“Misschien zijn er mensen die op mij neerkijken omdat ik in de psychiatrie heb gezeten”, oppert zij met een licht schouderophalen. “A la limite wil ik niet op mijn verleden afgerekend worden, maar op de strijd die ik heb geleverd om mijn trauma’s te verwerken. Tenslotte ben ik Ilse, en niet ‘Miss Borderline’.”

Het is wel even schrikken als ze mij meteen na onze eerste handdruk een eigenhandig geschreven contract onder de neus duwt waarin ik beloof haar anonimiteit te waarborgen, de tekst integraal te laten nalezen, correcties te aanvaarden en geen herkenbare foto’s te publiceren. “Bang voor sensatie”, glimlacht ze verontschuldigend, en ik merk dat haar handen trillen. “Flinke meid”, denk ik bij mezelf, en teken zonder aarzelen de verklaring. Daarna vertelt ze op een holletje haar levensverhaal. Niet meer dan enkele zinnen heeft ze nodig om uit te leggen hoe ze op de smalle grens – de borderline – is terechtgekomen.

Ilse : “Toen ik twee was, besloten mijn ouders te scheiden, en ging ik bij mijn moeder wonen die – tja, hoe zal ik het uitdrukken ? – mij emotioneel verwaarloosd heeft. Mijn vader heeft mij misbruikt. Vanaf mijn veertiende ging ik hulp zoeken : in het Jongerenadviescentrum, bij een zelfhulpgroep voor kinderen van alcoholisten, Alateen, en voor slachtoffers van incest. Ook al vond ik daar veel steun en begrip, toch gleed ik steeds dieper weg – angsten, zelfmoordgedachten – zodat ik op mijn negentiende in de psychiatrie belandde. Mijn ziektebeeld was duidelijk : borderline.”

Zeven wafels onder dwang

“Dat was het”, lijken haar ogen te zeggen en ze klopt met haar handen op de tafel alsof haar verhaal hiermee is afgerond. Jeugd- en kindertijd achter de rug. Voltooid verleden tijd.

Beduusd kijk ik haar aan. “Toen je twee was”, begin ik opnieuw, tastend in het ijle, en ja, ze knikt bedachtzaam en begint te praten over het vluchthuis waar ze samen met haar moeder en broertje terechtkwam. Flitsen, flarden van herinneringen. De pot choco op de tafel. De legoblokjes in de kleuterschool. Het café in Antwerpen, op het Zuid, waar haar moeder, haast elke avond, haar scherpe dorst ging lessen. Het tafeltje waar Ilse met de kaarten speelde, vaak samen met een oude vrouw die zich over haar ontfermde. De ruzies en gevechten, thuis en in het café.

Ilse : ” Mijn moeder had veel relaties, en ik verzeker je, het beeld dat ik van mannen kreeg, was niet bepaald fraai. Op een nacht liep een ruzie met haar toenmalige vriend zo uit de hand dat we op de vlucht moesten. Het geweld van die man zorgde voor een permanente dreiging in huis. Acht jaar was ik en haarscherp herinner ik me nog die angst, die paniek, die onveiligheid. Als kind heb je in zo’n situatie totaal geen verweer, ben je overgeleverd aan de absolute onvoorspelbaarheid. Het enige wat ik kon doen, was ineenkrimpen van angst. En toevlucht zoeken bij mijn knuffeldieren. Op een dag, toen ik honger had – mijn moeder was niet thuis – vroeg ik die man om een wafel. Ik kreeg er één, en nog één, en daarna verplichtte hij mij zeven wafels op te eten en vier bekers chocomelk te drinken. Die dwang, die dreiging, die misselijkheid vergeet ik nooit.”

“Ook mijn vader liet ons niet met rust. Na de scheiding moesten mijn broer en ik, om de veertien dagen, een weekend bij hem doorbrengen. Dan deed hij vreemde dingen met mij waarvan ik mij slechts flarden herinner. ‘Is dat wel echt gebeurd ?’ vraag ik mij nu soms af, ‘of verbeeld ik het mij maar ?’ Het is ook zo lang geleden, ik was slechts vijf of zes jaar oud. In elk geval zijn er grensoverschrijdende dingen gebeurd. Situaties waarvan je als kind voelt dat ze vreemd en troebel zijn, maar die je niet kan benoemen. Waarom verzorgde hij mijn geïrriteerde billetjes niet discreet in de badkamer, maar op zijn bed, heel uitgebreid ?”

“Op een goede dag heeft mijn moeder het gerecht ingeschakeld, maar er waren geen bewijzen van penetratie. Natuurlijk niet, wat hij met mij deed, had meer met masturbatie dan met penetratie te maken. Tijdens de rechtszaak hoefden we niet meer bij hem op bezoek gaan, daarna alleen nog overdag. Dan moest mijn broer, die slechts één jaar ouder was dan ik, een oogje in het zeil houden : zorgen dat ik nooit alleen met mijn vader was.”

“Hoewel mijn vader mij na die rechtszaak niet meer misbruikte, bleef ik tijdens die bezoekdagen doodsbang en klampte ik mij aan mijn broer vast. Ik durfde zelfs niet te eten, uit schrik dat hij ons zou vergiftigen. Want hij bleef zich vreemd gedragen. Zo volgde hij mij soms stiekem naar school, telkens met een andere wagen, tot ik begon te lopen, steeds harder, steeds banger. Achteraf beweerde hij dan dat hij gewoon kwam kijken hoe het met mij ging.”

“We deden ook wel leuke dingen – samen naar een pretpark, een leuke knuffel kopen – maar ik kon er niet van genieten, altijd op mijn hoede, altijd bang dat er iets akeligs zou gebeuren.”

Een theorietje over incest

“Slechts één mooie periode herinner ik mij, tussen mijn elfde en veertiende jaar. Mijn moeder was toen getrouwd met een aardige, oudere man die wat stabiliteit en gezelligheid in ons leven bracht. Hij richtte een leuke kamer voor mij in, hield kippen en geitjes in de tuin en zorgde voor leuke momenten : een dagje naar de Ardennen, een tochtje naar een speeltuin.”

“Ik was dol op mijn moeder, hing aan haar rokken, volgde haar overal, deed ontzettend mijn best om goed voor haar te zorgen. Terwijl zij in het café zat, poetste ik vaak het huis, van boven tot onderen, gewoon om lief voor haar te zijn. Vaak maakte ik koffie voor haar, om vijf uur ’s ochtends al, net voor zij opstond om uit werken te gaan. Pas op mijn veertiende kon ik haar drankprobleem niet langer ontkennen. ( bijt op haar lip) Ik zie dat beeld nog voor mij. Hoe zij op een stoel naar het fornuis zat te staren, met een rode neus en betraande ogen. ‘Wat is er, mama ?’ vroeg ik dan bezorgd. ‘Toe, ga wat slapen. Ik zal wel koken en voor je zorgen.’ Als ze dronk, zorgde ze nergens meer voor en maakte ze mij bang. Bang dat ze zelfmoord zou plegen – daar dreigde ze vaak mee ! Bang dat ze zich dood zou drinken.”

“Soms, als ze heel lang wegbleef, belde ik naar haar stamcafé, en verzekerde ze me dat ze direct naar huis zou komen. Toen ze er een uur later nog niet was, belde ik opnieuw. ‘Ze is net vertrokken’, zei de cafébazin dan. Nog een uur later raakte ik helemaal in paniek bij de gedachte dat ze wellicht verongelukt was. ( mild) Ach ja, natuurlijk had ook zij te kampen met heel wat trauma’s uit haar verleden : ook zij was als kind misbruikt. Zelfs mijn vader begrijp ik ergens wel. Ook hij draagt heel wat ballast uit zijn verleden mee : zijn vader was een geweldenaar die incest met zijn dochters pleegde.”

“Zelf heb ik een theorietje over incest ontwikkeld. Een misbruikt kind zoekt wanhopig naar aandacht, wil zo ontzettend graag gezien en opgemerkt worden. Uit angst dat het die aandacht kwijt zou spelen, durft het nooit ‘neen’ te zeggen. Dus vluchten veel misbruikte mensen in relaties, drank of drugs. Kijk naar mijn moeder : sinds mijn geboorte heb ik talloze partners in ons huis zien passeren. Mannen zijn een vlucht voor haar : ze is doodsbang om alleen te zijn. Precies dát gevoel ken ik ook zo goed. Precies dát gedrag is ook een typisch kenmerk van borderline. Ik ben er bijna zeker van dat ook mijn moeder een borderliner is.”

Miss Borderline

Het hoge woord is eruit. Het psychiatrische etiket. Het ziektebeeld waartoe zij niet gereduceerd wil worden. Plechtig heb ik haar beloofd dat niet Miss Borderline, maar zij, Ilse, het hoofdpersonage in dit verhaal is : zoveel méér, anders en genuanceerder dan die koele, klinische term.

“De term borderline heb ik zelf ontdekt”, vertelt Ilse mij met enige trots. “Vanaf mijn veertiende begonnen de angsten mijn leven ondraaglijk te maken. Op den duur wist ik niet meer waar ik zo bang voor was, en werd ik verlamd door de angst voor de angst. Ik kwam terecht in een neerwaartse spiraal : depressie, zelfmoordgedachten, gevoelens van leegte en eenzaamheid. In de zelfhulpgroep voor slachtoffers van incest heb ik voor het eerst dat vreemde woord, borderline, gehoord. In mijn pogingen te achterhalen wat er met mij aan de hand was, begon ik boeken over psychologie te lezen. Zo ontdekte ik dat de borderline-stoornis vaak voorkomt ‘na seksueel misbruik en emotionele verwaarlozing’, en in de klassieke psychiatrie aan de hand van een lijstje met acht symptomen beschreven wordt. Tot mijn verbijstering, maar ook tot mijn opluchting herkende ik mezelf volledig in dat ziektebeeld. Eindelijk duidelijkheid ! Dus zei ik, toen ik voor het eerst in de psychiatrie belandde : ‘Ik ben een borderliner.’ Geschrokken zeiden ze dat ik mezelf zo niet mocht bestempelen. Maar toen het definitieve psychiatrische verslag binnenkwam, bleek dat ik het bij het rechte eind had.”

Borderline is geen zeldzame aandoening, lees ik in de gespecialiseerde literatuur, één tot twee op de honderd volwassenen kan er gedurende zijn leven aan gaan lijden. De stoornis begint een ernstige vorm aan te nemen bij jonge mensen, vooral vrouwen, rond het twintigste jaar. Zonder enige moeite vind ik, in diverse vormen en formuleringen, Ilses lijstje met de acht symptomen terug.

– Impulsiviteit : onmiddellijk en zonder nadenken tot actie overgaan, overmatig alcohol-, drugs- of medicijngebruik, vaak is er ook sprake van eetproblematiek, geld verkwisten, roekeloos rijgedrag.

– Automutilatie of opzettelijke zelfverwonding : vaak in de vorm van krassen of snijden ; ook suïcidepogingen komen geregeld voor.

– Stoornissen in het contact leggen : aantrekken en afstoten, zwart-wit denken, idealiseren en verwerpen.

– Ontstemming en chronisch gevoel van leegte : intense gevoelens van angst, depressie, verveling, irritatie.

– Verlatingsangst, moeilijk alleen kunnen zijn : grote angst tot extreme paniek om in de steek gelaten te worden.

– Dissociatieve verschijnselen : het lichaam als vreemd ervaren, het gevoel niet in de realiteit te staan, ‘afwezig’ of ‘elders’ te zijn.

– Psychotische verschijnselen : stoornissen in de waarneming (horen van stemmen, zien van beelden) en in het denken (overmatige achterdocht tot paranoia, in de war zijn).

– Intense woedeaanvallen.

Tot bloedens toe

Ilse : “Alleen in de twee laatste symptomen herkende ik mezelf niet. Natuurlijk was ik wel eens kwaad, maar ik richtte mijn woede uitsluitend tegen mezelf. Door mezelf te verminken, mijn bloed te zien vloeien, fysieke pijn te voelen had ik even het gevoel : ik leef nog. De illusie : er is geen psychische pijn meer. De opluchting : ik voel mijn lijf weer.”

“Hoe kom je in godsnaam op het idee om zoiets te doen ?” onderbreek ik haar.

“O, dat leer je heel snel in de psychiatrie”, glimlacht ze. “Je ziet het de anderen gewoon doén. Natuurlijk is het ook een schreeuw om aandacht : ‘Verzorg mij ! Zie mij ! Hou van mij ! Koester mij !’ Door te krassen wilde ik mijn omgeving duidelijk maken dat het echt niet meer met me ging. Natuurlijk schrokken de verpleegsters als ze mijn kamer binnenkwamen en zagen dat ik glasscherven in mijn handen zat te verpulveren. ‘Laat los’, zeiden ze dan en probeerden ze uit mijn vingers te halen. En ik mijn vuisten maar dichtknijpen en koppig denken : ‘Goed zo, nog diepere krassen.’

Na zo’n crisis gaven ze mij wat verzorgingsmateriaal. Dan moest ik zelf de wonden ontsmetten en de boel opkuisen. Dat weigerde ik dan weer, zodat ik bleef bloeden en de poetsvrouw de boel moest komen schoonmaken. Op een dag heb ik zo hard in mijn slagader gekrast dat het bloed eruit spoot, en ik in paniek op de alarmknop duwde. Daarna belandde ik in de isoleercel en was ik heel boos op mezelf : ‘Waarom heb ik in godsnaam de verpleging geroepen ? Waarom heb ik mezelf niet laten doodbloeden ?’ ( peinzend) Wilde ik echt, echt dood ? Daar ben ik nu niet meer zeker van, al heb ik toen wel mijn begrafenis geregeld : een overlijdensbericht geschreven en mijn eigen doodkist getekend.”

Zelfpijniging in de isoleercel

Ilse : “De isoleercel is een kaal kamertje met een matras, in de grond gebouwd, en een uiterst eenvoudige wc-constructie, type plank-met-gat. Alles is erop gericht dat je zo weinig mogelijk prikkels krijgt en jezelf geen geweld kunt aandoen. De enige voorwerpen in de kamer zijn : enkele velletjes wc-papier, een kussen, een laken en een deken. Verder niets. De deur gaat op slot, het licht blijft aan, eten krijg je op een plasticbord, je kleren moeten uit, je mag alleen een T-shirt en een slipje aanhouden. Geen beha, want daarmee kun je je ophangen. Ooit heb ik wel eens een reep van het laken gescheurd, maar ik kreeg het niet bevestigd, en bovendien had een camera alles geregistreerd zodat er meteen iemand in de isoleercel stond om mijn zelfmoordplannen te verijdelen. Uiteindelijk was er slechts één vorm van zelfpijniging mogelijk : met je hoofd tegen de muur beuken. ( lachje) Want de muren waren hard, en niet van mousse. In de isoleercel heb je niets om handen, niets om je mee bezig te houden. Het enige wat je kunt doen, is uitrazen en wachten tot de dokter komt, al kan dat wel eens tot de volgende dag duren.”

( mild) “Ach, nu begrijp ik best dat men heel strikte grenzen vastlegde en mij af en toe in de isoleercel stak. Maar zij moeten ook begrijpen dat het leven mij in die periode bijzonder zwaar viel. Twee keer per dag kreeg ik een kwartiertje gesprekstijd, maar soms had ik gewoon behoefte aan méér tijd, méér aandacht, méér therapie. En als ik dat niet kreeg, begon ik domme dingen te doen. Soms werd ik zo kwaad dat ze mij met z’n drieën naar de isoleercel moesten sleuren en de kleren van mijn lijf trekken. Nu, achteraf, kan ik er wel om lachen, maar toen was het pure ernst. ( lachje) Of pure waanzin ?”

Mijn verblijf in de psychiatrie heeft ettelijke jaren geduurd : twee keer een opname van zes maanden, één keer anderhalve maand en tientallen opnames van enkele dagen. Op een keer ben ik zelfs in een speciale kliniek voor borderliners terechtgekomen. Daar heb ik het slechts twee dagen uitgehouden : ik wilde terug naar mijn vertrouwde instelling waar ik mij veilig en geborgen voelde. Nu besef ik maar al te goed dat ik mij in de psychiatrie genesteld had. Zelfs toen ik heel dicht bij mijn woonplaats was opgenomen, kon ik het niet opbrengen ook maar één dag naar huis te gaan. De afstand, de weg daarheen beangstigde mij. De bus nemen leek mij een onoverkomelijke onderneming. Dus begrijp ik heel goed dat heel wat mensen niet uit de psychiatrie geraken : die stap is hen vaak te groot, te beangstigend.”

“Misschien is het grof en ongenuanceerd wat ik nu zeg, maar à la limite is het ook je eigen keuze om al dan niet in de psychiatrie te blijven. Dat heb ik bij heel wat patiënten opgemerkt.”

“Uiteindelijk ontmoette ik een therapeute, Marleen, bij wie ik heel graag in begeleiding wilde gaan. Na een jarenlange zoektocht langs verscheidene hulpverleners had ik eindelijk iemand gevonden met wie het voor honderd procent klikte. Maar de voorwaarde van het team was keihard : ‘Eerst je opname beëindigen en alleen gaan wonen.’ Op die manier hebben ze mij echt buitengeschopt. Toen vond ik dat vreselijk grof en onrechtvaardig, maar nu besef ik dat het mijn ticket naar genezing was.”

De ene Big Mama bestaat niet

“Op mijn verblijf in de psychiatrie kijk ik met gemengde gevoelens terug. Zoals overal tref je er mensen die het fantastisch met je menen, en anderen die zelfs niet in staat zijn tot een behoorlijk gesprek. Sommige therapieën hebben mij enorm geholpen, andere waren zinloos. Wat ik het meest apprecieer, is dat ik daar de kans heb gekregen tijdelijk uit de maatschappij te stappen. Ik heb er ook geleerd het kind in mezelf toe te laten. ( verlegen lachje) Weet je dat ik, na mijn vertrek uit de psychiatrie, zelfs papflessen, fopspenen en Bambix-rijstvlokken voor mezelf heb gekocht ? De moeder-in-mezelf maakte dan het flesje klaar dat het kindje-in-mezelf, met haar beer tegen zich aan, kon leegdrinken.”

“Nu realiseer ik mij ook dat ik vanaf mijn twaalfde overal vervangmoeders heb gezocht én gevonden. Vrouwen die mij, in tegenstelling tot mijn eigen moeder, wél warmte, vertrouwen en veiligheid konden geven. Mijn eerste vervangmoeder was een verre nicht bij wie ik elke zomer tien dagen op vakantie ging. Dat ik op haar kindje mocht passen terwijl zij uit werken ging, vond ik het einde. Mijn tweede vervangmoeder was een studiemeesteres op school die graag tijd maakte voor een gesprekje met mij. Zelfs tijdens het weekend mocht ik haar opbellen. In totaal heb ik twaalf vervang mamaatjes verzameld. Ik heb ze allemaal nodig, vaak geïdealiseerd, meestal ook uitgetest en op de proef gesteld om te zien of ze mij niet in de steek zouden laten. Ook Marleen, mijn therapeute, is zo’n mamaatje voor mij, al maakt ze mij telkens opnieuw duidelijk dat ik mij niet in die relatie mag nestelen. Mijn hele leven lang heb ik een échte mama willen hebben. Eindelijk heb ik begrepen dat die ene Big Mama niet bestaat, en dat ik tevreden zal moeten zijn met al die kleine mamaatjes.”

En dan begint Ilse plots te beven, en te huilen, zacht en stil. “Niet op letten”, glimlacht ze door haar tranen heen. “Het is de emotie. En de ontroering, om al die mamaatjes die mij geholpen hebben de wonde uit te kuisen. Daarom wil ik hen deze zomer allemaal op een Big Mama Feest trakteren. En die éne Big Mama ? ( lachje) Die zal ik later zelf wel worden.”

Ik wil helemaal niet meer dood

“Nu, twee jaar na mijn laatste opname, beschouw ik mezelf niet meer als een borderliner . Natuurlijk heb ik het nog wel eens moeilijk – momenten van onzekerheid, angst om in de steek gelaten te worden – maar ik kerf en kras niet meer, heb geen zelfmoordneigingen meer. Integendeel, nu ben ik blij dat ik leef, en wil ik helemaal niet meer dood. Af en toe bel ik nog eens naar Tele-Onthaal ( fel) – ik kan niet genoeg benadrukken hoe zorgvuldig die mensen hun werk doen ! û om hen te vertellen hoe goed het nu met me gaat. Vroeger, toen ik het moeilijk had, belde ik soms vijf keer per dag. Sommige medewerkers zijn heel ver met mij meegegaan. Als ik hen om een slaapritueel vroeg, gingen ze soms met mij mee naar boven, bleven even op mijn bed zitten, gaven mij dan een dikke zoen en een flinke knuffel. Allemaal telefonisch.”

“Vroeger nam ik ook ontzettend veel medicijnen, tegen angst, depressie, stemmingswisselingen, nu heb ik zelfs het laatste halve pilletje afgebouwd. Intussen ben ik 26, en volg ik een opleiding tot bejaardenhelpster. Sinds enkele maanden woon ik ook samen met mijn vriend, een schat van een man die een heel normale jeugd achter de rug heeft. Vanaf de eerste dag ben ik heel open tegen hem geweest en heb ik hem in vertrouwen genomen. Ook op seksueel vlak heeft hij heel veel geduld en begrip : hij legt de bal in mijn kamp, en zal nooit iets forceren. Schitterend toch ? Stilaan kan ik tevreden naar mezelf kijken, voel dat mijn uitstraling veranderd is en ( pretoogjes) vind ik dat ik best gezien mag worden.”

“Met mijn vader heb ik totaal gebroken, met mijn moeder heb ik nu een heel voorzichtig contact. Ik probeer de nodige afstand te bewaren en koester geen verwachtingen meer. Af en toe hebben we een heus gesprek, en vraag ik haar wel eens iets over haar verleden. Nu ze, voor de zoveelste keer, gestopt is met drinken, moedig ik haar nog wel aan, maar de angst dat ze zou hervallen, beheerst mijn leven niet meer. Ik wil haar nog wel steunen, maar weiger nog langer haar moeder te zijn.”

“Misschien klinkt dit wat overmoedig, maar toch ben ik ervan overtuigd dat ik nooit meer zo diep zal wegglijden. Natuurlijk blijven er grote littekens op mijn ziel. En de angst voor de onvoorspelbaarheid zal ik altijd wel met mij meedragen. Maar één ding weet ik zeker : de last van mijn verleden zal mijn leven niet ten gronde richten. Rotsvast geloof ik erin dat ik die verschrikkelijke cirkel doorbreken kan.” n

Annemie Struyf / Foto Lieve Blancquaert

“Ik was dol op mijn moeder.

Terwijl zij in het café zat,

poetste ik vaak het huis, van boven tot onderen,

gewoon om lief voor haar te zijn.” “Wilde ik echt dood ?

Daar ben ik nu niet meer zeker van, al heb ik toen alles geregeld : een overlijdensbericht

geschreven en mijn eigen doodkist getekend.”

“De moeder-in-mezelf

maakte dan het flesje klaar dat het kindje-in-mezelf,

met haar beer tegen zich aan, kon leegdrinken.”

“Als ik Tele-Onthaal belde voor een slaapritueel,

gingen ze soms met mij mee naar boven, bleven even

op mijn bed zitten, gaven mij een dikke zoen en een flinke knuffel. Allemaal telefonisch.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content