BAGDAD CAFE. Waar muziek wonden heelt
Veel cafés in het Midden-Oosten dragen
de naam van Oem Kalthoem, maar in Bagdad bevindt zich het enige echte.
Op het timbre van de stem van deze Egyptische zangeres zitten oorlogsveteranen er weemoedig te dagdromen.
MARLIES VAN BOUWEL
FOTO’S : WIM VAN CAPPELLEN
Twintig jaar na haar dood haalt Oem Kalthoem nog altijd de hoogste verkoopcijfers. “Haar liederen zijn als drank voor een zieke man. Als ik rond me kijk en de koppen van de mannen hier zie, denk ik na over hun leven”, zegt Hassim, journalist en schrijver van kortverhalen voor de krant Taurus. Hij komt naar het café Oem Kalthoem om wat te mijmeren. Dat doet hij dagelijks, al jaren aan een stuk : “Over het leven van een vriend hier in het café heb ik een verhaal geschreven. Het is intriest. Dit land loopt over van miserie. De man zat hier, hij dacht aan zijn twee zonen die in de oorlog met Iran waren omgekomen. Hij dacht aan zijn vrouw die door een Amerikaans bombardement werd gedood in de Moeder van alle oorlogen. Hij is gek geworden. Overal in Bagdad zie je zulke mensen lopen. Dat is wat overblijft van de oorlog. Ik zit hier dagelijks om op adem te komen, en probeer bij de muziek gelukkig te worden. Maar ook hier zie ik die gezichten voor me, en dan haat ik de muziek van Oem Kalthoem. “
De meeste mannen rondom mij hebben een stevige knevel onder de neus, als klonen van Saddam Hoessein. Ze zijn half de dertig en zien er decennia ouder uit : ze hebben diepe rimpels in een mager en daarom sterk geprononceerd hoofd. Ze vochten minstens in één, dikwijls in twee oorlogen. Wie kon vermoeden dat de soldaten van één van de beruchtste legers ter wereld zo romantisch en weemoedig zijn ?
Mohammed, 33 jaar, is al met pensioen, want hij heeft het na negen jaar verblijf in Iraanse gevangenissen aan zijn hart, zijn oren en zijn rechterbeen. Sinds ’91 is hij op vrije voeten. Al mocht het niet, hij heeft toch Engels en kwantummechanika geleerd van zijn medegevangenen. “Eigenlijk mochten we enkel de heilige koran lezen. ” Over de straffen die hij in ruil voor die nieuwe kennis moest ondergaan, wil hij niets kwijt omdat hij mij niet wil choqueren.
Hij komt naar Oem Kalthoem om bij een glas hete, sterke en zoete tee zijn ongeluk te vergeten. “Ik speel back-gammon, lees een krant of een Engels tijdschrift en denk na over mijn eigen leven, over de oorlog, over hoe het zal zijn als er een einde komt aan dit ellendig bestaan onder die ellen… ” De gids-vertaler van het ministerie van Informatie is plots terug bij ons komen zitten, en Mohammed verandert van onderwerp : “Maar ik sta nog altijd paraat om terug soldaat te worden. ” Om geloofwaardig over te komen, slaat hij met zijn vlakke hand op de geschuurde tafel, en mompelt hij iets over het imperialisme. Als de gids verdwenen is, snijdt Mohammed voorzichtiger tema’s aan : “Net als zoveel jonge mannen zit ik zonder werk. Mijn pensioen bedraagt 500 dinar per maand (15 frank). Ik zou een gezin willen stichten, maar ik kan niet trouwen, dat kost te veel geld. Zo nu en dan kan ik wat verdienen door kapotte toestellen te repareren en ze verder te verkopen. Geen interesse in deze telefoon met antwoordapparaat ? ” Ik kan er echt niets mee doen. Hij haalt zwaarmoedig zijn schouders op : “Dit is het lot dat Allah voor ons in petto heeft. ” Zijn vader en zijn ene broer hebben een