Wat een genot, denk ik op het terrasje waar ik een espresso met een glas water heb besteld : die heerlijk lange, sudderende aanloop tot de zomer. Toch heeft het giechelende, bruinverbrande, strakgelijnde en oogverdovende jonge volkje dat bij het eerste straaltje zon de pleinen en boulevards overspoelde ook iets beklemmends. Op de City Parade, dat hoogfeest van de vruchtbaarheid, maakte het zelfs zo’n verpletterende indruk op mij dat ik mezelf als een tandarme grijsaard in de spiegel zag grijnzen. Vijfendertig is nog het einde van de wereld niet, maar ik ben nu eenmaal de bezitter van een oude ziel. Al een keertje te vaak gereïncarneerd.

Die jonge mensen lijken trouwens almaar knapper te worden. De buikjes zijn bloter, de gebitten gaver en de kleding cooler dan in ‘mijn’ tijd. De lichamen zijn van in de prilste jeugd met alle denkbare mineralen en spoorelementen gevoed. Het loutere feit dàt ze jong zijn, geeft jonge mensen trouwens automatisch een bepaalde schoonheid in de ogen van wie ouder is.

Schoonheid. Het moet zowat de meest onrechtvaardige kwaliteit ter wereld zijn. Dat kun je van talent of intelligentie natuurlijk ook zeggen. Maar zelfs de geniaalste schrijver moet nog de moeite doen om zijn meesterwerk neer te schrijven, zoals de briljantste chemicus pas de Nobelprijs kan winnen nadat hij jarenlang boven zijn formules gebogen heeft gezeten. Van rijkdom kun je dan weer, vaak tegen beter weten in, hopen dat het je ergens in de loop van je verdere leven nog in de schoot zal vallen. Het krachtige wapen van de schoonheid daarentegen krijg je bij de geboorte al dan niet in handen gespeeld, zonder dat je daar in de rest van je leven nog veel aan kunt veranderen. Wat moet het heerlijk zijn, bedenk ik wel eens, om de verpletterende indruk te voelen die je puur door je fysieke verschijning op anderen maakt. Als een sportwagen die je rug bij het versnellen in het soepele leder van de zetel drukt. Dat soort kick moet dat geven. Arrogant en nietsontziend kunnen zijn en merken dat mensen niettemin aan je verslaafd geraken, blijven plakken als de onnozele vliegen aan het kleverige lint dat ik ook dit jaar weer in mijn woonkamer heb opgehangen (walgelijk, ik weet het).

Mooie mensen worden van wieg tot graf beter bejegend. Ze raken makkelijker aan een baan en als ze die hebben, krijgen ze ook nog beter betaald. Tot vijftien procent, beweren û vermoedelijk lelijke û wetenschappers. Dat alles terwijl brein en klieren van minder mooi volk even goed of soms zelfs beter functioneren.

Wat een wrede grap van de natuur, trouwens, om naast snoezige en aantrekkelijke lichaamsdelen generatie na generatie ook koppig lelijke varianten te blijven creëren. Niet alleen is het fundamenteel oneerlijk, ook vanuit evolutionair oogpunt zie ik er het nut niet van in. Bij lange of korte mensen, smalle of uitdijende achterwerken kun je ergens nog het voordeel van de variatie zien. Maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat er een tijdperk komt dat alleen door de bezitters van puil-ogen en spillebenen kan worden overleefd.

Als ik een slokje van mijn koffie neem, passeert er een vrouw met wat ik sinds enige tijd de ‘videocliplook’ noem. Daarmee bedoel ik de manier waarop sommige dames en juffrouwen zich, bij voorkeur bij mooi weder, door de stoffige straten van mijn stad verplaatsen. ‘Zeilen’ is in deze context accurater. Rank en hoogpolig, de steven in de wind, laten zij zich op banken van halfwarme lucht door lanen en steegjes glijden. Typisch is dat ze dwars door je heen kijken als was je een geest. Hun ogen staren etherisch en afwezig terwijl ze in werkelijkheid juist heel erg aanwezig zijn want dat dromerige is perfect ingestudeerd. Ze voelen zich zangeressen in een videoclip, topmodellen op de catwalk en kijken als ze je kruisen hooguit nog iets hooghartiger. Alsof ze iets vies hebben geroken. “Mocht je vriendelijk naar iedereen lachen,” verzekerde een vriendin mij die zelf kwistig met lichamelijke charme is bedeeld, “dan had je al vlug een stoet kwijllappen achter je aan.”

Dat zal dan wel, zeker. Schoonheid heeft voor mij echter nog een andere eigenschap : ze verdampt zodra haar dragers zich van haar bewust worden. Vermoeid door de aanblik van de voorbijzeilende juffrouw versmal ik mijn blik tot een andere schoonheid, die van de duizend bladzijden die op mijn knieën rusten. Bijna een kwarteeuw schreef de in Schotland wonende schrijver Michel Faber eraan, te onzeker om ze zelfs maar naar een uitgever te sturen. De mensheid zou zijn werk wel na zijn dood ontdekken, dacht hij zeer romantisch en ten prooi aan de diepste depressies. Toen ontmoette hij de vrouw die zijn leven op het juiste spoor trok. Lelieblank, scharlakenrood, zijn magistrale boek over heren en hoeren in het Victoriaanse tijdperk, is nu goed op weg om wereldwijd een enorm succes te worden. Ik ben niet zo’n dweper, maar mocht u nog op zoek zijn naar een turf om op het strand te verslinden, dan durf ik het u aanbevelen. De achterbuurten van Londen anno 1875, alsof u er zelf hebt doorgelopen. Bedwelmend. Verslavend. Bijna beter dan seks. En met minder weerhaakjes aan.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content