Claude Bergeret Ik hield van een man met veel vrouwen

Toen Claude Bergeret in de jaren ’70 trouwde met het opperhoofd van de Bangangté-stam in Kameroen, echtgenoot van meer dan twintig vrouwen, was ze de eerste blanke die ooit in deze situatie verzeild raakte. Over haar leven als blanke koningin schreef ze een boek.

Het huwelijk van Claude Bergeret (55) met opperhoofd François Njiké Pokam midden de jaren ’70 was verre van vanzelfsprekend. Dat een blanke vrouw in Afrika een huwelijk aanging binnen een polygame structuur, was op zich al een evenement. De ouders van Claude waren bovendien Franse zendelingen die in Kameroen bekeringswerk hadden verricht. Ze beschouwden het hardnekkige verschijnsel van de polygamie als de meest schrijnende mislukking van de evangelisatie.

En uitgerekend hun dochter Claude, die ook door de protestantse kerk naar Kameroen was gestuurd, viel nu ten prooi aan de veelwijverij. Meer nog, ze kreeg twee kinderen bij de chef. Claude Bergeret: “Wel of niet zwanger, het was in elk geval duidelijk dat het huwelijk van de Franse directrice van een protestantse missie, gescheiden en moeder van twee kinderen (uit een eerder huwelijk in Frankrijk, nvdr.) met de Kameroense polygame chef van zo’n belangrijk volk als de Bangangté, een schandaal zou veroorzaken.”

Claude Bergeret was 13 jaar toen ze Kameroen, waar ze geboren werd, verliet en met haar ouders naar Frankrijk verhuisde. Daar kon ze moeilijk aarden. Haar eerste huwelijk was een mislukking. Ze was 31 toen ze in 1974 naar Kameroen terugkeerde, en wel naar de plek waar ze haar kinderjaren had doorgebracht. Onmiddellijk voelde ze zich weer thuis in Bangangté. In amper twee weken was ze de taal weer machtig.

“Toen ik als 13-jarige Kameroen verliet, had ik natuurlijk nog geen notie van het paradijs, maar later besefte ik dat ik dit weggaan als een verdrijving uit de Hof van Eden had aangevoeld. Kameroen was niet alleen mijn geboorteland, het was ook het land waar ik me spiritueel thuis had gevoeld. Als kind kende ik het Bangangté perfect, maar in Frankrijk had mijn grootmoeder me verboden die taal nog te spreken. Nog erger was dat ik de natuur voor de stad moest inruilen. In Kameroen had ik goed kunnen opschieten met mijn vriendinnetjes. Ik voelde me van binnen eerder zwart dan blank. In Kameroen deden we als jonge meisjes meewarig over de blanken. Ze waren wel de sterkste omdat ze de baas waren, maar ze waren ook beklagenswaardig en meelijwekkend, vonden we. Blanken zijn zo snel boos. Terwijl in Afrika juist een groot respect bestaat voor mensen die zich wijs gedragen, die iets rustig kunnen uitleggen en die na rijp beraad een beslissing kunnen nemen. Eigenlijk voerde ik in Kameroen tegen mijn ouders een strijd om de vrijheid. Misschien is het verlangen naar vrijheid, dat bij elk individu leeft, bij mij sterker ontwikkeld dan bij andere mensen. Nochtans betekent dat niet dat ik een afkeer had van mijn ouders. Het kon zeer goed gaan tussen ons. Bijvoorbeeld als ze me iets leerden, of als moeder verhalen vertelde of me leerde tekenen.

Zou u ooit met een Afrikaanse chef getrouwd zijn als u als kind niet in Kameroen was opgegroeid?

Claude Bergeret: Ik weet niet of mijn huwelijk met de chef toeval of noodlot was. Ik heb 2,5 jaar tegen mijn gevoelens voor de chef gevochten. Ik wist dat ik, door met hem te trouwen, in de ogen van de Europeanen een onderworpen en misschien zelfs verachtelijke vrouw zou zijn. Vanaf de dag dat ik verliefd werd, heb ik gestreden tegen het denkbeeld dat ik op een dag op de chefferie zou wonen. En dat was niet omdat ik dacht dat het zonde was om in polygamie te leven. Maar iemand in polygamie zien leven is één ding, het zelf doen is iets anders. Daarom heb ik lange tijd het reilen en zeilen in de chefferie geobserveerd. Ik kwam daarbij tot de conclusie dat het leven er voor de vrouwen van de chef heel gewoon en eenvoudig was. Het was belangrijk dat te kunnen vaststellen, want ik wou in harmonie met mezelf blijven leven.

Tijdens die lange observatieperiode namen mijn gevoelens voor de chef niet af. Op den duur ben ik ingegaan op zijn voorstel om met hem te trouwen. Dat laatste was essentieel: ik wou uiteindelijk wel de vrouw van de chef zijn, maar ik wou vooral dat hij me zelf een aanzoek deed. Dat zou ik beschouwen als het laatste teken dat erop wees dat deze stap mijn bestemming was. Zo gebeurde het ook.

Had u geen last van menselijk opzicht? Hoe reageerde uw kerkelijke opdrachtgever?

De protestantse kerk in Frankrijk heeft mijn huwelijk verworpen, maar dat had ik verwacht. Op een bepaald ogenblik hielden ze op mijn salaris te betalen, al werd ik nooit formeel ontslagen. Ik wou dat mijn werkgevers me zwart op wit zouden schrijven dat mijn taak van protestantse docente niet strookte met mijn huwelijk, maar die verantwoordelijkheid namen ze niet op. Ze brachten me in een onmogelijke situatie, die pas wat beter werd toen ik aangesteld werd in het staatslyceum van Bangangté. Ik ondervond dat mijn protestantse werkgevers in Frankrijk in werkelijkheid niet de gevoelens hadden die ze de hele tijd predikten. Zelfs mijn ouders, die zich later met mij verzoenden, konden geen christelijke gevoelens opbrengen. Ze vonden dat mijn huwelijk een smet wierp op de kerk. Ze weigerden me financieel bij te staan. Maar zodra ik mijn beslissing genomen had, liet het me verder koud wat de anderen ervan dachten. Hoe dan ook, ik heb nooit een inspanning gedaan om mijn gedrag bij mijn ouders te rechtvaardigen.

Hoe was het om een van de vele vrouwen van de chef te zijn?

Toen ik met de chef trouwde, had hij zo’n 26 vrouwen. Ik weet het niet precies, want ik heb nooit de boekhouding gedaan. Dat was onbegonnen werk, het was een komen en gaan. Maar ik kon snel goed opschieten met de andere vrouwen. Ik bevond me niet in een minderwaardige positie. Je moet weten dat de chefferie een echte democratie is. De chef is geen absolute vorst die over zijn onderdanen beslist. Integendeel, juist omdat hij chef is, behoort hij niet meer toe aan zichzelf, maar aan de gemeenschap en aan God. Een chef heeft doorgaans vele kinderen bij veel vrouwen, dus beschikt hij over een ruime keuzemogelijkheid om een opvolger te kiezen. De vader houdt zijn opgroeiende kinderen in het oog en merkt snel wie van de jongens de beste kwaliteiten heeft om het volk te leiden.

Vervolgens deelt de vader aan de notabelen mee wie van zijn kinderen hij het liefst de nieuwe chef zou zien worden. Doorgaans zijn de notabelen, die weten wat er in het volk omgaat, het eens met die keuze. Maar dat hoeft niet automatisch te gebeuren. De notabelen hebben het recht om iemand anders te kiezen. Dat gebeurt wanneer ze vinden dat de opvolger niet meer aan de eisen voldoet, bijvoorbeeld omdat hij ziek of gek geworden is. Voor een buitenstaander lijkt het dat een regerende chef bevelen uitdeelt. Dat is ook zo, maar die orders worden pas gegeven na lange discussies – des palabres africains – waaraan iedereen kan deelnemen, want zelfs de laagste in het dorp heeft direct toegang tot de chef en kan zijn beslissingen beïnvloeden. Eigenlijk kan de chef nooit een bevel geven dat niet eerst door het volk is aanvaard. Hij heeft immers geen politie, hij heeft niet de macht van een militair bevelhebber of van een koning. Hij kan niets met geweld opleggen. Natuurlijk moet je respect hebben voor de chef, maar als hij er zelf niet bij is, mag je je best vrolijk over hem maken. Kortom, de chef moet overtuigend, redelijk en wijs zijn, anders functioneert er niets in de chefferie.

U stelt het wel erg rooskleurig voor. Waren er dan nooit conflicten?

Natuurlijk wel. De chef had me ooit eens verteld hoe wijs zijn voorouders waren. Als een chef op het onverwachts thuiskomt van een tocht, zou hij een van zijn vrouwen kunnen aantreffen in een compromitterende situatie. Hij zou haar misschien kunnen betrappen terwijl ze bij haar minnaar is. Om dat te vermijden, begint de chef al van verre te fluiten, te hoesten of te zingen, zodat de vrouw in kwestie hoort dat hij eraan komt en haar schikkingen kan treffen. Maar op een dag overtrad mijn man zelf deze regels. Omdat hij voor langere tijd weg was, hadden zijn vrouwen in het paleis een feestje georganiseerd en de drank van de chef aangesproken. Maar toen hij onaangekondigd arriveerde, stoven al zijn vrouwen achter de gordijnen. Ik verstopte me echter niet en eiste juist rekenschap. Ik vroeg hem hoe het nu stond met al die wijsheid van zijn voorouders als hij ons zelf als een dief besloop om ons te betrappen. Ik zei: “Je doet precies het omgekeerde van wat je voorouders je hebben geleerd. Blijkbaar kan je die wijsheden alleen maar bewonderen bij anderen, maar ben je er zelf niet toe in staat.” Toen ik zo op hem inpraatte, besefte hij zeer goed dat hij niet correct was geweest en dat hij zich in een belachelijke positie had gemanoeuvreerd. Maar als ik net als de andere vrouwen was weggevlucht, had de chef kunnen denken dat zijn gedrag legitiem was.

