De buit van de stroman
Antiek koopt hij al zijn hele leven, net als Russische kunst. Nu woont Stéphane Diss in Parijs tussen zijn belangrijkste vondsten en zijn inlegwerk van stro.
Als je je hele leven naar antiquiteiten speurt, dan vind je af en toe wel iets buitengewoons”, zegt Stéphane Diss. Hij kon ooit een zeldzame brief van de Franse kunstenaar Max Jacob kopen voor bijna niets. “De verkoper had geen idee van wat hij in handen had en dacht dat ik enkel in de postzegel geïnteresseerd was.” In 1975 kon hij een taboeret van Pierre Chareau op de kop tikken voor maar duizend Franse frank (nu het honderdvoudige waard). En dan, dat gipsmasker van de Russische beeldhouwster Chana Orloff, dat in hetzelfde lot zat als een stapel barbiepoppen. “De vrouw naast me begon tegen me op te bieden. Na een tijdje had ik door dat zij alleen in de poppen geïnteresseerd was. Ik zei haar : stop met bieden, ik wil die barbies niet, ik geef ze u. Jarenlang begroette ze me altijd met veel egards wanneer ik haar tegenkwam. Pas later kwam ik te weten dat tussen de poppen een van de eerste zwarte barbies zat. En die was dus wel een fortuin waard !”
Vandaag hebben de schatten van Stéphane Diss een plekje gekregen in een chic appartement in Parijs, vlak bij het Palais Royal. Een geleid bezoek aan dit driekamerappartement lijkt wel een wandeling door de twintigste-eeuwse Franse sierkunsten. Tafels en lampen van Jean Royère, een sofa en fauteuils van Eugène Printz, een schrijftafel en lampen van Marc duPlantier, wandlampjes van Giacometti, stoelen van Pierre Chareau en Marcel Coard, bijzettafeltjes van Jean-Michel Frank, tapijten van Jean Picart Le Doux, een lamp van Jacques Adnet en een tafel van André Arbus.
Stéphane Diss heeft ook een voorliefde voor Russische kunst. “Toen ik de Russische schilderkunst ontdekte, was ik meteen wild enthousiast,” bevestigt Diss. Aan de muren van zijn appartement hangen onder meer pastels van Alexander Iacovleff en Zinaida Serebriakova, een portret van een Russische dichteres geschilderd door prins Alexander Shervashidze, en een tekening van Georges Artemoff.
Een jaarloon per meter stro
Er zijn ook veel eigen creaties te zien : taboeretten, kamerschermen, stoelen, een spiegellijst en decoratieve dozen, allemaal met inlegwerk van stro. Op de hele wereld zijn er nog vier mensen die deze techniek beheersen. Stéphane Diss is een van hen. Inlegwerk van stro verscheen in Frankrijk in de tijd van Lodewijk XV. Marie-Antoinette had er een zwak voor. “Men beweert dat de vloer van haar boudoir in het Petit Trianon bedekt was met inlegwerk van stro”, aldus Diss. Het kwam opnieuw in de mode in 1925, dankzij Paul Poiret die tijdens de Tentoonstelling van de Sierkunsten de muren van een boot, de Amour, bedekte met inlegwerk van stro. Dat kostte toen 1200 francs per vierkante meter, het gemiddelde jaarloon van een bediende in die tijd.
Diss ontdekte dat ambacht toen hij op een veiling een kamerscherm van Jean-Michel Frank had gekocht. Het was in slechte staat en hij vond niemand die het kon herstellen. Daarom probeerde hij zelf de techniek te leren. “Wat ik allemaal te horen kreeg ! Sommige mensen vertelden dat je het stro nat diende te maken om het te versoepelen. Anderen beweerden dat je het moest platstrijken met een strijkijzer.” Maar bij gebrek aan een geschreven handleiding begon hij zelf maar te experimenteren, met vallen en opstaan. Vandaag opent hij de strohalmen met een zakmes of een vingernagel, slaat ze vlak met een plethamer en kleeft ze dan op linnen. Zowat 450 strohalmen per vierkante meter, tien weken voor één paneel van zijn grote kamerschermen. “Je moet veel geduld en zin voor precisie hebben”, geeft Stéphane toe. Tot zijn grootste projecten behoren het plafond van een bibliotheek in Brazilië en drie meter hoge mobiele wanden voor een appartement in België.
