had meer en meer last van het feit dat ik in twee persoonlijkheden opgesplitst was, ik heb toen ook ernstige slaapproblemen gekregen, ben naar een psycholoog moeten gaan… Ik heb mezelf uiteindelijk een andere naam en identiteit gegeven, HeadNurse, om ermee om te kunnen gaan. Ik moest ermee stoppen of ik zou zot geworden zijn. Ik ging altijd te diep dezelfde wereld in, ik kwam er mentaal niet meer uit.

Wat bedoelt u precies als u zegt dat er twee persoonlijkheden in u schuilen ?

Ik bedoel daar niks speciaals mee. Als jong meisje voelde ik dat al. Soms was ik de die, dan een ander. Als ik bij ons thuis de trap opging, kon ik ineens een ander mens zijn en dan werd mijn blik anders, de omgeving zag er ineens ook anders uit. Veel meer kan ik daar niet over zeggen.

U hebt geen kinderen. Is dat de opoffering die u hebt moeten maken om kunstenaar te zijn ?

Ik ben getrouwd met de gedachte dat we kinderen zouden krijgen, maar het is er dus niet van gekomen. Toen ik 28, 29 was, lag de limiet om kinderen te krijgen rond de 35. Alleen schoof die met de jaren altijd op. Toen ik veertig werd, kon het nog altijd. Wanneer je een kind hebt, moet je één worden met die situatie en wordt de rest minder belangrijk, dat is gewoon zo. Mijn moeder heeft me daarin mee gestuurd. Op een gegeven moment, in volle bloei van de Club Moral (een vrij extreem kunstenaarscollectief waarin zij samen met Danny Devos de spil was) zei mijn moeder : “Anne-mie, er zijn al genoeg sukkelaars in de wereld.” Wat ze zei, vond ik incontournable. Het was inderdaad geen omgeving om kinderen in groot te brengen en dat heeft me aan het denken gezet. Ik studeerde veel, ging naar congressen over artificiële intelligentie… met kinderen gaat dat gewoon niet. Je geest is niet meer vrij wanneer je een kind hebt, omdat je te veel te maken krijgt met de dwingelandijen van het systeem. Toen ik begon tentoon te stellen met mijn militant plexiwerk, eind jaren zeventig, was dat dikwijls bij lesbische feministes. “Je moet blijven doorgaan met uw werk, doe dat voor ons”, zeiden ze dan. Misschien heeft dat ook meegespeeld.

Met Jan Hoet hebt u altijd een moeilijke relatie gehad. Heeft dat meegespeeld in de manier waarop nu naar uw werk gekeken wordt ?

Ja. De manier waarop ik werkte, was zijn ding niet. Hij wou ook nooit naar mijn atelier komen. Hij was een beetje bang van mij, denk ik. Maar ik ook van hem. De relatie die ik met hem had, leek te erg op die met mijn vader. Hij had het op een gegeven moment heel erg voor mijn werk, maar dat vond ik dan ook weer niet tof. “Jij wordt de volgende op de erelijst van Jan Hoet”, zeiden ze toen. Maar dat wou ik niet. Dat was een karakterzwakte van mij, misplaatste trots. Toen men hem op het eind van zijn leven vroeg waar hij spijt van had, antwoordde hij dat hij Anne-Mie Van Kerckhoven niet genoeg gesteund had. Al heeft hij daarna nog dingen gedaan en was ik er toch weer niet bij. Ach, we leken te veel op elkaar, denk ik. We waren als twee magneten die elkaar afstoten.

Het merendeel van de succesvolle kunstenaars zijn nog altijd mannen. Enig idee hoe dat komt ?

Omdat veel in de kunstwereld toch nog een ouderwetse bedoening is. Er is iets gebeurd in het gilde van de kunstenaars dat maakt dat mannen voorop blijven staan. Ons idee van kunst is ook schatplichtig aan het dandyisme, de romantiek, het symbolisme… de vrouw wordt daar geneutraliseerd tot amechtig of kwaadaardig voorwerp. We leven nog altijd in de stuiptrekkingen van die periode.

Mannen roepen vaak harder dan vrouwen en daarom lijken ze belangrijker.

Terwijl dat natuurlijk niet zo is. Weet je, een artiest heeft in de samenleving dezelfde taak als een sjamaan. Het is een zegen en een vloek tegelijk om er een te zijn. Je wordt klaargemaakt voor het systeem, maar je past daar niet in en dat maakt agressief en isoleert. Dat kan heel onaangenaam zijn, maar tegelijk zoek je dat ook op om in te werken. Veel kunstenaars raken verslaafd aan drank en drugs om met die situatie te kunnen blijven leven. Of omdat ze met het succes niet om kunnen. Succes is niet altijd goed voor een mens.

Terwijl u toch succes hebt.

Boh, is dat succes ? Ik voel dat niet zo aan. Ik zie soms wel dat mensen zich anders gedragen tegenover mij. Maar heb ik succes ? Wat is dat dan ? Zeg dat eens tegen mij.

U bent tot in het buitenland bekend. Dat noem ik succes.

Niet overal. In Amerika wel de laatste tijd, dat is waar. De laatste jaren belandt er geregeld een jonge curator in mijn atelier die mij al lang blijkt te volgen. Die kent mij en mijn werk goed, en verstaat het zonder veel uitleg – ik schrik daar telkens van. Wanneer ze mijn archief met al mijn oude onverkochte en dikwijls nooit getoonde werken zien, maken ze daar dan prachtige tentoonstellingen mee, gebaseerd op mijn systemen van vroeger. Vorig jaar stelde Chris Fitzpatrick in KM in München een gigantische tentoonstelling samen, een installatie van mijn meest recente werk in combinatie met veel dingen die ik nooit eerder tentoon had gesteld. Fantastisch.

Waar bent u op dit moment mee bezig ?

Met nieuw werk voor mijn tentoonstelling bij Zeno X. Ik ben ook bezig met de voorbereiding van een retrospectieve rond mijn digitale werk voor het museum Abteiberg in Mönchengladbach. De opening is begin oktober, de titel wordt : What would I do in orbit ? Dat was een van de muurteksten in mijn eerste installatie ooit. Van die installatie uit 1980 komt er een re-enactment.

Eind september ben ik ook uitgenodigd voor de Biënnale van Rennes. Mijn installatie zal Ne Jamais Banaliser Sade heten. Daar ben ik blij mee, met die titel, want zo kan ik nooit getoond werk in een scherpe hedendaagse context plaatsen.

Is er nog iets waar u van droomt ?

Ja : aan een kanaal werken op tv dat van tijd tot tijd een hele dag alleen maar dingen van kunstenaars van over de hele wereld laat zien en horen. Als ik ooit veel geld heb, doe ik dat zeker.

Volgende zondag, 17 april, is Anne-Mie Van Kerckhoven de centrale gast in ‘De Canvasconnectie’. Zij bladert door de beruchte ringmap en becommentarieert het culturele jaaraanbod. Op Canvas, na Panorama.

Door Michaël De Moor & foto’s Debby Termonia

“In het begin was ik ervan overtuigd dat iedereen dacht zoals ik. Tot ik besefte dat dat absoluut niet zo was”

“In mijn tekeningen zie je dingen die ik verdrong en niet verwerkt heb”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content