Misschien kon u dat zo openlijk zeggen omdat u de enige blanke vrouw was in de chefferie?

Neen, neen, de andere vrouwen hadden dat net zo goed kunnen doen. Ik herinner me dat op een bepaald ogenblik de koningin gestorven was. Niemand wist wat er volgens de tradities gedaan moest worden, want het was al lang niet meer voorgekomen dat een koningin voor de chef gestorven was. Het was dus nodig om nieuwe tradities te scheppen en iedereen kon zijn zegje doen. Ik was erbij toen een oude vrouw bij de chef kwam om haar mening te zeggen. Ze had een oogziekte, haar ene oog was helemaal wit. De chef vroeg haar: “Wat heb je aan je oog?” Maar de oude vrouw vloog uit tegen hem: “Ik ben hier niet gekomen om over mijn oog te praten. Al zolang heb ik pijn aan mijn oog, maar nog nooit heb je de moeite genomen om iets voor me te doen. Het is niet nu dat we over mijn oog gaan praten. Ik ben gekomen om te praten over andere zaken die belangrijker zijn. En nu ga je naar me luisteren.” Toen ze zo sprak, zweeg de chef bedremmeld en ben ikzelf snel naar buiten gegaan, want het is voor de chef niet leuk om in het openbaar berispt te worden. Je bent aan de chef respect verschuldigd in het bijzijn van anderen. Maar voor zijn moeder blijft de chef altijd een kind. Ze mag hem als ze dat nodig vindt zelfs een oorvijg geven, op voorwaarde dat ze onder hun tweeën zijn.

Hoe apprecieert u dat huwelijk in de polygamie achteraf?

Ik heb dat heel positief ervaren. Ik beleefde er een veel grotere vrijheid dan tijdens mijn eerste monogame huwelijk in Frankrijk. Ik beweer niet dat ik de voorkeur geef aan polygamie, ik zeg wel dat ik persoonlijk gelukkiger was in mijn tweede huwelijk dat toevallig kaderde in een polygame structuur. In Frankrijk ging het om een huwelijk dat zich afspeelde binnen een beperkt terrein: er was het werk, de kinderen, de crèche, de school, het appartement, de televisie. Het enige wat buiten het gesalarieerde werk en het familieleven overbleef, was het zoeken naar een beetje vertier. Ik had niet het gevoel dat ik aan mezelf kon werken maar dat alles vastlag voor de toekomst. Er was nooit wat avontuur, nooit iets wat niet voorzien was, nooit situaties waarin je snelle beslissingen moest nemen. Ik ervoer mijn huwelijk en gezinsleven als iets erg vervelends. En verveling beschouw ik als een van de ergste dingen, het is net alsof je voor jezelf een gevangenis optrekt. Maar dat hoeft niet voor iedereen zo te zijn. Misschien had ik met een andere man wel een goed monogaam huwelijk gehad in Frankrijk. Ik twijfel er niet aan dat dat bij heel wat koppels in Europa lukt, alleen was dat bij mij niet zo. In mijn huwelijk met de chef van Bangangté was dat anders. Ik had het gevoel dat ik in mijn leven vorderingen maakte zonder dat ik daarvoor een plan had opgesteld. De omgangsvormen met de andere mensen waren eenvoudig. Ik had nooit het gevoel mijn tijd te verliezen of dat tijd geld was. Het traditionele tijdsgevoel is er helemaal anders. We rekenden er in maankalenders, dat zijn cycli van 28 dagen. Maar verder zijn er alleen seizoenen, geen voortschrijdende maanden of jaren. Elke dag kon je volop de tijd nemen om volgens je eigen ritme te leven. Zelfs voor de rituelen waren er geen vaste tijdstippen. Ze vonden gewoon plaats als de mensen vonden dat het er tijd voor werd of dat er een aanleiding voor bestond.

Hoe verloopt het leven van de vrouwen van chef?

Elke vrouw bewerkt de grond en cultiveert de velden volgens haar eigen inzichten. In dat opzicht is het liberalisme er totaal. Maar tegelijk weten de vrouwen dat ze tot een gemeenschap behoren. De wederzijdse hulp is groot. Als er geoogst wordt, komen de vrienden graag een handje toesteken, al is dat niet verplicht. Veel hangt af van je relaties binnen de groep. De opbrengsten van het veld zijn ten dele voor eigen gebruik, maar ook voor de verkoop. Het geld dat ze verdient, kan de vrouw besteden zoals ze wil. De vrouw kan vaak rekenen op de steun van haar familie. Maar zelfs als dat niet zo is, is er nog altijd de chef om voor haar te zorgen. Ze kan geld bij hem lenen. De chef zorgt ervoor dat de vrouw olie, zeep, rijst en bloem krijgt.

Maar ik heb de positie van de vrouw in het polygame huwelijk als vrij en verantwoordelijk ervaren. Elke vrouw in de chefferie heeft haar eigen huis waar ze leeft met haar kinderen. De communicatie met de andere vrouwen verloopt doorgaans vlot. Ik heb er geen jaloezie gekend. Ik kan het alleen maar bevestigen, omdat ik het zelf heb meegemaakt, dat er liefde mogelijk is tussen een vrouw en een man die nog met andere vrouwen is getrouwd. En dat er een innige vriendschap kan bestaan tussen die vrouw, haar mede-vrouwen en hun kinderen.

Was u verplicht om de nacht met de chef door te brengen als hij u liet roepen?

Als het scheef zat, was je daartoe helemaal niet verplicht. Ik heb het maar een keer meegemaakt dat er op een nacht drie vrouwen bij hem geroepen werden, de een na de ander, nooit verschillende tegelijk. Maar het is wel zo dat de chef de Europeanen graag bij de neus nam. Voor de westerse ontwikkelingswerkers, bezoekers of toeristen was de polygamie echt een obsessie. Als ze de chef vroegen hoeveel vrouwen hij per nacht had, antwoordde hij dat hij er tussen de 10 en de 50 consumeerde. De chef ergerde zich aan hun vragen. Als ik hem daarop aansprak, repliceerde hij dat hij aan de westerse bezoekers toch ook niet vroeg hoeveel maîtressen ze hadden. Zeker, een vrouw kon in alle vrijheid weigeren met de chef te slapen. Soms, als hij zich schandelijk gedroeg, brak er een algemene staking uit. Ik heb het eens meegemaakt dat ik er door de chef op uit werd gestuurd om een vrouw te halen. Op een avond weigerden er vijf tegelijk. Ik koos er dan zelf maar een uit die op dat ogenblik op goede voet met hem stond. Ik moet bekennen dat mijn man een steeds losbandiger leven begon te leiden waarin alcohol een grote rol speelde. Het gebeurde dat hij mij en andere vrouwen sloeg.

Toen ik 40 werd, zette ik er dan ook een punt achter. Ik wou wel zijn vriendin blijven, maar ik wou niet meer met hem slapen. Toen hij kort daarop stierf, weigerde ik de traditie te volgen en de vrouw te worden van het nieuwe opperhoofd, de broer van mijn overleden man.

Toen uw man zoveel dronk, was het toch wel een ongelukkig huwelijk geworden?

Wat is geluk? In Europa is het beeld van geluk een altijd durende, sluimerende toestand zonder enige verandering in de situatie, iets heel statisch dat geen inspanningen vergt, dat heel erg lijkt op de reclameboodschappen die de media ons voorhouden. Maar als je geen harde momenten kent, kan je toch niet weten hoe de aangename ogenblikken aanvoelen? In het diepst van hun wezen weten de Europeanen ook wel dat het zo is, maar op een of andere manier kunnen ze dat niet meer onder woorden brengen. Er is zoveel angst bij de mensen in Europa. Zodra er iets ernstigs gebeurt, zien ze het niet meer zitten. Ze zijn geparalyseerd, kunnen niet meer reageren, hebben het gevoel dat er geen uitweg meer is en dat alles voorbij is. Alsof het leven niet juist bestaat uit wendingen die je niet kan voorzien, ten goede en ten kwade. Het is me trouwens opgevallen dat zelfmoord bij de zwarten in Kameroen haast niet voorkomt.

Was het alcoholisme van uw man een persoonlijk of een algemeen probleem?

Ja en neen. Volgens het gezegde mag de hoorn waar de chef uit drinkt nooit leegstaan, en dat is ook niet zo’n probleem als de plaatselijke wijn genuttigd wordt. Maar als de hoorn altijd met whisky is gevuld, is er natuurlijk wel een probleem.

In Bangangté zijn heel wat mensen weggetrokken van het platteland naar de stad en naar het buitenland. Misschien zijn diegenen die gebleven zijn de minst dapperen. Misschien ligt daar de oorzaak van het drankprobleem dat toch wel typisch is voor heel Bangangté.

De blanke koningin, door Claude Njiké-Bergeret. Vertaald door Rita Buenting. Uitg. Element, 317 p., 750 fr.

Piet de Moor / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content