pensioentje zoals hij, zijn andere broer zit nog in het leger. “Voor de oorlog droomde ik van reizen. En ik droomde van een vrouw die goed opgeleid was, die wat van het leven verstond en met wie ik over alles zou kunnen praten. In ’79 was ik verliefd op zo’n vrouw, maar de zoon van haar oom moest toestemming geven voor ons huwelijk. Hij is zelf met haar getrouwd. Ik ben alleen gebleven. Mijn dromen zijn in rook opgegaan. Ik kan enkel nog wegdromen bij de muziek van Oem Kalthoem. ” Hij vertaalt de zinnen die door het café galmen : “Hoe kan ik je ooit opnieuw ontmoeten ? Wat gebeurt er met me als je weggaat ? “
Hij leert me de belangrijkste Arabische woorden in het dialekt van Bagdad : “Shlonek, eni, shlonek” (Hoe gaat het ermee, mijn oogje ?), waarop hij en andere Iraakse mannen met een lange melodieuze standaardzin antwoorden : “Wat is het toch dat je in mijn ogen hebt gedaan, jij, ja, jij zit in mijn ogen gevangen ! “
Een tafeltje verder nipt de 35-jarige Hamed van zijn teeglaasje. In de jaren ’80 vocht hij in de loopgraven tegen Iran, in 1990 moest hij helpen Koeweit te annexeren. Ook hij heeft door die jarenlange afwezigheid geen vrouw. Hij kijkt zielig voor zich uit : “En nu is trouwen te duur : het feest, de meubelen en de kleren voor een trouwpartij kosten algauw een miljoen Iraakse dinar. Ik heb nooit iets kunnen sparen, en nu is mijn loon als onderwijzer niets waard. Daarom verkoop ik na schooltijd sigaretten, hier in Rasheed-straat. ” Meer kan hij niet kwijt, het snijdend gebaar over zijn nek spreekt boekdelen. Hij wil enkel nog citeren uit het liefdesepos van Oem Kalthoem : “O, jij die niet rechtvaardig was tegenover de liefde, weet jij wat de liefde betekent ? O, jij die veel zei over de liefde, weet jij wat de liefde betekent ? Jij vertelde zoveel, allemaal dingen waarvan ik geen benul had. Maar ik weet wel wat liefde is, liefde is dat wonderbaarlijke gevoel, liefde is het mooiste van dit leven. “
Hij droomt verder weg bij de romantiek die niet meer voor hem lijkt weggelegd. In dit café hoopt hij heus geen vrouw te ontmoeten. Teecafés in Bagdad zijn een mannenbolwerk. Vrouwen worden niet toegelaten. Enkel omdat ik een Europese ben, mag ik een uitzondering maken op die regel.
Net als de andere mannen komt hij naar het café voor de muziek van Oem Kalthoem en de biezondere sfeer. De muren hangen vol portretten van deze Egyptische : halfvergane olieverfschilderijen, zwart-witfoto’s of ingekleurde prenten. Oem Kalthoem, jong met lange vlechten, of oud met een donkere bril. De obligate portretten van Saddam Hoessein verbleken bij die van Oem Kalthoem.
Dat de tafelpoten niet allemaal even hoog zijn en de vloeren verzakt, dat er spinrag in de hoeken van de kamers hangt en de verf schilfert, het doet er niet toe. En ook niet dat de oude trommel- en wiekventilators maar voor minieme afkoeling zorgen. De meeste klanten kopen hun sigaretten maar per stuk bij de sigarettenverkopers. In de getimmerde bakjes heeft elk pakje zijn plaats : Summer-zwaar in een blauw bakje en Summer-met-muntsmaak in een zwart.
Naast oorlogsveteranen zijn het vooral studenten, journalisten en ambtenaren die hier van ’s morgens negen tot ’s avonds tien in hun eentje naar toe komen. Als vrienden elkaar ontmoeten, roepen ze “habibi” (mijn liefje). Ze geven elkaar vier kusjes, en na een grapje knijpt de een de ander in de wang.
