Bruno Frisoni wekte drie jaar geleden de geest

van schoenenlegende Roger Vivier weer tot

leven. Net als de grootmeester ontwerpt hij als

een Alice in Wonderland : met grote ogen,

ondeugend en weg van de kleurloosheid.

:: Roger Vivier, Rue du Faubourg-Saint-Honoré

29, 75008 Parijs, +33 1 53 43 00 00.

R oger Vivier ? De meeste jonge fashionista’s halen wellicht vragend de schouders op. Vreemd eigenlijk. Want zonder de man had hun wereld er helemaal anders uitgezien. Zo was het Vivier die zo’n halve eeuw geleden de eerste, torenhoge stiletto schetste. Of toch de eerste die naam waardig. Vivier werkte als eerste met metalen structuren en liet een opvallend hoge, stevige en hoogst elegante naaldhak op de wereld los. Meteen goed voor een dramatische volta in het silhouet van de vrouw, waarbij ze zich bijna een nieuwe manier van lopen en staan moest eigen maken. Niet onlogisch dat het ontwerp er kwam op maat van de al even baanbrekende new look van Christian Dior, voor wie Vivier lange tijd bottier officiel was.

Maar het bleef niet bij die ene gekke hak. Later zou hij de wereld nog verbluffen met de talon choc, die zo sterk inwaarts helt dat hij elk moment dreigt te knakken ; de grappige kommahiel ; het wereldberoemde en (dankzij Cathérine Deneuve in Belle de Jour) blauw verkochte platte schoentje met vierkante top en grote gesp ; of de eerste buitenproportionele lieslaarzen waarin onder meer Brigitte Bardot niet bang zat te wezen op haar Harley-Davidson. Jawel, Roger Vivier is zowat de vader van elke moderne vrouwenschoen. Waarom deze chouchou van onder meer Marlène Dietrich dan de naambekendheid mist van tijdgenoten als Christian Dior of Yves Saint Laurent ? Omdat het máár om schoenen gaat misschien ? Maar volgens insiders vooral omdat Vivier een opvallend bescheiden man was die de spotlights liever schuwde. En dus stierf de 91-jarige Roger Vivier in 1998 in een vrij opvallende stilte.

Einde ? Het had gekund. Vivier had zich in dat geval ongetwijfeld als een uitvoerige voetnoot gemanifesteerd in de modearchieven. Maar een opmerkelijk driespan besliste daar anders over : de Italiaanse schoenenmagnaat en Tod’s-voorzitter Diego Della Valle, het Parijse ex-model Ines de la Fressange en de Franse schoenenontwerper Bruno Frisoni. De eerste kwam op de proppen met het ambitieuze plan om het eerste echte haute-accessoirehuis te lanceren, kocht daarvoor in 2000 (met zijn privé-kapitaal) de naam Roger Vivier en riep de hulp in van Ines de la Fressange die eerder al met Vivier had samengewerkt. Wie de spirit van Vivier het best kon voortzetten ? Bruno Frisoni, daar waren ze allebei van overtuigd. De man had zijn sporen al verdiend bij ontwerpers als Christian Lacroix en Yves Saint Laurent en had daarbij bewezen dezelfde scherpe fantasiebochten te kunnen nemen als Vivier. En nee, benadrukte Della Valle, dit was geen folieke om één charmante winkel uit de grond te stampen. De geest van Roger Vivier zou reïncarneren in een bijzonder exclusief en internationaal luxehuis.

Kosten noch moeite werden gespaard, dat blijkt alvast zodra je de (voorlopig enige) flagshipstore binnenstapt in de Parijse rue Faubourg-Saint-Honoré. Ik heb er afgesproken met Bruno Frisoni, maar die laat nog even op zich wachten. Intussen leidt Ines de la Fressange me langs de drie verdiepingen, waarbij ze aandachtig de paren aanwijst die al aan de voeten prijkten van Nicole Kidman, Liz Hurley, Monica Bellucci, Gwyneth Paltrow en andere schonen. Als dat een barometer is voor succes, dan blijkt het herboren Vivier niet slecht bezig. Ten slotte laat ze me achter in het met schetsen behangen kantoor van Bruno Frisoni. De mij toegewezen zitbank moet ik eerst vrijmaken van twee paar laarzen in krokodillenhuid, elk iets van een 3500 euro waard. Jazeker, het huis Vivier articuleert een duidelijk neen tegen de huidige democratisering van luxe.

Een luid ” J’arrive ! J’arrive !” kondigt uiteindelijk de komst van Frisoni aan. Jeans, sneakers, eenvoudige zwarte blazer, opvallende bril en guitige blik, op de een of andere manier lijkt hij me de spitting image van de jonge Elvis Costello. Van de jongensachtige attitude valt zijn 45 jaar in elk geval niet af te lezen. Al wil hij wel meteen de sneakers verantwoorden. “Ik heb net enkele drukke zakendagen achter de rug. Vandaag ben ik in een relaxte bui. Daar horen sneakers bij. Elke mood heeft zijn schoen.”

Als schoenen zo humeurgebonden zijn, checkt u ongetwijfeld meteen ook die van uw gesprekspartner ?

Wees daar maar zeker van ! ( lacht) Het is het eerste waar ik naar kijk, na het gezicht. Subtiel dan wel. Aan jouw korte laarzen met middelhoge hak zie ik dat je een compromis zocht tussen een makkelijke schoen omdat je vandaag veel moet stappen, maar toch ook een licht deftige omdat je niet wist wie je onder ogen zou komen. Niet ? Natuurlijk is dat schoenen begluren ook pure beroepsmisvorming : ik wil weten wat er vandaag leeft bij vrouwen. Logisch. Ik ádem schoenen.

Zijn schoenen dan het belangrijkste accessoire ?

Absoluut. Natuurlijk zijn tegenwoordig ook tassen heel belangrijk, maar die maken nog altijd geen intrinsiek deel uit van het silhouet. Schoenen wel. Het is een van de sleuteluitdrukkingen van de persoon, van zijn uitstraling, van zijn humeur. Niet dat ik die zaken al te grondig analyseer hoor. Ik ben veeleer een doener.

U bent nu drie jaar creative director van het huis Roger Vivier. Waarom denkt u zelf dat Diego Della Valle en Ines de la Fressange u hebben gekozen ?

Ze wilden iemand met een duidelijk eigen stempel, die toch sterk de filosofie deelt van Roger Vivier. En dat doe ik : ook ik ben niet bang om gekke dingen te doen met schoenen, en houd het resultaat tegelijk bijzonder vrouwelijk en elegant. En al is het niet altijd direct af te lezen van mijn ontwerpen, au fond ben ik een heel conceptuele jongen. Diego en Ines gaven me de kans, ik bleek te passen in het geheel, en weg waren we. Weet je, misschien was ik wel minder bang voor de eerste collectie dan nu. Toen wist niemand wat te verwachten. Nu voel ik de hooggespannen vragen knetteren : “Waarmee zal hij ons nu weer verrassen ?” Dat bezorgt me wel eens klamme handjes.

Op commando ontwerpen in de geest van Roger Vivier, hoe begint u daaraan ?

Eerst en vooral : ik blijf Bruno Frisoni, en ik ontwerp ook als Bruno Frisoni. Én ik doe dat vandaag, anno 2005. Ik probeer absoluut niet in de huid van Vivier te kruipen en een schoen te ontwerpen zoals hij hem zelf ooit getekend zou hebben. Voor de eerste collectie heb ik mezelf zelfs verboden om vooraf in de archieven te snuisteren of in boeken over Vivier te grasduinen. Ik zat toen met enkele duidelijke herinneringen aan Vivier-modellen in mijn hoofd, en beschouwde die als een dankbare synthese van het hele verhaal. Een prima uitvalsbasis voor mijn eerste schetsen. Pas achteraf heb ik wat bijgestudeerd en hier en daar wat bijgeschaafd. Nu wentel ik me bij elke ontwerpbeurt in een Vivier-mood, en zorg ik ervoor dat de modellen een typische Vivier-kleur hebben. Soms zijn de knipogen overduidelijk, zoals bij de schoenen met de kommahiel.

Hoe omschrijft u die specifieke Vivier-kleur ?

Roger Vivier was in mijn ogen een dichter. Een sprookjesverteller, zoals Jean de la Fontaine. Schoenen moesten volgens hem een verhaal vertellen, een opvatting die ik voor honderd procent deel. De meeste schoenen geef ik daarom ook namen. Zoals deze, Lost Cinderella, een elegante, en toch schijnbaar vernielde sandaal. Het is de schoen van Assepoester die op de vlucht sloeg voor de prins, en in de rozenstruiken verstrikt raakte. De prins was ze dan wel te snel af, haar schoentjes waren kapot : dit is het resultaat. Of deze hier, in de huid van struisvogelpoten met een uitgerafelde bloedrode bol organza van Lemarié op de teen : La poule qui voulait être coq. Ik zat al een tijdje met De la Fontaines verhaal van Le grenouille qui voulait être boeuf in mijn hoofd. Toen ik die struisvogelhuid gevonden had en wat later die weelderige organza, viel alles in zijn plooi. De kippenpootachtige hiel in combinatie met dat trotse uitgebarsten rood : dit is gewoon een kip die een haan wil zijn. Ik heb het liefst dat ideeën me overvallen. Soms wordt het daardoor wel even spannend natuurlijk, want als het echt niet komt, ja, dan komt het niet.

Zit in elk van uw ontwerpen een spoor van de namen waarvoor u vroeger werkte zoals Christian Lacroix, Yves Saint Laurent of Trussardi ?

Je kunt je uiteraard moeilijk losmaken van je voorgeschiedenis. Maar dat is wellicht net mijn rijkdom. Vooral de Italianen waren een belangrijke leerschool voor mij. Na een hele tijd voor Lacroix en Alber Elbaz bij YSL te hebben gewerkt, ervoer ik de eerste maanden voor Trussardi bijna als een koude douche. Ik vatte gewoon niet wat ze wilden. Ze leerden me mijn creativiteit beter te focussen en beteugelden voorzichtig de uitzinnige maximalist in mij. Tja, wat wil je, Lacroix, zelfs de hele Parijse couture, is absoluut maximalisme. Niet makkelijk om daar in een oogwenk van af te stappen. Dankzij de Italianen kan ik op een heel minimale manier omgaan met uitbundigheid. En omgekeerd.

Sinds 1999 hebt u ook uw eigen collectie, Bruno Frisoni. Waar ligt de grens tussen beide ? En vooral : hoe trekt u die ?

Ja, soms is de grens wel flou. Maar mijn collectie is toch ietwat meer down to earth en minder tijdloos dan Vivier, en mijn klanten zijn wellicht ook jonger. Zelf gebruik ik bijvoorbeeld geen krokodillenhuid. Want dat moet je net overlaten aan een icoon als Vivier, vind ik. Ik heb altijd ontworpen met oprecht respect voor het label waarvoor ik werkte. Ook al vind ik dat je er subtiel je eigenheid in moet verwerken. Dat verwacht het label ook. Dat was niet anders bij YSL of Lacroix. Het maakte het er voor mij wel makkelijker op dat ik pas met Vivier begon toen ik de stijlcode van Frisoni al met enkele uitgesproken modellen had vastgelegd.

Nog nooit met dilemma’s geworsteld bij een prachtinval : gebruik ik dit voor Frisoni, of voor Vivier ?

( lacht) Tja, dat gebeurt. Al ben ik daar wel vrij nonchalant in. Op de voorflap van mijn schetsboek staat RV, omgekeerd op de achterflap BF : het is één en hetzelfde boekje. Wat ik aanvankelijk voor Vivier tekende, breng ik uiteindelijk soms uit bij Frisoni. En omgekeerd. Bij Vivier heb ik trouwens nog een heleboel medebeslissers over een ontwerp. Het is nog gebeurd dat ik een njet te horen krijg en dan denk ik : “Fijn, dan wordt het Frisoni.” De lijn is niet altijd zo dun hoor. Maar het gebeurt.

Voor deze zomer brengt u met Frisoni uw eerste mannencollectie uit. Een andere manier van werken ?

Absoluut. Ik vind het veel moeilijker om voor mannen te ontwerpen : minder bewegingsruimte, minder vrijheid. Mannen willen nog altijd bovenal mannelijke schoenen. Gekke frivoliteiten kunnen niet. Een aartsmoeilijke evenwichtsoefening.

Ook als u zelf een man bent ?

Net daarom. Ik kan me te weinig losmaken van mezelf. Van mijn eigen smaak. Te veel weten maakt het er niet makkelijk op. Je blik op het andere geslacht is breder, ongebonden. Vrouwen houden trouwens ook net van die mannelijke kijk op hen, denk ik. Meer dan van de blik van een andere vrouw.

Ten slotte : sommige prijzen zijn best wel indrukwekkend, met uitschieters van meer dan 10.000 euro. Werkt dat wel in deze economische duisternis ?

Luxe verkoopt op voorwaarde dat ze uniek is. Want inderdaad, kasjmier of borduursel bijvoorbeeld worden tegenwoordig aan dumpingprijzen verkocht. Vandaar onze resolute keuze om haute-coutureschoenen te maken, pièces uniques bijna. Dit paar bijvoorbeeld in een origineel Dior-stofje uit 1947 : heel duur, maar geliefd. Of deze gele schoenen. Net omdat ze geel zijn, en dus bijna een vergissing lijken, vallen ze op, zijn ze uniek. En op die manier is het absoluut niet moeilijk om dure dingen te verkopen. Niet alle modellen zijn zo prijzig trouwens. We hebben er ook die amper 400 euro kosten.

Tekst Guinevere Claeys

“Roger Vivier was in mijn ogen een dichter. Een sprookjesverteller, zoals Jean de la Fontaine.””Als een ontwerp geen fiat krijgt bij ‘Roger Vivier’, kan ik het toch gebruiken als ‘Frisoni’.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content