‘Ugly Belgian House’-bouwer of stijlrebel. Wie is architect Marcel Raymaekers?

Huis Kelchtermans © Anja Hellebaut en Anthony De Meyere
Amélie Rombauts
Amélie Rombauts Journalist Knack Weekend

Voor de een is zijn oeuvre radicaal, voor de ander smakeloos. Als mens was hij flamboyant en excentriek, en hij zat niet verlegen om wat controverse. En toch is Marcel Raymaekers je wellicht onbekend. Met een fascinerend boek en tentoonstelling willen Rotor, UGent en het Vlaams Architectuur Instituut daar verandering in brengen. “Zijn hergebruik­architectuur was baanbrekend.”

Aan een steenweg in Glabbeek ­– waar een lintbebouwing van pastorijen, suikerblokvilla’s en fermettes wordt afgewisseld met frituren, tuincentra en tanksta­tions – ligt een wel heel opvallend bouwwerk. De voordeur, gekroond door een buitenproportionele boog en geflankeerd door arduinen wachthuizen, zou een versterkte burcht kunnen verraden. De muren in rode baksteen, gesierd door kleine vensters in natuursteen, en de fleur-de-lis dakpannen, eerder een kasteel. Of is het toch een mini-abdij?

Huis Boncher © Anja Hellebaut en Anthony De Meyere

Shiteau: de Belgische versie van een château’, doopte Hannes Coudenys het op zijn populaire blog Ugly Belgian Houses in 2015. Het raakte een gevoelige snaar bij zijn vele volgers als toonbeeld van kitsch en smakeloosheid.

Naast Huis Boncher lokken ongetwijfeld nog andere woningen van Marcel Raymaekers deze reactie uit. “Omdat hij zich helemaal niet bezighield met goede smaak, of beter: heel uitdrukkelijk anti-goede smaak was”, legt Lionel Devlieger uit. “Hij stoorde zich sterk aan de arrogantie van die zogezegde ‘goede smaak’ en de verveling waarmee het gepaard gaat.” In 2005 stond Devlieger aan de wieg van Rotor, de designcoöperatieve die inzet op hergebruik van bouwmaterialen. Vandaag is hij niet alleen hoofddocent mate­riaal-culturele geschiedenis aan de Vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de UGent, maar ook coauteur van een fascinerend boek over het leven en oeuvre van de intussen negentigjarige Raymaekers. “Huis Boncher heeft een fenomenaal interessant bouwplan”, verklaart hij zijn zwak voor de woning. “Het is ontworpen als een oplopende, spiraalvormige schelp, met de meeste intieme kamers helemaal bovenaan, en een spectaculair interieur. Het is een prachtig voorbeeld van Raymaekers’ hergebruikarchitectuur.” De schil is opgetrokken uit teruggewonnen bouw­elementen van het slachthuis van Tienen en de militaire kazerne in Verviers, die beide werden afgebroken. En ook het materiaal dat gebruikt werd in het interieur – de eiken balken, marmeren vloeren, houten lambrisering, gietijzeren radiatoren tot aan een preekstoeltrap in het bureau – zijn allemaal gerecupereerd. De bouw begon in 1978 en nam zes jaar in beslag. Maar zijn visie omtrent her­gebruik werd al twintig jaar eerder aangewakkerd.

Huis Boncher © Anja Hellebaut en Anthony De Meyere

De piramiden van Heusden-Zolder

Wanneer een leraar zijn opmerkelijk ruimtelijk inzicht opmerkt, wordt de jonge Marcel Raymaekers aangespoord om architectuur te studeren in Brussel. Maar na een aantal jaar geeft hij er de brui aan. Hij heeft lak aan de religieuze en traditionele tekenopdrachten van de lesgevende broeders, en aan hun sporadische hints naar het modernisme. Hoewel hij zonder diploma niet bevoegd is om bouwtekeningen en vergunningen te ondertekenen, houdt hem dat niet tegen om woningen te ontwerpen voor een groeiend aantal klanten. Maar er wringt iets. Hij ergert zich steeds meer aan de nieuwe verkavelingen vol inspiratieloze villa’s die als paddenstoelen uit de grond schieten. Dit is het gevolg van de Wet De Taeye, die de bouw van gezinswoningen in de voorsteden subsidieert. Dat hij daar als tekenaar aan bijdraagt, doet zijn afkeer van het architectenberoep alleen maar groeien.

De golf van afbraakwerken die Brussel overspoelt om plaats te maken voor Expo 58 en de moderniteit die de Wereldtentoonstelling inluidt, overmant hem met teleurstelling. Prachtige panden uit de belle époque (of eerder) moeten plaatsmaken voor parkings, snelwegen en kantoorgebouwen. Het doet hem pijn om zoveel schoonheid en creativiteit verloren te zien gaan ten voordele van wat hij ‘mainstream-architectuur’ noemt. Het fenomeen krijgt zelfs een eigen naam: bruxellisation. Het luidt de hoogtijdagen in van de afbraak- en antiekhandel in ons land.

Huis Kelchtermans © Anja Hellebaut en Anthony De Meyere
Huis Kelchtermans © Anja Hellebaut en Anthony De Meyere

Een ontmoeting met een spilfiguur uit de Brusselse afbraakwereld, en daardoor een eerste schakel in de hergebruikketen, trekt in dezelfde periode zijn interesse voor recuperatiematerialen op gang. Raymaekers schrijft zich in voor een opleiding beeldende kunst in Hasselt en verdiept zijn kennis van materialen en assemblagekunst. In de huisontwerpen die daarop volgen duiken die eerste loten herwonnen materialen op: maaskeien, monumentale deuren en plaatmetaal van scheepssloperijen. Hij slaat ze eerst op in de tuin van zijn ouders, daarna in een boerderij in Diepenbeek. Zijn architectuur wordt halverwege de jaren 60 steeds gedurfder, barokker en uitbundiger, met Huis Kelchtermans als hoogtepunt: een gesamtkunstwerk dat hij voltooide met zijn toenmalige compagnon, architect Jos Witters. Een woning, dokterspraktijk en garage verdeeld over drie afzonderlijke piramiden, waar onder andere drieëntwintig cockpitkoepels van afgedankte straaljagers dienstdoen als dakramen.

Bunker-Burcht-Bordeel

“Raymaekers doet met bouwmaterialen wat ik met Shakespeare doe: opnieuw toe-eigenen en herinterpreteren wat de groten ons hebben nagelaten.” Dat concludeerde Hugo Claus na een rondleiding in Queen of the South, waar de schrijver ook zijn vijftigste verjaardagsfeest liet plaatsvinden. Queen of the South, aan de N75 tussen Genk en Hasselt, was op het hoogtepunt eind jaren 70 en 80 het ‘recuperatiemekka van Europa’, schrijven Devlieger en zijn co­­auteurs in het boek Ad Hoc Barok. “Een landelijk oord van vermaak, waar de Belgische middenklasse en nouveau riches zich van adel waanden.” Het was niet alleen een nachtclub/restaurant, maar ook de opslagplaats voor Raymaekers’ indrukwekkende collectie antieke bouwmaterialen en het ultieme pronkstuk van zijn kunnen. Een mix van neogotische bogen, leeuwenbeelden, voormalige kerkinterieurs en bootonderdelen. Een modern kasteel waar hij zich een aristocraat waande. Een wonder dat hij ook voor zijn klanten kon verrichten.

Queen of the South © Anja Hellebaut en Anthony De Meyere
Queen of the South © Anja Hellebaut en Anthony De Meyere

Zijn businessmodel was uniek: wie genoeg bouwmaterialen bij hem aankocht, kreeg zijn ontwerpdiensten er gratis bij. Hij tipte zijn klanten ook over afbraakwerven in de buurt en liet ze zelf zoeken naar de meer generische hergebruikmaterialen die hij niet verkocht. Daarmee zette hij hen aan tot cocreatie en mede-auteurschap. En, niet onbelangrijk: zo konden ze “een bescheiden kasteel voor de prijs van een gewone fermette bouwen”, aldus Raymaekers. Daarmee wist hij klanten uit alle lagen van de bevolking aan te trekken en wekte hij de nieuwsgierigheid van journalisten uit binnen- en buitenland. Een van hen kleefde op zijn ontwerpstijl de titel Bunker-Burcht-Bordeel. “Wat hij uiteindelijk zo treffend geformuleerd vond, dat hij het overnam als zijn motto”, vertelt Devlieger. “Het is met wat schroom dat we het hebben overgenomen in het boek, omdat het makkelijk verkeerd interpreteerbaar is. Raymaekers wilde waarden benoemen die hij toen niet terugvond in de moderne architectuur. Bunker duidt op de geborgenheid en de bescherming die een woning moet bieden. Het tegenovergestelde van Philippe Johnson’ Glasshouse, waar je langs alle kanten bekeken kunt worden. Burcht moet je niet begrijpen als kantelen en een ophaalbrug, maar als een omarming van praalzucht: een woning mag zeker een statusindicator zijn. Bordeel verwijst naar de Parijse maisons closes uit de 19de eeuw waaruit Raymaekers inspiratie putte. Het interieur stond er volledig ten dienste van de lustbeleving van de man. Dat hedonisme vind je ook terug in zijn werk. Het tactiele van de materialen, de zichtlijnen tussen slaapkamer en badkamer waardoor partners elkaar kunnen begluren. Daar kon hij wel heel ver in gaan.”

Huis Peeters © Anja Hellebaut en Anthony De Meyere
De badkamer in Huis Peeters © Anja Hellebaut en Anthony De Meyere

Onbekend, onbemind

Waarom brengen Rotor, UGent en het VAi nu pas een vijfendertigtal projecten van Raymaekers onder de aandacht? “Het heeft ons wat tijd gekost om de omvang en de complexiteit van zijn werk te begrijpen”, antwoordt Devlieger. Rotor kwam Raymaekers op het spoor toen ze in 2011 professionele verkopers van gebruikte bouwmaterialen in kaart wilden brengen. Dat hij verder ging dan enkel de verkoop, kwam vier jaar later pas aan het licht. Het feit dat hij zo weinig erkenning geniet en zijn werk nauwelijks gedocumenteerd werd, gaf de doorslag. “Raymaekers was zelf van eenvoudige komaf. Hij zette zich af tegen het establishment, de culturele elite die een bepaald keurslijf voorschrijft. In zijn provocatieve houding herken je een bepaalde klassenstrijd. De hermetisch afgesloten architectuurwereld en zijn smaakpolitie schoven hem opzij als marginaal figuur, terwijl hij op veel sympathie van het volk kon rekenen. Hij gunde iedereen het plezier van een adellijk bestaan. Die praalzucht was zowel arrogant als emancipatorisch.”

Archiefbeelden Queen of the South, Courtesy of Marcel Raymaekers/ Rotor © GF

Bij het opzoeken van Huis Boncher op het internet, duikt een overlijdensbericht op tussen de zoekresultaten. De bouwheer overleed vorig jaar. De oorspronkelijke opdrachtgevers van Raymaekers worden, net als hij, een dagje ouder. Ze verdwijnen of trekken uit hun woning. Dat maakt zijn oeuvre extra kwetsbaar. Huis Witters werd afgebroken omdat het geen koper vond, elders riskeren zijn unieke assemblage-interieurs gestript te worden om ze energie-efficiënter te maken. De auteurs grijpen het kantelmoment aan om het debat te openen over de huidige opvatting rond bouwkundig erfgoed. “Die is te binair. Ofwel wordt een gebouw uitgeroepen tot monument, een status die vaak verbonden is aan de bekendheid van de ontwerper waardoor het tot in de kleinste details moet worden geconserveerd. Of niet, waardoor het wordt behandeld als iets van generlei waarde dat zonder consequenties mag worden vernietigd. Er is geen tussenweg. Raymaekers zag potentieel in gedoemde, afgedankte architecturale componenten. Niet omwille van externe factoren (zoals auteurschap of geschiedkundige waarde, red.), maar omwille van hun fysieke schoonheid, bouwtechnische prestaties of patina. Het is hoog tijd om die kunst opnieuw onder de knie te krijgen. (…) Zijn architectuur bewijst dat het mogelijk is originele en vernuftige gebouwen, boordevol persoonlijkheid, te ontwerpen met teruggewonnen materialen. Als we een bloeiende, circulaire bouweconomie willen, kunnen we daar een voorbeeld aan nemen.”

Ad Hoc Barok, Marcel Raymaekers’ hergebruikarchitectuur in naoorlogs België van Arne Vande Capelle, Stijn Colon, Lionel Devlieger & James Westcott met beelden van Anja Hellebaut en Anthony De Meyere, is uitgegeven door Rotor. Meer info: rotordb.org

Nog tot 17 maart loopt in deSingel in Antwerpen de tentoonstelling Marcel Raymaekers, pionier in circulaire architectuur. Meer info: vai.be

Archiefbeelden Queen of the South, Courtesy of Marcel Raymaekers/ Rotor © GF

ID Marcel Raymakers

Geboren in 1933 in Heverlee, nabij Leuven

Schrijft zich in 1950 in voor een architectuuropleiding aan Sint-Lucas in Brussel, maar geeft er na een paar jaar de brui aan. In dat jaar ontwerpt hij meerdere architectuuropdrachten voor klanten, waaronder een boerderij voor zijn ouders.

Na zijn legerdienst gaat hij aan de slag als tekenaar van onderstations voor het electriciteitsnet. Na zijn uren blijft hij huizen ontwerpen voor een groeiend klantenbestand in Limburg en Vlaams Brabant.

Volgt in 1960 een opleiding beeldende kunst aan de Normaalschool in Hasselt, waarna hij zestien jaar lang lesgeeft in Bokrijk en Heusden-Zolder. Daarnaast blijft hij zijn architectuurpraktijk verder uitbouwen en begint hij antiek bouwmateriaal te verzamelen en te gebruiken. Hij betrekt onder andere architect Jos Witters en beeldhouwer Raf Verjans in zijn ontwerpteam.

Eind 1972 openen de deuren van Queen of the South, zijn recuperatiemekka tussen Genk en Hasselt. Het omvat een nachtclub, later een restaurant en de privéwoning van Raymaekers.

Begin jaren 90 belandt 80% van zijn verkochte materialen in het buitenland, voornamelijk in Nederland en Duitsland. In 2000 krijgt hij budgettair carte blanche voor Huis Peeters, zijn extravagantste opdracht tot dan toe.

Wordt in 2005 veroordeeld voor fraude en belastingontduiking. Wanneer de boete in 2014 de bus valt, vraagt hij het faillissement aan. Queen of the South wordt verkocht, maar Raymaekers mag er van de nieuwe eigenaars blijven wonen. Hij broedt momenteel op een toekomstplan voor de Queen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content