Oem Kalthoem bevindt zich in het oudste deel van Bagdad, in het begin van Rasheed-straat. Tussen de winkelramen zit een smalle gang met roomwitte houten banken. Achterin is de gelagzaal, de banken staan kriskras vertikaal of horizontaal tegenover elkaar. Terwijl de mannen in gedachten zijn verzonken of met een vriend het leven bespreken, spelen hun handen onafgebroken met de merbeha, het Arabische gebedssnoer, een variant op de katolieke paternoster. Vingers tellen bolletjes na, de gitten of amberen parels vliegen over de pols en zakken dan weer tussen duim en wijsvinger naar beneden. Iedereen slurpt aan een glaasje tjai of tee, met als enige andere variatie hamud, limoentee. Voor de kostprijs moeten ze het niet laten : dertig dinar (1 frank).
Dagelijks zet de 84-jarige ober Aboe Abbas 2000 glaasjes tee voor. Al 26 jaar werkt hij in Oem Kalthoem, zeven dagen per week. Hij beschouwt de klanten als de zonen die hij zelf nooit heeft gehad. Hij kent zijn pappenheimers, maar laat niets los : ik moet de klanten zelf maar ondervragen.
De 45-jarige Karim, donkerbruin, getaand en benig, is gewillig : “Als ik naar het café kom, is het alsof ik opnieuw verliefd ben. Drie tot vier uur zit ik hier, ik denk aan haar, aan die eerste geliefde, want Oem Kalthoem zingt over haar. Bij de tee en de sigaretten ben ik opnieuw de verliefde man in hart en gedachten. “
Vader Najib toont zijn zesjarige zoon Ali het café : “Hij kent Oem Kalthoem nog niet, maar ik wil zijn belangstelling voor haar muziek wekken en hem ook leren wat een deugd het doet om hier tussen de andere mannen uit te rusten. ” Zoonlief vindt het allang prima, hij is apetrots omdat hij met zijn pa op stap is. Najib komt al vijftien jaar als vaste klant over de vloer op vakantiedagen en steevast op vrijdag, de officiële rustdag in Irak. Hij blijft dan twee tot drie uur, tijd genoeg voor een paar liedjes van Oem Kalthoem, die bekendstaat om haar never ending songs. Daarom had zakenman Sa’ad me daags tevoren gezegd dat hij geen tijd had voor zo’n cafébezoek : “Eén liedje van Oem Kalthoem duurt algauw een uur. Geen wonder dat George Michael tegenwoordig aan populariteit wint : met een liedje van hem zijn we er op vijf minuten vanaf. ” Voor Najib is dat anders : “Ze geeft me tijd genoeg om te denken aan mijn jonge jaren, aan de geliefde van toen met wie ik niet mocht trouwen. “
Voor de keuken zit Godderd achter een reeks oude bandrecorders. Hij staat op om een band van de stoffige stapel te halen en hem te draaien. De meeste tapes werden door eigenaar Abdul Moïn zelf opgenomen. Hij volgde Oem Kalthoem waar ze ook optrad : van Marokko tot Syrië, van Koeweit tot Frankrijk.
Terwijl Oem Kalthoem koelilela koeliom zingt (elke dag, elke nacht), stappen we op. Van Godderd mogen we voor de zoveelste keer onze tee niet betalen.
Aan de muur vele portretten van Oem Kalthoem, maar verder geen vrouw te bespeuren.Teecafés in Bagdadzijn een mannenbolwerk.
Najib met zoontje Ali : “Hij moet leren dat het deugd doet uit te rusten tussen de andere mannen. “
Aboe Abbas, de ober, is 84. Dagelijks serveert hij zo’n tweeduizend glaasjes tee.Iets anders is er niet te krijgen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier