Als ik niet dans, denk ik te veel
Dansadepten kennen hem al jaren als een van de sterkhouders van het gezelschap Les Ballets C de la B, rockfans kennen hem van clips en concerten van dEUS en van Zita Swoons cross-overproject ‘Plage Tattoo’. Met zijn kersverse productie ‘Import Export’ geeft choreograaf Koen Augustijnen lucht aan zijn onmacht. “De kwaadheid zit diep.”
Iemand met meer dan vijftien jaar danservaring sla je niet snel meer uit zijn lood. Zelfs al lijkt zijn nieuwe kind, een maand voor de première in Canada, onder een slecht gesternte geboren te worden. “Toen enkele mensen geblesseerd raakten, werd het wel even spannend”, vertelt danser-choreograaf Koen Augustijnen over de ontstaansgeschiedenis van Import Export. “Een maand geleden moest een van de acrobaat-dansers geopereerd worden aan zijn knie. De prognose was dat hij na één week hersteld zou zijn, maar tijdens de operatie ontdekten de dokters dat er méér aan de hand was. Resultaat : zes weken op krukken. Hij heeft de voorstelling toch gehaald, hij weet zelfs heel inventief met die krukken om te springen ( lacht). Iemand anders kreeg een stuk decor op zijn hoofd, met een lichte hersenschudding tot gevolg.” Maar Augustijnen kon het allemaal relativeren. “Vermits onmacht het centrale thema is van de voorstelling, vond ik al die pech nog wel passen.”
Voelt u zich vaak machteloos ?
Koen Augustijnen : De laatste tijd steeds meer. Als ik naar het journaal kijk, word ik daar niet bepaald vrolijk van. De actualiteit was trouwens de directe aanleiding voor Import Export. Ik had in Brussel de Franse documentaire Le Cauchemar de Darwin gezien over de victoriabaars, een uitheemse, roofzuchtige vissoort die in de jaren vijftig, als wetenschappelijk en economisch experiment, in het Victoriameer in Midden-Afrika werd uitgezet. Die victoriabaars, bestemd voor Europese consumptie, heeft intussen alle inheemse vissen uitgeroeid, wat niet enkel tot een ecologische ramp, maar ook tot een instorting van de lokale markt leidde. Toen ik uit de bioscoop kwam, was ik kwaad en triest van de onmacht. Ik weet, als oud-student geschiedenis, verdomd goed hoe het Westen vroeger de derde wereld behandelde. De kolonisatie mag dan voorbij zijn, de uitbuiting gaat gewoon verder.
Ik vroeg me af : wat kan ik daaraan doen ? Moet ik politicus worden en van nul herbeginnen ? Omdat ik toch actie wou ondernemen, heb ik een brief geschreven naar Anne Vanlancker, Europarlementslid van de sp.a. Zij wist niet dat de situatie in het Victoriameer zo ernstig was. Ze heeft er intussen voor gezorgd dat er een debat komt in het Europees Parlement. Als kind was ik al heel gevoelig voor onrechtvaardigheid. Van de serie Roots, over de slavernij, kreeg ik de tranen in de ogen. Die kwaadheid zit diep in mij. Toen ik die documentaire zag, kwam dat weer heel sterk naar boven. Ik móést een voorstelling in elkaar steken die over die onmacht vertelde.
Net als bij uw vorige productie, ‘Bâche’, gaat u weer in zee met muzikant-componist Guy Van Nueten, het maatje van Tom Barman. Met dEUS en Zita Swoon had u al eerder samengewerkt. Hoe is die rockconnectie er eigenlijk gekomen ?
Ik speelde tien jaar geleden een travestiet in La Tristessa Complice, een stuk van Alain Platel. Een van mijn tegenspeelsters was Angélique Willkie, een Canadese danseres van Jamaicaanse origine die ook bij Zap Mama zong. Omdat zij in het muziekmilieu zat, nodigde ze op een keer Tom Barman uit. Hij kwam kijken en was meteen wild van onze voorstelling. Eerst nodigde hij ons uit om in clips te figureren, nadien betrok hij ons bij optredens.
Zo belandde u zelfs op Rock Werchter. Hoe voelde het om als danser plots op een festivalpodium te staan ?
We deden amper twee nummers mee en toch voelde het alsof ik een hele voorstelling had gespeeld. Zo intens was dat. Als 40.000 mensen uit hun bol gaan, krijg je daar onwaarschijnlijk veel energie van. Ik had niet kunnen denken dat die shot adrenaline zo sterk zou geweest zijn.
Wat uw werk gemeen heeft met dat van dEUS en Zita Swoon is dat er wrijving in zit. Het lijkt alsof u het niet té schoon wilt maken.
Dat is waar. Ik wil niet enkel de harmonieuze kant van het leven belichten. Ik creëer graag spanning. Het ligt in mijn bedoeling bij de toeschouwers vragen los te weken, bijvoorbeeld door iets wat algemeen als lelijk wordt beschouwd mooi te maken.
U brengt dansers van verschillende nationaliteiten samen. Is het altijd even simpel om al die neuzen in dezelfde richting te krijgen ?
Nee, dat is niet altijd even simpel ( lacht). Maar omdat het meestal Europeanen betreft, valt het nog wel mee. Het is kwestie van de juiste balans te vinden tussen leiding geven en ruimte geven. Als ze voelen dat naar hen geluisterd wordt, verloopt alles meteen een pak vlotter.
Speelde het al in uw hoofd dat u ooit naar een leidinggevende rol zou doorgroeien, toen u in 1991 bij Les Ballets kwam ?
De behoefte om te regisseren is heel geleidelijk gekomen. Dat kwam met oprispingen. Ik herinner me dat ik een discussie had met Alain Platel toen we voor de eerste keer samenwerkten. Toen dacht ik even : “Dan moet ik maar in mijn eentje verder.” Een dag later was die aandrang alweer verdwenen. Bij Les Ballets is veel inspraak mogelijk, dat is een beetje onze cultuur. Af en toe wordt je als danser vlakaf de vraag gesteld : “Wat heb jij te vertellen ?” Je leert dus met de jaren onafhankelijker denken. Dat is dan ook de reden waarom zoveel ex-medewerkers van Alain de goesting hebben gekregen om hun eigen ding te gaan doen. In de periode dat Alain Iets op Bach voorbereidde, zag hij dat ik twijfelde. Hij heeft me gestimuleerd om de grote stap te zetten door te zeggen : “Het is tijd om op je eigen benen te staan.”
Wim Vandekeybus doet het nu rustiger aan, door knieproblemen. U blijft op uw 39e nog dansen. Geen fysieke ongemakken ?
Wim is altijd heviger geweest dan ik. Dat scheelt. Bij mijn derde voorstelling Just another Landscape for some Juke-Box Money achtte ik de tijd rijp om te stoppen. Al snel begon ik het dansen verschrikkelijk te missen. Als ik me zelf niet in het zweet werk, kan ik me moeilijker ontspannen en denk ik té veel na.
Merkt u dat u nu meer moeite moet doen om in vorm te blijven ?
Zeker. Ik heb meer tijd nodig om me op te warmen én om te recupereren. De discipline om vroeg te gaan slapen, kan ik echter nog altijd niet opbrengen. Na een voorstelling ben je zo opgeladen dat je niet meteen in je bed kunt kruipen.
Twee jaar geleden nam u met Les Ballets deel aan een uitwisselingsproject in Palestina. Beklijvend, neem ik aan ?
Vooraf was ik een beetje bezorgd. Als je die tv-beelden ziet… We hadden een workshop in Ramallah. We moesten er via Tel Aviv naartoe. Zodra de Israëli’s weten dat je naar Palestina reist, word je behandeld als een misdadiger. Palestina is één grote gevangenis. In Ramallah heerst chaos. Een chaos die me wel aanspreekt, trouwens. Ik voelde me véél meer op mijn gemak in Palestina dan in Israël. In Israël voel je de spanning heel erg. Die mensen zitten evenzeer gevangen. Ze sluiten zich op in hun angsten. De Palestijnen zijn opener. Het is onwaarschijnlijk om te zien dat het leven daar gewoon zijn gangetje gaat. Ik logeerde bij mensen die nauwelijks verschillen van mijn ouders en bier drinken. De sfeer was er veel losser dan ik verwacht had. Toen ik er nadien naar terugkeerde, om Bâche te spelen, werd Hamas verkozen. Toen voelde ik de onrust opwellen. Vrouwen vreesden dat ze in de toekomst weer met een sluier zouden moeten rondlopen. Pas tijdens de workshop werd de cultuurschok duidelijk.
In welke zin ?
Ik deed een beweging die ook in Bâche voorkomt : van op een afstand manipuleerde ik een vrouw. Alsof ik met touwtjes aan een marionet trok. Daar kwam van de Palestijnen kritiek op. Ze vonden dat die vrouw zich moest verzetten. Of ze moest sterven. Een reactie, ingegeven door de intifada ? Nog zoiets : tijdens een improvisatie lag een meisje in foetushouding op de grond. Ik trok haar tegen mij aan, alsof ik haar wou beschermen. Ik associeerde het zelf met een gewonde uit de vuurlinie halen. Voor hen had het echter een seksuele betekenis. Je voelt op zo’n moment dat ze fysiek anders met elkaar omgaan.
Uw broer Sven is videokunstenaar. Komen jullie uit een artistiek nest ?
Ja. Mijn vader is jazzpianist, zij het niet professioneel. Er kwamen geregeld jazzmuzikanten – en niet de minsten – over de vloer om te repeteren. En mijn moeder ontwierp kleren. Toen ze kinderen kreeg, besloot ze thuis te werken. Haar klanten kwamen dus bij ons kleren passen. Op de achtergrond stonden steevast John Coltrane en Miles Davis op. Zoiets laat zijn sporen na.
Toch studeerde u eerst geschiedenis. Dans was een late roeping ?
Eigenlijk wel. Op mijn veertiende begon ik wel gitaar te spelen. Het zag er even naar uit dat ik voor een jazzopleiding zou gaan, maar het werd geschiedenis. Ook dat heb ik van mijn vader : hij is een intellectueel met ruime interesse voor geschiedenis en politiek. Hij is zelfs nog voorzitter geweest van de Vlaamse Raad, hij leidde daar de debatten. Hij verrichtte ook studiewerk voor ecologische dossiers. Dat wakkerde in mij de ambitie aan om journalist te worden. Het is anders uitgedraaid, al vind ik die journalistieke reflex toch nog terug in Ernesto, de film die ik samen met mijn broer draaide. Die film kwam tot stand toen ik in Toulouse werd uitgenodigd om een project met hiphopjongeren op te zetten. Een van die jongens intrigeerde me : de Chileen Ernesto. Net iets te zwaar voor een breakdancer ( lacht). Hij was wat gesloten, maar had een fijn gevoel voor humor. Ik besloot hem negen maanden te volgen en een portret van hem te filmen. Het werd uiteindelijk een documentaire over zijn familie. Intellectuelen die gevlucht waren voor Pinochet en in de banlieues van Toulouse een nieuw bestaan probeerden op te bouwen. Dat ging niet zonder slag of stoot : op een dag werd Ernesto neergestoken en raakte hij in coma.
Journalisten hanteren het woord. Hoe komt het dat u dan uiteindelijk toch voor het beeld hebt gekozen ?
Veeleer toevallig kwam ik in aanraking met dans. Een vriendin die met theater bezig was, sleurde mij mee naar een auditie bij Wim Vandekeybus. Ik werd geselecteerd voor een stage van drie weken. Dat was een ontdekking. Als journalist observeer je anderen, terwijl ik liever iets van mezelf wilde creëren. Wat ook speelt : ik ben altijd een fysieke mens geweest. Ik ben opgegroeid in een klein dorp. Ravotten in de bossen, véél sporten : beweging was mijn dada. Toen ik besefte dat dans me de combinatie bood van een fysieke én een intellectuele uitdaging viel de puzzel plots in elkaar.
Import Export van Koen Augustijnen & Les Ballets C de la B gaat in première op 6 en 9/12 in Théâtre Les Tanneurs, Brussel. Meer info : www.fransbrood.com en www.lesballetscdela.be
Door Peter Vandyck I Foto’s Chris Van der Burght
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier