CHIOS Behandel dit eiland met zachtheid

Tessa Vermeiren
Tessa Vermeiren Tessa Vermeiren is voormalig hoofdredactrice van Knack Weekend

Men zegt dat Homeros er geboren werd en dat Christoffel Colombus er een deel van zijn bemanning kwam zoeken. Je zou wensen dat er een soort grendelregel kwam, die verhindert dat dit eiland ooit overspoeld wordt door toeristen.

Tessa Vermeiren

Vorig jaar kregen ze zo’n 12.000 toeristen over de vloer, dit jaar slechts 7 à 8000. De startbaan op het piepkleine luchthaventje van Chios is te kort voor de steeds groter wordende vliegtuigen van de multinationale touroperators. Er wordt gepraat over verlengen, maar ingewijden zeggen sussend dat ze daar met Athene nu al jàren over discussiëren, en dat het er deze keer ook wel niet van komt. Chios heeft het toerisme niet echt nodig, zeggen ze. En je zou inderdaad licht gaan geloven dat al dat bezoek van buiten Griekenland hen daar maar matig interesseert. Het nieuwe Scheepvaartmuseum ging pas in augustus open, want in die maand komen de meeste uitgeweken Chioten terug naar hun eiland. De plaatselijke pinakotheek was ook al tot eind juli gesloten vanwege het installeren van airconditioning. Het archeologisch museum is al een paar jaar dicht wegens grondverzakkingen die de collectie bedreigen, en in het Byzantijns museum, de vroegere moskee, raadde de suppoost me ronduit af om een entreekaartje te kopen, omdat de grote zaal toch ook al een hele tijd niet toegankelijk was…

Chios is de thuishaven van grote en minder grote scheepseigenaars, van kapiteins, van zeelui. Belangrijke bron van inkomsten is ook de mastiekoogst in het heuvelachtige zuiden. Mastiek, een harsachtig bijproduct van de lage Pistacia Lentiscus boom, die uitsluitend hier groeit, is van belang in de farmaceutische industrie, in de verfproductie en voor het maken van kauwgom. Sinds eeuwen is dat een troef in handen van de Chioten. Tijdens de bijna 3,5 eeuwen durende Turkse bezetting bezorgde de begeerde mastiek het eiland een comfortabel statuut.

Een iets of wat geïnspireerde investeerder in de toeristische industrie moet dromen bij het zien van dit eiland met zijn ongerepte westkust, met schitterende baaien als Agia Markella, Elinta, Lithi, Trahilou. Zo ook meneer Fegoudakis, een naar de Verenigde Staten uitgeweken Chioot, eigenaar van drie middelgrote hotels in de hoofdstad en Karfas. Zijn plan was het, om de heuvelrug achter het mooie keienstrand van Elinta op de westkust te kopen en er een bungalowdorp te bouwen. Maar in het nabijgelegen dorp zijn ze daar fel tegen gekant, het project werd weggestemd. Ze willen geen pottenkijkers op hun strand.

Je zou wensen dat er een of ander ingenieus plan bedacht werd om al het mooie van dit eiland te conserveren. Een zachte vorm van toerisme in de villa’s van de Kambos bijvoorbeeld, nadat ze met eerbied werden gerestaureerd. De Kambos is een gordel van groen ten zuiden van de hoofdstad, vruchtbaar en goed voorzien van grondwater. Rijke stedelingen bouwden er in de 17de, 18de eeuw herenhuizen in de typische roestkleurige steen van Thymiana, dat nog een beetje zuidelijker ligt. De meeste van die huizen, dikwijls in verval omdat de familie verarmd is of omdat de erfgenamen met elkaar overhoop liggen, staan te midden van gigantische citrusboomgaarden, ingesloten door hoge muren. Het grondwater wordt al eeuwen bovengehaald met waterraderen en vrijwel elk landgoed heeft een groot bassin dat diende om het vee te drenken. Wanneer je op de binnenkoer van Mavrokordatiko zit, een van de al gerestaureerde huizen dat als (eenvoudig) hotel functioneert, waan je je ver van het Egeïsch gebied. Cypressen, zonnebloemen, citrusbromen, een duidelijk Italiaans geïnspireerde klokkentoren, stilte die alleen verstoord wordt door het gezoem van libellen die over het waterbassin scheren. De invloed van de Genovezen is hier zeer aanwezig. Ze nestelden zich in de Byzantijnse tijd op dit eiland dat op hun handelsroutes naar het oosten lag. Begin 14de eeuw namen ze de macht over en brachten Chios, in goede verstandhouding met de verslagen Byzantijnse bestuurders, tot het toppunt van weelde. Een chiotisch leven was een staande uitdrukking voor een weelderige levensstijl die in grote tevredenheid werd gevoerd.

Ook na de val van Constantinopel in 1453 hielden de Genovezen Chios uit handen van de Turken. Pas in 1566 nam Pasja Pialis Chios in zonder strijd. Toen begin 19de eeuw de Griekse revolutie tegen de Turken uitbrak, bleven de Chioten aanvankelijk neutraal. Ze hadden immers niet te veel te klagen vanwege hun privileges. Wanneer echter in 1822 nationalistische Grieken uit Samos vanop zee de Turken binnen de vesting van Chios belegerden, kwam de wraak uit het Oosten ook over de Chioten. Meer dan 25.000 mensen werden afgemaakt en de rest van de bevolking van 100.000 werd door de Turken verkocht als slaven. Eugène Delacroix legde deze gruwelijke gebeurtenissen, die de hele wereld beroerden, vast in zijn doek ?Le Massacre de Chios?, dat in het Parijse Louvre hangt. De weinigen die konden vluchten en diegenen die ten tijde van de ramp op zee waren, mochten pas vanaf 1832, door internationale druk op Turkije, naar het eiland terugkeren. Het oude, zorgeloze Chiotische leven was afgelopen. Aardbevingen en grote droogte teisterden het eiland dat nooit zijn oude glorie terugvond, behalve dan in de scheepvaart. Pas in 1912 werd Chios ingelijfd bij Griekenland.

Het is een romantisch gezicht als ’s avonds de rossige maan opkomt boven de lichtjes van Cesme op het Turkse schiereiland Erythrea slechts 3,5 zeemijl van het eiland verwijderd. Er vaart een ferry over en weer (een half uur varen) en touroperators organiseren dure uitstappen naar Efese dat met de bus op 2,5 uren rijden van Cesme ligt. Voor de oudere mensen op deze eilanden is de overkant ?het oude land?, het laatste gebied dat Griekenland moest prijsgeven aan de Turken. Ze dromen nog van de weelde en het intellectuele leven in steden als Smyrna (nu Izmir). Het vertrouwen is nooit helemaal hersteld, hoewel er veel individuele contacten blijven. Ondanks alle, ook recente, diplomatieke beweging vergeven ze hier moeilijk de oude bezetter wat hij het eiland heeft aangedaan. In elk dorp zijn er gruwelverhalen. In Anavatos, het middeleeuwse vestingdorp hebben vrouwen en kinderen zich van een meer dan honderd meter hoge muur tegen de bergwand te pletter gestort om niet in handen van de Turken te vallen. In Nea Moni, het Byzantijnse klooster uit de 11de eeuw dat centraal op het eiland ligt, is er een kapel waar beenderen en schedels van iedereen die vorige eeuw door de Turken werd omgebracht, in een glazen schrijn worden geëxposeerd. Vergeten doet men hier niet. In de Zeestraat van Chios wordt geregeld gepatrouilleerd door Griekse en Turkse oorlogsbodems. Op de vraag van de Griekse premier Simitis, om dat tenminste gedurende de zomer niet te doen, werd aan de overkant niet gunstig gereageerd.

Met de katholieke Genovezen leefden de Byzantijnen voordien wel vredig samen. Daarvan getuigen op tal van plaatsen zoals Anavatos, Mesta en Agios Galas de tweelingkerken met twee altaars naast elkaar, één voor elke ritus. De enige angst die men in die tijd had, waren de Noord-Afrikaanse piraten. Dorpen die aanvankelijk op de kust lagen, werden landinwaarts verhuisd en als echte vestingen gebouwd. Het mooiste voorbeeld daarvan is Mesta, een van de mastiekdorpen, de Mastichochoria. De huizen zijn nauw aan elkaar gebouwd, de buitenmuren vormen een vesting met maar één ingang. De steegjes liggen in een ingewikkeld labyrintpatroon met talrijke cul-de-sacs. Alle huizen hebben geheime vluchttrappen naar de daken, vanwaar men de centrale verdedigingstoren, de pyrgos kon bereiken. Pyrgi, het vestingsdorp met zijn eigenzinnig gedecoreerde gevels, heeft daar zijn naam vandaan. Onraad werd gesignaleerd door vuren op wachttorens, die op de landtongen langs de kust werden gebouwd. Op de westkust zijn nog tal van die torens te zien. Opdat niet alle dorpen hetzelfde trieste lot als het verlaten middeleeuwse Anavatos zouden ondergaan, stimuleert men nu met subsidies de inwoners om huizen te restaureren en kamers voor toeristen ter beschikking te stellen. Vrouwen verenigen zich in coöperatieven om deze vorm van toeristische bedrijvigheid rendabel te maken en om oude ambachten als weven en borduren weer tot leven te brengen. Er mag in sommige van die dorpen, zoals in Avgonima, enkel nog in de oude ruwe steen gebouwd worden. De beton- en aluminiumplaag die Griekenland zo fel heeft aangetast, kan hier misschien nog net op tijd gestopt worden.

De Griekse minister van Cultuur, Evangelos Venizelos, trok deze zomer een budget van 800 miljoen drachme (100 milj. fr.) uit om Anavatos te restaureren en spoorde de bewindslieden van het eiland aan om hun culturele erfgoed te bewaren. Een uitermate dringend project is alvast de oude ommuurde stadskern van Chios waar helaas te veel prachtige huizen uit vorige eeuw staan te vervallen.

De dorpen op Chios hebben twee gezichten. Neem nu Elata op de westkust. In de winter wonen er zo’n 600 mensen. In de zomer verdriedubbelt dat aantal. Dan komen de dorpelingen met vakantie, die vlak na de Tweede Wereldoorlog uitweken naar de Verenigde Staten en naar Australië, vanwege de armoede en de verdeeldheid gezaaid door de burgeroorlog. Nikos, die de vistaverna aan het strand uitbaat, werd 32 jaar geleden in Melbourne geboren, keerde op zijn 20ste terug naar Athene, trouwde met een meisje uit Elata, het dorp van zijn ouders, en is daar nu heel gelukkig. Apostoli (24) uit Chicago, kwam vorig jaar voor het eerst naar het geboortedorp van zijn moeder. Deze zomer gaf hij zijn job als kelner op om twee maand hier te kunnen blijven. ?Omdat het leven hier écht is en simpel, omdat de mensen elkaar nog vertrouwen?, vertelt hij me met zijn zware accent uit Chicago, om dan onmiddellijk over te schakelen op het dialect van Elata, dat hij met zijn moeder spreekt.

Twee van de vele uitgeweken Chioten die zoeken naar hun roots. Ook in de hoofdstad vind je ze. Maria en Stella Mendonis bijvoorbeeld, die een chique porseleinwinkel hebben, werden geboren in Brooklyn en kwamen met hun ouders terug in 1974. Dit mag dan wel een klein eiland in de Egeïsche Zee zijn, doods en geïsoleerd is het zeker niet.

Als er één plek is waar ze zeker van de wereld weten, dan is dat op Oinoussai. Een rots ten noordoosten van Chios, ongeveer 9 km lang en 3 km breed, en een legende in de wereld van de Griekse scheepvaart. Sinds eeuwen is Oinoussai, samen met moedereiland Chios, dé leverancier van zeelui en kapiteins. Wie aan Griekse reders denkt, ziet societyfiguren als Onassis en Niarchos. Maar de paar families die afkomstig zijn van Oinoussai, beheersen in werkelijkheid de Griekse vloot : op dit moment hebben ze samen zo’n 150 schepen in bezit. Namen die u nog nooit zijn opgevallen in roddelbladen : Lemos, Pateras, Hadjipateras, Lyras, Lignos, Samonas, Pontikos, Mavrophilipas e.a. De reders van Oinoussai vormen een heel gesloten gemeenschap, verspreid over wereldsteden als Londen, New York, Genève en Athene. Ze hebben op het eiland wel een huis waar ze in augustus naartoe komen, meestal met een kanjer van een jacht, maar hun leven ligt elders. Trouwen doen ze liefst onder elkaar of met iemand van een redersfamilie uit Chios, Andros, Cephalonia of Syros. Familiale en zakelijke belangen zijn nauw verweven, maar de reders van Oinoussai schuwen de publiciteit. Eigenlijk is er behalve in augustus op het eiland niets te beleven. ’s Winters zijn er meer standbeelden dan mensen, zegt men, afgezien dan van de leerlingen van de hogere zeevaartschool die door de scheepseigenaars werd opgericht.

Je kan dagelijks naar Oinoussai met de ferry vanuit Chios. Het scheepvaartmuseum heeft een schitterende collectie modellen. Er zijn twee cafés, een pensionnetje en huizen die in juli driftig worden opgepoetst voor de komst van hun eigenaars. De grote Agios Nikolaoskerk bulkt van de weelde die de schatrijke Oinoussioten er offeren. Eenzaam op de rots, ver van de stad, ligt ook nog een luxueus vrouwenklooster waar de gebalsemde resten bewaard worden van Irini Pateras, een mystieke dochter van een van de rijkste rederfamilies. Alleen vrouwen mogen binnen en je kan er enkel komen als de papas van de Agios Nikolaoskerk je daarheen rijdt.

Op Chios zelf zijn Kardamila en het aan zee gelegen Marmaro, het nest van de reders. Ze liggen aan de noordoostkant van het eiland, een beetje met hun rug naar de rest. Het hele noorden van Chios is trouwens een ruige, bergachtige streek. De dorpjes liggen er weggestopt achter de bergflanken die ze beschermen tegen de scherpe noordelijke winden. Op de kammen waar vroeger de traditionele molens stonden, genereren nu reusachtige stalen wentelwieken energie.

In dat noorden kan je ook de laatste stukken zandweg vinden die niet met een gewone auto te berijden zijn. De uitgestrekte pijnboombossen werden een tiental jaren geleden fel geteisterd door branden, maar het leven neemt weer de overhand en het groent weer stilaan. Precies in deze minder bezochte gebieden heeft het Griekse leger een paar kazernes neergepoot. Toch is een rondrit de moeite waard, alleen al om de stille dorpen te bezoeken. Volissos in het noordwesten en het nabijgelegen klooster van Agia Markella met het uitgestrekte zandstrand voor de deur. Het mooiste is wel Agios Galas met zijn Byzantijnse rotskerken en de ondergrondse grotten waar sinds vroegchristelijke tijden erediensten werden gehouden. De sleutel van de kerk en de grot is in bewaring bij Kyrios Yianni, een oude man uit het dorp, die zelf meegaat of iemand meestuurt. Voor wie Grieks verstaat, kan hij eindeloos kleurrijke legenden vertellen over wonderen die hier zijn geschied. Of hoe ze vroeger, vòòr hier drinkwater was, 40 dagen per jaar bezig waren om met ezels en kruiken watervoorraad aan te slepen vanuit het hoger op de berg gelegen en nu verlaten Agios Yiannis. In Agios Galas wonen nu nog 60 oude mensen, na de Tweede Wereldoorlog waren er 350 volwassen stemgerechtigde mannen. Met de bus boodschappen doen in de hoofdstad neemt nog steeds twee dagen in beslag. Dat doen ze zo één keer per maand. Voor de rest leeft men van wat men zelf verbouwt, en dat is niet veel op deze onvruchtbare bodem.

Wie van west naar oost door het noordelijke deel van Chios trekt, neemt best drank en mondvoorraad mee, want veel is er niet te vinden. Laat de rit tegen het eind van de middag eindigen in Langada, een vissershaventje op de noordoostkust. Bestel een groot bord atherina (gefrituurde babyvisjes) en een fles koele witte wijn, kijk naar het zonlicht dat tussen 6 en 7 verandert van gesel in balsem, en besef dat hier de essentie van Griekenland ligt : genieten van kleine dingen.

De kruidenboer lokt met geurend oregano, salie, tijm en rozemarijn.

Links : geen toeristenwinkels in de hoofdstad, wel een degelijke ouderwetse bakkerij. Rechts : een kerkje waarvan de muren gedecoreerd zijn op de wijze van Pyrgi.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content