Diss werd geboren in een houthandelaarsfamilie in Straatsburg in 1947, hij studeerde design in Besançon bij de beroemde Charlotte Perriand. “Ze was verschrikkelijk. Bijzonder veeleisend. Niets was goed genoeg, eenvoudig genoeg, zuiver genoeg.” Hijzelf begon zijn carrière als designer, voor Terence Conran en voor eigen rekening. Een van zijn meest memorabele projecten was een restaurant in de vorm van een reusachtige hamburger aan een Nederlandse autoweg. Halverwege de jaren zeventig werd hij art director in de reclamesector en in het begin van de jaren tachtig begon hij een derde carrière als maker van documentairefilms.
Heel die tijd bouwde hij zijn kunst- en designcollectie op. Gevraagd naar zijn favoriete designers noemt hij Chareau, Printz en Frank. “Frank vond alles opnieuw uit. Een tafel is bij hem tot haar zuiverste expressie gereduceerd.”
In 1970 kocht Stéphane Diss zijn eerste Russische kunstwerk, een pentekening van GeorgesAnnenkov. Tien jaar later ontdekte hij het werk van Iacovleff en werd een fervente fan. “Een fantastisch portrettist. Er zit een lyrische ondertoon in zijn werk en de technische kwaliteit is buitengewoon. Werkelijk verbluffend !”
Bel me, eer ik doodga
Diss heeft ook de schilder Dmitri Bouchène nog gekend in zijn laatste levensjaren. Hij had in een Russische krant in Parijs een zoekertje geplaatst met de melding dat hij meer te weten wilde komen over de beweging Mir Iskusstva (de wereld van de kunst). Op een avond hoorde hij de volgende boodschap op zijn antwoordtoestel : “Ik ben 97 en het laatste nog levende lid van Mir Iskusstva. Bel me gauw, eer ik doodga !” Bouchène was de neef van de dichter Nikolai Gumilev en een vriend van Prokofiev, Stravinsky, Nureyev en Nina Berberova. Van hem kwam Stéphane Diss meer te weten over de levensomstandigheden van de Russische schilders die zich in de jaren dertig in Parijs kwamen vestigen. “Hun leven was hard, zij hebben zwarte sneeuw gezien”, aldus Diss. Boven zijn bed hangt een stadsgezicht van Vicenza, een pastel van Georges Loukomski, die nog hoofdconservator van de Hermitage is geweest. “Bouchène had hem nog gekend in Parijs, hij had nauwelijks te eten.”
Diss zelf heeft in grote stijl gewoond, in een appartement van 220 m2 in het westen van Parijs. “Het stond nokvol. Er waren twee kamers waar we nooit kwamen, die dienden gewoon als bergruimte voor schilderijen.” Hij besloot dat het met minder ook kon, verkocht een deel van zijn collectie en zocht een appartement met een grote, open woonruimte.
Zijn oog viel op een verlaten bouwwerf. Een projectontwikkelaar was begonnen met de renovatie, maar ging tijdens de werken failliet. “Overal waren nog stalen balken zichtbaar, de elektriciteit en de badkamers waren ook nog niet afgewerkt.” Er was ook weinig bergruimte. Dus kocht hij mdf om rekken en kasten te maken en om ze wat chiquer te doen lijken, begon hij ze te bekleden met stro. Twee jaar werkte hij eraan. Op de boekenkasten in het bureau bracht hij een waaiermotief aan, op de bergkasten een parketmotief. Hij bekleedde ook het plafond van de eethoek met een zonmotief en een geblokte boord. “Stro heeft voor mij iets magisch. Het is het enige materiaal dat licht iriserend maakt. Net zoals een hologram. Het is zo’n eenvoudig product en het oogt ongelooflijk luxueus !”
+
+
Door Ian Phillips / Foto’s Xavier Béjot
“Stro heeft iets magisch, het maakt licht iriserend. Net zoals een hologram. Het is zo’n eenvoudig product en het oogt ongelooflijk luxueus !”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier