De charme van het Westen

Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

West-Vlaanderen wordt vanuit de hoofdstad als een haast onbereikbaar ver land gezien met een eigen taal, en door de rest van het land als een wat vreemde regio, al te simplistisch omschreven als Bachten de Kupe. Een provincie die ver weg ligt, zoals Limburg ver weg ligt, waardoor het woord achterlijk gemakkelijk in de mond genomen wordt.

En toch bezit deze provincie, de enige die aan zee ligt, een grote verscheidenheid. Tussen het Zwin, de Moeren en de West-Vlaamse Bergen wonen boeren en vissers, très nouveaux riches, mensen als u en ik en nostalgische dichters die zich eeuwig laten inspireren door de tijd dat Brugge nog het centrum van de wereld was. Maar boven alles is het een zeer gelovige provincie – voor zover het geloof nog een betekenis heeft – die van dat geloof nog de sporen van hypocrisie en kleinburgerlijkheid draagt. Bovenop de erfenis van de Gulden Sporen en van de Grote Oorlog die niet alleen het land heeft verminkt, maar ook het verzet heeft aangewakkerd. Waar de Vlaamse strijd zijn wortels heeft in de Eerste Wereldoorlog, toen Vlaamse jongens door Franstalige officieren, die ze niet begrepen, de dood werden ingejaagd.

West-Vlamingen gedragen zich in gezelschap vaak een beetje als underdogs, maar underdogs die koppig geloven in eigen kunnen, maar te vaak aan de kerktoren gekluisterd blijven en op hun beurt Brussel als het buitenland ervaren. Hardwerkende underdogs met behoefte aan erkenning, die Waregem eind augustus het centrum van hun wereld vinden. Ik was één keer op Waregem Koerse en waande me in een slechte kopie van Dallas. Het wemelde er van frivool opgedirkt vrouwvolk met protserige hoeden en van mannen met indrukwekkende buiken, luide stemmen en net iets te weinig manieren. Mannen die op hun manier en met gezond boerenverstand de wereld hadden veroverd en het Grote Geld voor het Grote Gelijk hielden – zoals dat nouveaux riches past.

Ik kon er niet snel genoeg wegkomen.

En toch denk ik vooral met vertedering terug aan de provincie waar ik ben opgegroeid, aan de rust van het winterse Zwin als de toeristen vertrokken zijn, aan de jagende wolkenhemels van Le Plat Pays en aan de creatievelingen die er geboren werden. De componist Adriaan Willaert of de schrijver-dichter Hugo Claus, de fotografen Michiel Hendryckx en Stephan Vanfleteren. Of aan de inwijkelingen die er een schuilplaats hebben gevonden om hun talent te ontwikkelen. Van James Ensor tot Marvin Gaye.

Maar boven alles is het de taal die West-Vlaanderen rijk maakt en de inwoners ervan bijeenhoudt. Een taal met veel verkleinwoordjes, en eigenzinnige begrippen als een bierlippe, een seule, een slapkapote, een gildegoart of een tsjoolder. Een provincie waar mensen koekeloeren en klutteren, en waar van een prostituee gezegd wordt dat ze een poane motte bezit.

En ten slotte is West-Vlaanderen hier en daar, tussen de oprukkende industrie, ook nog een prachtig gebied gebleven. Waar op een lentedag met wat zon tussen de wolken ook het mooiste plekje van de wereld ligt. Ik kan het weten, want ik heb veel gereisd. Geen plek is me dierbaarder om te fietsen dan de Krinkeldijk tussen Hoeke en Oostkerke, met weidse vergezichten, verloren hoevetjes, meanderend asfalt en wiegende bomen. Tenminste op dagen dat de streek niet geteisterd wordt door horden would-be coureurs, die zich in groep als woestelingen gedragen en alles wat van rust en stilte houdt van de weg rijden.

Pierre Darge

West-Vlamingen gedragen zich vaak een beetje als underdogs, maar underdogs die koppig geloven in eigen kunnen

PIERRE.DARGE@KNACK.BE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content