Cordoba met elke stap wordt ze mooier

© iStockphoto

Ooit in de top drie van islamitische steden, nu een provincienest in Zuid-Spanje. Maar wat een erfenis, wat een charme en rijkdom : naar cultuurstad Córdoba ga je voor alles en altijd.

Als druppels van gesmolten lood sijpelt de hitte de straten binnen. Mijn schoenzolen schuren over de tegels zoals autobanden over asfalt. Iedereen vlucht voor een siësta, toeristen naar hun hotel, Corduanen naar hun patio, de taverne of geblindeerde huiskamer. Zuidelijk Spanje kent geen mededogen. Alleen dommeriken als ik lopen door de stad, die leeg is als de woestijn.

Op het stadsplan heb ik mezelf de kerken ingeprent en dool als een maffe iglesia-fiel door Córdoba. De meeste godshuizen zijn deze zondag gesloten, op een bruiloft na in San Francisco, of overdadig met leed bekleed in Santo Domingo, waar ik oog in oog sta met een dode Jezus.

Overal zuig ik beelden op : La Trinidad met churriguereske ornamentiek, de meest overdadige stijl van het Iberische schiereiland ; San Miguel, sober, omringd door profane terrassen ; Santa María met imposante aanblik ; San Augustin, op een plein waar alleen Corduanen komen, gewoon prachtig ; twee torens van San Rafaël of de sierlijkheid van Lorenzo en de mysterieuze stijlvermenging van San Pablo. En in de kapel van San Bartolomé vloeien alle stijlen samen in een wonderlijke apotheose.

Omdat overdaad schaadt, duikel ik binnen in Bar Plateros, voor een proeve van de montilla, een bitterdroge variant van miswijn, die nog tijdens de liturgie verandert in het bloed van Jezus, dat in het duister van de kerken overvloedig heeft gevloeid.

Prestigieuze ruïne

Córdoba is een eindeloze opsomming. Vooreerst : de toreros. Manolete, Machaquito, Lagartijo, Guerrita en El Cordobés : helden van de corrida met hun beeld, kroeg of museum. Tweede opsomming zonder namen, want de kerken staan duizelingwekkend op het stadsplan.

Derde opsomming : twee Seneca’s, Lucanus, Maimonides, Averroës, Ziryâb, Romero de Torres, Ibn Zaydûn, Al-Gafequi, Luis de Góngora, Bartolomé Bermejo en Lucas Valdés, allen stadskinderen en ingeweken filosofen, wetenschappers en kunstenaars. Vierde opsomming : namen van emirs en kaliefen, laat ik beter achterwege. En voor een laatste opsomming vergeet ik de bars en restaurants.

Als citytrip is Córdoba overdadig. Vandaag een provinciestad, tien eeuwen terug, onder de Omayyaden, een van de glorierijke cultuursteden in de islamitische wereld, naast Damascus en Bagdad. Drie eeuwen lang was ze een mohammedaanse stad zonder terreur.

Vreemd genoeg ligt de belofte buiten de stadsmuren, op zeven kilometer, met korte taxirit. “Medina Azahara was geen zomerpaleis, wel een nieuwe stad” : op de museummaquette wijst archeoloog Andrés García naar de ruïne van dit project van Abd-al-Rahman III. “Córdoba zat aan haar limiet. Bovendien was een eigen stad een noodzaak voor een nieuwe kalief. Medina was politiek én ongelofelijk prestigieus. Met de uitgravingen en restauraties, sinds 1911, hebben we nog een halve eeuw werk.”

Vanop het heuvelbalkon imponeert het uitzicht over de vallei, met vertrekken van de eerste minister, basilica, portico en ontvangsthal. Tussen cipressen glimmen stenen, bogen en arken, de onvoltooide droom van de tweelingzus van Córdoba.

Naranjas y limones

Ook ik ontsnap niet aan clichés en loop door de Calle de las Flores, het geranium-straatje. Ik slenter over de ambachtelijke mercado en maak rechtsomkeer in de Calleja del Pañuelo of het doodlopende ‘zakdoeksteegje’, dat iedereen wil zien omdat het de smalste straat op aarde zou zijn. Ik doe het met de glimlach en ga op zoek naar beter.

In de Judería, de joodse wijk van middeleeuws weleer, schuif ik lang aan voor een van de belangrijkste synagogen van Spanje. Een plein luistert naar arts en filosoof Maimonides, een museum eert de stierendoders van de arena.

Op het dakterras van Casa Rubio kies ik voor salmorejo cordobés, een koude tomatensoep met ei en ham, en specialiteit churrasco ibérico a la plancha, een voortreffelijk rundstuk. Iedere pas maakt de stad verleidelijker. Geen plein is Andalusischer dan de Plaza de los Dolores, waar Cristo de los Faroles omringd is door kandelaars van smart en schemer. Schaduwloos slenter ik rond, vol gulzige zintuigen in de rijkste aller Spaanse steden.

Op de Plaza de las Tendillas slaat de klok op het ritme van een gitaar, een terrasplein met aanpalende winkelstraat Jesús y María. De historische hammam lokt met een zwoele conversatie. Ook laat ik me verleiden door de vrouwen van Julio Romero de Torres, schilder van meer of minder naakte mujeres, met muziekinstrument, kousenband of hazenwind, met weemoedige blik of in de hand naranjas y limones, die een schoonheid mij schroomvol aanbiedt.

Zomaar dool ik verder, geen reisgids zegt dat ik hier iets te zoeken heb : rond het plein van San Pedro pruttelt een schildersmeisje op een brommer voorbij. Een bar verveelt met voetbal op tv, als aperitief drink ik een fino in de oudemannenkroeg. Perfecte vooravond.

Voor het duister is Bodegas Campos een voortreffelijk adres, met een decor van dans en corrida. Hapjes, boquerones (ansjovisjes), druif met kaas, verleiders. Schilderijen, wijnvaten, arken, Córdoba in miniatuur met een vrolijke combinatie : daar een affiche van de Gran Feria de Nuestra Señora de la Salud, ginds een flamencodanseres, die duizend keer verleidelijker is dan haar schaduw. Ze lacht en weet wat komt : pate de perdiz con fruta seca, alleen al voor die patrijs wil ik hier eten. Er komt geen eind aan de gerechten : kaaskroket met een potje gemarineerde paprika, chipirones of inktvis en als afsluiter rabo de toro of stierenstaart. Hoffelijk sla ik de postres af.

Versteende paringsdans

Een moment lang, zo kort als de eeuwigheid van een verbazing, is Córdoba synoniem met Mezquita, het gebedshuis waar God en Allah gedwongen samenleven. Ooit een tempel voor Janus is de kathedraal ook na de verminking de prachtigste moskee van Europa. Voorbij de omwalling is de appelsientuin het voorgeborchte van de hemel.

Verwarring : een zuilenwoud met hoefijzerbogen, een regenboog in witte en rode marmer, massief maar breekbaar. Meer dan duizend zuilen, ik verdwaal zoals Roodkapje verloren loopt in het bos. Oneindigheid, veranderende perspectieven. Een stralende mihrab (gebedsnis), goudmozaïeken, overdadig, de rustplaats van een originele koran.

En dan de schok : in het godshuis staat een ander godshuis, katholiek in islam, een Siamese tweeling die lijf en leden deelt, met kapellen, Mariabeelden, de Capilla Villaviciosa, een orgel en altaar. De Mezquita is mirakel en zonde tegelijk, een versteende paringsdans, al klinkt dat blasfemisch. Het blijft overrompelend, die wisseling van zuilen, de verstrengeling van bogen en perspectieven die zich in het clair-obscur verliezen. En het blijft barbaars, want het is een oorlogszuchtige ingreep. Of is het paradoxaal een eenmalig meesterwerk, een proeve van oecumene waarin twee godsdiensten in hun stenen versmelten ? Er is geen eenduidig antwoord.

Patio’s en tuinen

In mei stijgt de spanning samen met de temperatuur : de rijkelijk met patio’s bezaaide stad gaat op zoek naar het mooiste binnenplein. Ieder jaar lokt de Concurso van de Patios Cordobeses, een uitbundig feest in de introverte stad, liefhebbers die graag binnenkijken waar smeedijzeren hekkens anders de toegang ontzeggen. Bloemen, fonteinen, beelden, nog meer bloemen, de florale ziel van de stad in duizend en één patio’s.

Andere maanden bieden alternatieven : in het Palacio de Viana dool ik door een dozijn gesofisticeerde kleinoden voor het verlangen naar een tuin, naar een weidse hemel die in een stad niet kan bestaan.

En langs de Río Guadalquivir herbergt het Alcázar de los Reyes Cristianos de mooiste tuinen om tussen bloemen, waterstralen en kantelen de hitte te trotseren. Een plek om te mijmeren over de overrompelende troeven van de ultieme stad in Spanje. In het lover zingt een merel, die in het Arabisch ziryâb heet. Dat was ook de bijnaam van Abu I-Hasan Ali Ibn Nafi. Onbekend, maar belangrijk : afkomstig uit Irak vluchtte Ziryâb omdat hij in zijn ambacht beter was dan zijn leermeester en voor zijn leven moest vrezen. Gelokt door de roem bereikte hij Córdoba, waar hij tot aan zijn dood aan het hof van de Omayyaden verbleef.

Hoe kan je vergeten zijn als je in één mens dichter en zanger was, seizoenbewuste modeontwerper, parfumier, uitvinder van een tandpasta, vader van de luit en de Andalusische muzikale tradities, haarstilist en adept van de geschoren mannenkin, geograaf, botanicus, astroloog, cuisinier en smaakmaker met de introductie van de asperge, het kristallen glas en het driegangenmenu ? Wat een figuur op een uniek kruispunt van culturen, een symbool voor een erudiete tijd die nooit meer terugkeert, maar voortleeft in zijn bijnaam van pájaro negro of zwarte vogel, die de merel overal is.

Elders bij de stadsmuren verstrengelen twee handen, maar raken elkaar net niet : het is een bronzen ode aan de Enamorados of de Geliefden, de elfde-eeuwse dichter Ibn Zaydûn en zijn tijdelijke vlam, prinses Wallâda, de vrijgevochten en mooiste vrouw van de stad, altijd ongesluierd en verzamelaar van vele minnaars : “Ik ben al tevreden als ik naar u mag kijken.”

Voor ik Córdoba verlaat, lepel ik nog een kom salmorejo naar binnen en lees ware woorden van Cees Nooteboom : “Dit is de vreemdste stad van Spanje, Spaanser dan alle andere, geheimzinnig en ouderwets, koel en wit, een stad die veel verbergt en fluistert.” Op weg naar de hogesnelheidstrein neurie ik Córdoba van John Cale : “You walk towards the station.” De stad is een voldoening, Córdoba is van alle Spaanse steden la ciudad ultima.

Mark Gielen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content