CHARLOTTE FOREVER

Ze is zangeres, actrice, icoon. “Ik draag kleren vaak een seizoen te laat. Ik durf eerst niet.”

In het kille decorum van een anonieme hotelkamer is een icoon ook maar een mens. Charlotte Gainsbourg draagt vandaag een trui van Balenciaga. Ze is zwanger, en ziet er fantastisch uit.

Dit najaar is ze, niet voor het eerst, het gezicht van een campagne van Balenciaga, dit keer voor de geur L’Essence. Het hele communicatieplan is aan haar persoon opgehangen. En daarom voert ze vandaag gesprekjes aan de lopende band, één per land. “Halfvier ? That must be Belgium.” De vragen zijn op voorhand ingediend, gekeurd, in één enkel geval geweigerd. Een min of meer normaal gesprek voeren is in dergelijke omstandigheden niet evident (een interview is zelden een normaal gesprek, maar het ene verloopt al vlotter dan het andere). Ze is gereserveerd, maar tegelijk minder afstandelijk dan je zou kunnen verwachten. Haar stem klinkt precies zoals op de radio. Ze rijgt mooie zinnen aan elkaar, maar geeft uiteindelijk relatief weinig prijs.

Het is grappig, zegt ze, en ze kijkt daarbij heel ernstig, hoe je in reclamecampagnes verschillende facetten van je persoonlijkheid kunt tonen. “In de eerste campagne zag je een zachtere, meer vrouwelijke kant van mezelf. Vergis u niet, dat beeld spreekt me aan. Maar als ik er vandaag naar kijk, heb ik de indruk dat ik een rol speel. In de nieuwe foto zie ik veel meer van mezelf. Ik heb de indruk dat ik me naakter geef. Het is een eerlijker beeld.”

Ze kent Nicolas Ghesquière, artistiek directeur van Balenciaga, al een jaar of tien. “Ik heb, geloof ik, zijn tweede defilé gezien. Ik had via mijn agent een uitnodiging gekregen, ik ben gaan kijken, en niet veel later hebben we elkaar ontmoet. We waren allebei erg verlegen. We hebben een paar keer samengewerkt, enkele fotosessies gedaan. Zo hebben we elkaar leren kennen, beetje bij beetje.”

Ze wordt in de campagne voor L’Essence min of meer opgevoerd als de muze van Balenciaga. Maar zo ziet ze zichzelf niet. Ze bewondert Ghesquières visie, vindt het heerlijk “om door Nicolas ergens naartoe te worden geleid.” Ze draagt Balenciaga op de planken, Balenciaga op de rode loper, Balenciaga op haar platenhoezen. Al vergt het soms tijd om haar in een van zijn outfits te krijgen. “Ik draag zijn kleren vaak een seizoen te laat”, zegt ze. “Ik durf eerst niet.”

“De trappen van Cannes, de Césars, dat is : een mooie jurk dragen, en dat komt niet noodzakelijk overeen met wie ik echt ben. Nicolas laat me dingen proberen die ik op mijn eentje nooit had gedurfd. Hij is me altijd een stap voor, ook in het echte leven. Dan raadt hij me dingen aan uit zijn collectie die ik echt niet kan dragen, omdat de inspanning voor mij te groot zou zijn. Een jaar later draag ik die kleren dan wel. Ik ben traag.”

Misschien moeten we de zaken gewoon omkeren. Misschien is Ghesquière de muze van Gainsbourg. Op vestimentair vlak dan toch. Een voorbeeld : “Ik ben geen rockster. Nicolas heeft me voor een van mijn platenhoezen in zwart leder gestopt. Rock, maar dan zonder de clichés. Onze samenwerking heeft me in dat geval enorm veel bijgebracht.” Een ander voorbeeld : “Ik had er behoefte aan dat hij naar mijn muziek zou luisteren. Dat hij ervan zou houden.” Ghesquière ontwierp de podiumoutfits voor haar tournees. “Zo’n outfit is belangrijk. Je moet je er goed in voelen. Dat mag geen pantser zijn. Enfin, iedereen heeft een podiumoutfit. Maar ik had er hulp voor nodig.”

Ze vertrouwt hem, zoals gezegd, ook voor galabals, prijsuitreikingen en andere industriegelegenheden. “Voor mij zijn dat belangrijke evenementen. De film, in het bijzonder, is nu eenmaal een wereld waarin je jezelf moet tonen. Je kunt er dus maar beter van genieten. Ik voel me meestal niet echt op mijn gemak. Er zijn actrices die precies weten hoe ze zich moeten gedragen op een rode loper. Ik niet, maar ik vind dat ook niet zo erg. Ik herinner me wel elke jurk die ik bijvoorbeeld voor Cannes heb gedragen. Ça marque le coup, aussi. Nicolas heeft me enkele keren gekleed voor het Met Ball (jaarlijks modebenefiet voor het Metropolitan Museum in New York, nvdr). Toen had ik nog meer de indruk dat ik in zijn ban was. Dat was nog een ander spelletje.”

U was zijn popje ? Precies. Voor mij waren dat aangename ervaringen. Spelletjes zijn sowieso aangenaam. Zelfs als je je niet helemaal op je gemak voelt. Het is erg ambigu : je kunt complexen hebben, maar toch zin hebben om jezelf te tonen.

Is dat voor een camera anders dan in het echt of voor een fototoestel ? Ik vind van wel. In een film doe je alles om jezelf te vergeten. Je laat je gaan in emoties. Voor de lens van een fototoestel kan ik mezelf niet vergeten. Ik ben heel zelfbewust. Wie ik ben, hoe ik eruitzie. Als je het echt goed wilt doen, moet je jezelf kunnen vergeten. Ik doe wat ik kan, op mijn manier. Maar echte mannequins hebben een zelfzekerheid, een zelfcontrole die ik helemaal niet heb.

Maar bent u dat poseren intussen niet gewoon ? U hebt toch al veel fotosessies op uw actief ? Niet zo heel veel. Enfin, jawel. Maar het is mijn beroep niet.

Wat is uw beroep, volgens u ? Op dit moment doe ik niets. Enfin, jawel : ik praat met u. Ik stap het liefst van het ene project in het andere. Film, muziek, mode. Ik vind dat opwindend. Het zijn zeer, zeer verschillende werelden. Ik verveel me nooit. Maar anderzijds denk ik ook niet dat ik me zou vervelen als ik, bijvoorbeeld, alleen maar actrice was geweest.

Jane Birkin, uw moeder, is ook actrice en zangeres. Wat hebt u van haar geleerd ? Heel veel. Heel veel, maar enfin, om nu in enkele woorden samen te vatten wat ik van haar geleerd heb… (Ze denkt na.) Op professioneel vlak… plezier, misschien. Ik denk dat ik haar nooit heb horen klagen. Wat dat betreft ben ik wel anders. Dat ik me destijds aangetrokken heb gevoeld door deze wereld, komt echt door haar. Ik besef alsmaar meer dat ze me alleen de goede kanten van het metier heeft getoond. Tenminste, wat de film betreft. Optreden is nog iets anders. Ze lijdt enorm aan podiumvrees, en dat heeft ze me ook altijd getoond : angst, plankenkoorts. En hoe je daarmee omgaat. Voor mij is het heel moeilijk om me een optreden voor te stellen zonder podiumvrees. Het hoort erbij.

Brengt die angst u ook iets bij ? Het is niet iets dat me stimuleert. Wat dat betreft, zijn we anders. Enfin, ook niet echt. Die angst hebben we allebei. Maar voor haar is dat een motor, en ik zou het liever kwijt willen.

Hebt u er op filmsets last van ? Soms heb ik enorm veel schrik voor we beginnen te draaien. Maar op de set kan ik die angst veel gemakkelijker temmen. Ik word er nooit door verlamd. Bij film gaat het meer over teleurstelling. Omdat je ergens niet in slaagt.

Wat hebt u van Serge Gainsbourg, uw vader, geleerd ? Ik heb de indruk dat de manier waarop ik met het metier omga volledig gedicteerd is door mijn ouders. Ze zijn nooit blasé geworden. Mijn vader is relatief laat succesvol geworden. Ik heb dat allemaal bewust meegemaakt. En ik heb hem daarvan zien genieten. Al die jonge mensen die hem bijna verafgoodden : op het eind van zijn leven was hij daar heel erg door geraakt. Dat was belangrijk voor hem, maar ook voor mij. Ik weet niet welke invloed dat op mij heeft gehad, of wat ik eraan overgehouden heb.

Mijn ouders waren zeer belangrijk. Ik moest nooit iets. Het klopt dat mijn vader films heeft gemaakt, en foto’s, en reclamecampagnes. Il a touché à tout. Misschien heeft dat me getoond dat alles kon, dat alles mogelijk was. Dat je aan alles kon raken. Men vraagt mij vaak wat ik het liefst doe, wat me het meest ligt. Acteren doe ik het langst, maar ik doe alles even graag. In een lied kan ik me anders uitdrukken dan in een film. En dat maakt het opwindend.

In mijn herinneringen bent u als zangeres begonnen, met Lemon Incest. Ik heb Lemon Incest met mijn vader opgenomen tijdens de opnames van Paroles et Musique, mijn eerste film. Dat waren twee ervaringen in één. En na die eerste plaat ben ik gedurende jaren gestopt met muziek.

Wanneer hebt u definitief beslist : dit wordt mijn leven ? Ik was een tiener en totaal onbewust, en dat heeft zeker geholpen. Ik heb meegedaan aan de casting voor Paroles et Musique, ik heb geluk gehad. Ik heb vooral nooit gezegd : ik stap in de voetsporen van mijn ouders, want dan was ik er niet aan begonnen. Dat zou een enorme handicap zijn geweest. Ik was heel naïef, en daardoor heb ik alles op mijn eigen manier aangepakt. Ik besefte natuurlijk wel dat ik veel aan mijn ouders te danken had. Mijn moeder was toevallig de castingdirectrice van die film tegengekomen. Maar na verloop van tijd had ik het gevoel dat ik mezelf voldoende had bewezen. Als ik echt niet goed was geweest, dan was er allicht op een bepaald moment een eind aan gekomen.

Opnieuw muziek maken, veel later, was moeilijker. Ik voelde me niet goed genoeg ten opzichte van mijn vader. Omdat hij zoveel voor me betekent. Maar uiteindelijk heeft het plezier het gewonnen van mijn twijfel. En toen ben ik beginnen doen wat ik wou doen. Maar het was een delicaat proces, dat wel.

DOOR JESSE BROUNS

“Ik besef dat ik veel aan mijn ouders te danken heb, maar ik heb nooit beslist om in hun voetsporen te stappen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content