Herwig Van Hove

2002 blijkt ook in de Bordeauxstreek een moeilijk jaar, al ontsnapt cabernet sauvignon grotendeels aan de ramp. Merlotwijnen missen meestal klasse, maar het kan anders, dat bewijst bijvoorbeeld Gérard Perse.

De aanloop naar augustus 2002, de maand waarin alles moet gebeuren (” aout fait le mout“), is ronduit armzalig. Bloemzetting en vruchtzetting zijn zeer gebrekkig en laten al een kleine oogst vermoeden. Bovendien wordt augustus zelf erg regenachtig, tot wel 70 mm op sommige plaatsen, en dat leidt natuurlijk tot wat rotontwikkeling. Zelfs september begint vochtig en fris. Maar vanaf 9 september komt er een ommekeer. Het wordt droog, zelfs relatief zonnig en de wind waait, vrij ongewoon, uit het noordoosten. De rothaarden drogen op en er verdampt veel water uit de druiven. Daardoor komt een vreemdsoortige suikerconcentratie tot stand, vreemdsoortig omdat ze niet terug te voeren is tot rijpheid, maar gepaard gaat met een gelijklopende concentratie van zuren.

Dat levert misschien wel hét karakter van de 2002-oogst op : onrijp zuur in de droge witte wijn en in de sauternes. In de rode wijn wordt de zuurheid beter weggewerkt door de malolactische gisting. Yves Glories, decaan van de oenologische faculteit van Bordeaux, zegt het wat omfloerster : “De veelvuldigheid van de klimatologische condities genereerde voor de rode wijnen een gelijklopende veelvuldigheid in de resultaten…” Voor sauternes bracht, aldus Glories, de septemberwind een zekere ‘verdroging’ en ook wat edelrot. Waarom valt er dan geen spoor van edelrot in de wijnen te bekennen ? Het antwoord is verbijsterend : “Omdat de fermentatiearoma’s nog altijd de fruitaroma’s maskeren…” Daarmee slaat hij het hele gezelschap proevers met verstomming. Sceptisch ongeloof is zijn deel.

De late rijping gedurende september heeft vooral de cabernet sauvignon gered. Merlot, die normaal vroeger rijpt, heeft er niet ten volle van kunnen profiteren. De zoetheid is er wel, ten gevolge van de door de wind gestuurde verdamping, maar de merlotwijnen missen klasse : geconcentreerde onrijpe monstertjes. Het is dus potentieel een cabernetjaar : veel beter in Médoc dan in Saint-Emilion. Denis Dubourdieu vat het goed samen : “2002 zal in de herinnering blijven als een ‘moeilijk’ jaar, waar gebrekkige vruchtzetting de merlot aantastte en waar augustus overspoeld werd door overvloedige regens.”

Saint-Emilion en Pomerol

In Saint-Emilion heeft men geprobeerd om de zwakte van de merlotwijnen te compenseren met een doorgedreven extractie. Dit is rampzalig. De wijnen zijn dan wel inktzwart, maar tevens afgestompt fruitloos. Vlak na de alcoholische aanzet in de mond komt dan een bitter middengebied en een bittere finale, die in het geval van houtlagering nog door de tannines van het vat wordt versterkt. En dat alles zonder dekking van het fruit.

Maar het kan anders. Cheval-Blanc is een mooi voorbeeld van ‘verstandig’ wijnmaken in een moeilijk jaar. Selectie is het toverwoord. Van de toch al kleine oogst werd slechts 40 procent voor de Premier Vin gebruikt. In de wijngaard werden alle trossen met onvolmaakte vruchtzetting weggesnoeid in het groene stadium, zodat de stokken veel minder vruchten moesten zien te rijpen. De Cheval-Blanc 2002 heeft dan ook niets van een ‘geweldenaar’. De kleur is eerder mooi dan inktachtig en de neus ontwikkelt in zijdeachtige fruitige finesse na opschudden. De smaak is getekend door hout, dat wel, maar vooral door mooi geknoopte fijne structuurtannines.

Van de negen pomerols die we (blind) kunnen proeven, hebben er vier een overdadig houten finale : La Cabanne, La Croix de Gay, Beauregard en Gazin (haast ondrinkbaar). Bij La Pointe, Petit Village en Clinet is er ook te veel hout, maar ook een zekere charmante smakelijkheid. Vieux-Château-Certan en La Conseillante zijn evenwichtig, beschaafde wijnen zonder meer.

Saint-Emilion is in hetzelfde bedje ziek. Inktzwart en toch gemis aan fruit met houtgedomineerde bitterheid op het einde : Figeac, Dassault, l’Angélus (smaakloze, ongenuanceerde houtvuist), Troplong-Mondot, Balestard-la-Tonnelle, Fonplégade, La Dominique, Berliquet, Grand-Mayne, Beauséjour-Bécot en Cap de Mourlin zijn allemaal af te wijzen. Met de hakken over de sloot : La Gaffelière, Pavie, Franc-Mayne, Clos Fourtet, Canon-la-Gaffelière en Canon. Gewoon goed : Pavie Decesse, L’Oratoire, Pavie Macquin en Larcis Ducasse. De wijn van dit laatste château is voor het eerst gemaakt door StéphanDerenoncourt en Nicolas Thienpont. Stéphan Derenoncourt, de rijzende ster van Bordeaux, heeft rond zich een kwaliteitscirkel uitgezet. De meeste wijndomeinen waarvan hij het wijnmaken superviseert, zijn goed tot zeer goed : Château Gree Laroque, Le Pin Beausoleil, Clos Puy Arnaud, La Prade, Puygueraud, Pavie Macquin en Cantenac.

Sauternes en witte Pessac-Léognan

Bij de 25 blind geproefde sauterneswijnen springt er één uit als onbetwistbaar goed : La TourBlanche (mooie gele kleur en een discrete neus, met grote eenheid na opschudden, maar bovenal een complexe smaak met grote geknoopte lengte). Bij zeven andere is er een licht voorbehoud : Doisy-Daëne (door zuur omhuld zoet), Sigalas-Rabaud (redelijk evenwicht), Doisy-Védrines (rozijnachtig en dun op het einde), de Fargues (iets wollig), Lafaurie-Peyraguey (discreet), deSuduiraut (redelijk evenwicht) en Coutet (houtdominant). De rest (waaronder Filhot, de Rayne-Vignaud, Guiraud, Rieussec en nog wat mindere goden) is banaal zoet of heeft een zure finale.

We proeven blind ook veertien witte wijnen uit de Pessac-Léognan (ook uit het Graves-gebied ten zuiden van Bordeaux) en we vinden er vijf onbetwistbaar goede bij : Bouscaut (goed geïntegreerd hout en een vlezige stevige lengte), de Fieuzal (karakter met streng accent en grote lengte), de France (statige zachte lengte), Latour-Martillac (streng maar met allure) en Malartic-Lagravière (goed gebouwde smaak met lengte). Licht voorbehoud bij vier andere : Carbonnieux (streng), Haut-Bergey (iets te zure finale), La Louvière (vlezig streng) en Pape-Clément (wat kort). Af te wijzen : Smith-Haut-Lafitte (veel te zuur) en Domaine de Chevalier (simpel).

Rode Pessac-Léognan

De rode Pessac-Léognan 2002 is even ziek als Saint-Emilion en Pomerol : doffe bitterheid zonder fruit. Van de zestien blind geproefde stalen komt er maar één als onbetwistbaar goed tevoorschijn : Larrivet-Haut-Brion met een statige neus en een lange charmante geknoopte smaak met zelfs een aangenaam einde. Voor een vijftal maken we een licht voorbehoud : de Fieuzal (streng finaal accent), de France (iets brokkelig), Haut-Bailly (strenge finale), HautBergey (accent van stevigheid) en Smith-Haut-Lafitte (streng overal). Bij de rest is het doffe bitterheid : Bouscaut, Carbonnieux, Domain de Chevalier, La Louvière, Latour-Martillac, Les Carmes Haut-Brion, Malartic-Lagravière, Olivier, Pape-Clément en Picque Caillou.

Maar alweer : het moet kunnen. La Mission Haut-Brion is een voluit grote wijn met een statige fijne neus en een perfect geknoopte grote lengte met structuur. Bij Haut-Brion zelf is er nog een klein voorbehoud door het wat ruwe hout, maar hij smaakt fijn en krachtig.

Moulis, Listrac en Médoc

Kleinere, wat omhoog gevallen appellations zoals Moulis en Listrac kan men in dit moeilijk jaar gerust overslaan, alleen Château Poujeaux toont wat finesse, maar in de veel grotere Médoc en Haut-Médoc zijn in 2002 zeker veel goede wijnen gemaakt. We proeven een dertigtal wijnen en onthouden alleen wat goed is. Greysac (fruit en goed ingebouwd hout), laTour-de-By (stevig fijn en met lengte), Bournac (fruit en structuur), Catera (mooi fruit), d’Escurac (edel en met structuur), du Perier (rond en goed), Fontaine de l’Aubier (goed omringd fruit), Haut-Myles (edel en met goed hout), La Clare (rond en evenwichtig), Lafon (uitzonderlijk goed overal), Les Grands Chènes (uitzonderlijk goed, misschien iets commercieel), Les Ormes-Sorbet (iets kort aan het einde), Loudenne (tikje mager aan het einde), Noaillac (finaal iets kort), Ramafort (zacht en aangenaam), Rollan-de-By (smaakt duur, iets te houtdominant), Saint-Aubin (goed, commercieel), Citran (goed omhulde tannines), deLamarque (mooi breed fruit met charme), La Lagune (uitzonderlijk, zacht en stevig ), La Tour-Carnet (goed gedragen degelijke smaak) en Malescasse (smakelijk).

Margaux, Saint-Julien, Pauillac en Saint-Estèphe

De nobele (en vooral duurdere) appellations van de linkeroever hebben zich in 2002 de weelde van een strenge selectie wel kunnen veroorloven en troffen laat in september rijpe cabernet in de gistkuipen. De wijnen zijn dus in het beste geval getekend door deze rijpe cabernet.

Van de achttien blind geproefde margauxwijnen komen er vijf uit als onbetwistbaar positief : d’Angludet, Dauzac, du Tertre (groot), Prieuré-Lichine (groot) en Rauzan-Gassies. Licht voorbehoud : Kirwan, Labégorce, Malescot, Monbrison, Rausan-Ségla en Siran.

Van de acht proefstalen van de AOC Saint-Julien zijn er vijf onbetwistbaar goed : Beychevelle, Branaire-Ducru, Lagrange, Léoville-Poyferré en Talbot. Licht voorbehoud bij Léoville Barton en bij Gruaud Larose. Langoa Barton valt erg tegen.

Van de zeven geproefde pauillacs zijn er drie zeer goed : Haut-Bages-Libéral, Lynch-Bages (verbluffend) en Pontet-Canet (groot). Licht voorbehoud bij Pichon-Longeville en bij Grand-Puy-Ducasse. Croizet-Bages valt tegen.

De vier geproefde Saint-Estèphes zijn goed : Cos Labory, Lafon-Rochet, Les Ormes de Pez en Phélan-Ségur. n

Herwig Van Hove

Door de late rijping is 2002 potentieel een cabernetjaar : veel beter in Médoc dan in Saint-Emilion.

Gérard Perse : “In de supermarktbranche was de concurrentie zeer hevig, aarzelen betekende verliezen. Ook met wijn is er geen reden om te treuzelen.”

2002 is zeker geen bordeauxjaar om op te jagen, ook al zijn de prijzen fors dalend, gemiddeld met 30 procent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content