Komt er een herstel van vertrouwen in voeding?

© Getty Images/iStockphoto
Huib Stam

In november organiseerde de website foodlog samen met de Universiteit van Wageningen een debat over Food & Trust. Naar aanleiding daarvan schreef journalist Huib Stam een reeks artikels over ons voedsel en de industrie die daaraan werkt. Vandaag: krijgen we een herstel van vertrouwen in de voedingswetenschap?

Iedereen moet ervan kunnen uitgaan dat er elke dag eten op tafel komt. Dat principe wordt uitgedrukt in het begrip ‘voedselzekerheid’. De voedselzekerheid in stabiele, hoogontwikkelde landen is hoog, die in arme landen of landen in oorlogsgebied een stuk lager. De voedselzekerheid in ontwikkelingslanden is een voortdurende zorg van allerlei ngo’s en de FAO.

Ook moet de consument vertrouwen kunnen hebben in de kwaliteit van zijn eten. Dat is mede afhankelijk van de kwaliteit en omvang van de controle daarop door de aangestelde instanties. In Nederland is dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. (In België is dat het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, red.) De NVWA (en in België dus het FAVV, red.) handhaaft de nationale en Europese wetten en regels en dat zijn er nogal wat.

Afhankelijk van wie je het vraagt doet de NVWA wel of niet goed haar werk. Stichting Varkens in Nood zal niet te spreken zijn over hoe de regels voor de behandeling van slachtdieren gehandhaafd worden. De inspectiedienst van de NVWA is onderbemand en moet steekproefsgewijs te werk gaan. Maar de controle van restaurants en dergelijke geschiedt wel weer zeer grondig en is ook ter inzage van het publiek. Dat neemt niet weg dat het vertrouwen van de NVWA met elk voedselschandaal een deukje oploopt.

Onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek is een belangrijk fundament van beleidsbeslissingen en het belang van deze onafhankelijkheid is nog groter daar waar bedrijfsbelangen haaks staan op sociale belangen, zoals de volksgezondheid.

De Britse socioloog Anthony Giddens maakt een onderscheid tussen passive trust en active trust. Simpel gezegd komt het verschil erop neer dat je voor het laatste je best moet doen. De ander moet ervan overtuigd raken dat je te vertrouwen bent. Het vertrouwen moet opgebouwd worden, stapje voor stapje, en beschermd worden.

Vorig jaar verscheen het Risk Communication Applied to Food Safety Handbook van de FAO, de voedsel- en landbouworganisatie van de WHO. Het is bedoeld voor allen die werkzaam zijn in de voedsel- en landbouwsector en te maken krijgen met de vraag hoe ze het moeten uitleggen als er iets mis gaat. Het handboek geeft gedetailleerde analyses en praktisch advies.

Het feit alleen al dat er een dergelijk handboek verschijnt, zegt twee dingen. In de eerste plaats dat niet alleen de risico’s die met voedsel te maken hebben wereldwijd voor problemen zorgen, maar ook de communicatie daarover naar het publiek. En in de tweede plaats dat de FAO het zo ernstig vindt, dat het probleem methodisch aangepakt moet worden.

Hoofdstuk 2 ‘Principles of Good Risk Communication’ gaat over vertrouwen, dat ‘belangrijk is voor effectieve communicatie’.

“Het is belangrijk dat mensen erop kunnen vertrouwen dat de instituten die verantwoordelijk zijn voor voedselveiligheid in het algemeen belang handelen en daadkrachtig zijn door de gezondheid van mensen, dieren en het milieu te stellen boven economische, politieke of persoonlijke belangen van bepaalde personen, bedrijven of politieke organisaties. Dit wordt soms ‘sociaal vertrouwen’ genoemd. (…) Het vertrouwen kan afnemen of verloren gaan als de communicatie niet effectief of niet toereikend is. (..) Mechanismen van transparantie, openheid, verantwoordelijkheid en stiptheid zijn niet alleen essentieel om vertrouwen te verkrijgen of te behouden, maar dragen ook bij aan het tijdrovende proces van het herstel als het vertrouwen laag is.”

Dat ‘herstel van vertrouwen’ is een centraal begrip in Giddens active trust. Als de vanzelfsprekendheid en vertrouwdheid, de passive trust, verdwijnen uit de relatie met instituties, wordt het noodzakelijk dat zij gaan communiceren met inachtneming van die vier sleutelbegrippen: transparantie, openheid, verantwoordelijkheid en stiptheid.

Nou, laten we eens kijken hoe dat in de praktijk werkt. Op de debatavond die Foodlog samen met WUR in november 2016 over het onderwerp ‘Food & Trust’ organiseerde, confronteerde de voorzitter Dick Veerman het publiek met lastige cases. Telkens stelde hij de vraag: vertrouwt u dit-of-dat? Een case betrof BPA, bisfenol A, een van de meest geproduceerde synthetische stoffen met ruime toepassingen in alle mogelijke plastic verpakkingsmaterialen. BPA is al jaren in het nieuws en onderwerp van vele studies omdat het zelfs in zeer kleine hoeveelheden schadelijk zou zijn. Het verstoort de hormoonwerking en reageert als een soort oestrogeen. Vandaar dat het ook met obesitas in verband wordt gebracht. Maar erger zijn de verdenkingen dat het misvormingen aan de genitaliën bij ongeboren kinderen veroorzaakt. Het zit in plastic (frisdrank)flessen, ook in zuigflesjes voor baby’s.

Vertrouwt u BPA? Het merendeel van de aanwezigen stak de rode kaart in de lucht. Waarom vertrouwt u BPA niet? De teneur: ik hoor er slechte dingen over, ik kan het niet goed beoordelen, dus doe maar niet. Ondanks de recente rapportage van de Europese Commissie, die inhield dat de gezondheidseffecten bij mensen onbewezen zijn, was de stemming tegen BPA.

Toen kwam professor Tinka Murk, toxicoloog in Wageningen, aan het woord. Zij vertelde dat BPA aan de buitenkant van het plastic van flessen zit en dat die eenvoudig te verwijderen is door de fles af te spoelen. Zelfs al zou je elke keer de baby voeden uit een nieuwe zuigfles, die je goed hebt afgespoeld, dan nog is er geen gevaar om de toegestane dagelijkse dosis binnen te krijgen.

Murk: ‘De industrie voldoet aan de norm, het is een veilig product. Maar ik denk dat de grote bedrijven veel te verliezen hebben en geen blunders willen maken. BPA was goedgekeurd, maar door de stemmingmakerij wordt het een politieke zaak.’

Bedrijven reageren daarop door het gebruik in hun producten te beperken. Overheden stellen strengere regels op. Maar die zijn, aldus Murk, feitelijk helemaal niet nodig.

Na dit staaltje risk communication liet de voorzitter nog een keer stemmen: veel meer groene kaarten dan de vorig keer. De korte toelichting van de deskundige was voldoende om velen te laten veranderen van mening. Het vertrouwen in de wetenschap was toegenomen. Ziedaar de overtuigingskracht van adequate communicatie.

Komt er een herstel van vertrouwen in voeding?
© Getty Images/iStockphoto

Gevraagd naar de motivatie van de volhardende tegenstemmers die BPA toch niet vertrouwen, ondanks het overtuigende betoog van professor Murk, zei een aantal dat ze ‘grote bedrijven’ niet vertrouwen. Zij hadden wellicht nog de berichten van rond 2013 in het geheugen over de gang van zaken rond endocrine disruptive chemicals bij de Europese Commissie. Deze groep chemicaliën, kortweg EDC’s, waartoe ook BPA behoort, zijn reeds lang onderwerp van onderzoek. Het betreft niet alleen plastics, maar vooral ook vele soorten bestrijdingsmiddelen voor de landbouw.

Een omvangrijk rapport dat was geschreven op verzoek van de Europese Commissie leidde niet tot strengere regelgeving voor de 31 verschillende EDC’s. Dat ondanks de goed onderbouwde aanbevelingen tot beperking van het gebruik, opgesteld door onderzoekers onder leiding van de Nederlandse toxicoloog professor Andreas Kortenkamp, expert op het gebied van hormoonverstoorders. De producenten Bayer en Basf voerden een stevige lobby. CEO’s van die bedrijven drongen er persoonlijk bij de Eurocommissaris voor milieu op aan geen nieuwe Europese regelgeving in te stellen. Dat zou de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven ernstig schaden, dat begrijpt u. De Britse krant The Guardian en ook Foodlog berichtten er destijds over.

De afweging die velen maken is: als de boodschap afkomstig is van een groot bedrijf, ben ik wantrouwig. Dat fenomeen komt uitgebreid in het Handbook aan de orde, want dergelijke gevoelens worden wereldwijd gesignaleerd.

De Spagaat van Wageningen

Professor Hans Brug leverde ook een bijdrage aan het debat. Hij is voedingsdeskundige en epidemioloog aan de Vrije Universiteit en de voorzitter van de vaste commissie voeding van de Gezondheidsraad. Hij verwees naar een recent rapport van het Rathenau Instituut, ‘Vertrouwen in de wetenschap 2015’. Het vertrouwen in de wetenschap in het algemeen in Nederland is heel hoog, zegt Brug. Zelfs hoger dan in de rechtspraak, de media en de politiek. Echter:

“Het Rathenau rapport laat zien dat het vertrouwen in de wetenschap bij hoogopgeleiden veel groter is dan bij lager opgeleiden. (…) Het vertrouwen neemt af als er duidelijke belangenconflicten in het spel zijn. Het vertrouwen in de wetenschap is behoorlijk hoog, het vertrouwen in het bedrijfsleven, in grote bedrijven, is veel lager. Als voedingswetenschappers ook een belang in een groot bedrijf hebben, zal je begrijpen dat het vertrouwen in de voedingswetenschap ook snel kan dalen.”

De onafhankelijkheid van de wetenschap komt hierdoor ook van een andere kant onder vuur te liggen. Beïnvloeding door slinkse lobby’s vanuit het bedrijfsleven, dat gebaat is bij bepaalde uitkomsten of bij het achterhouden daarvan, daar zullen theoretische fysici en paleontologen zich weinig zorgen om hoeven maken. Maar bij disciplines waar wetenschappelijk onderzoek zeer dicht tegen de core business van de industrie ligt, is dat anders. Voeding, chemie en farmacie zijn wel de meest gevoelige daarvan.

De universiteit van Wageningen is genoodzaakt onderzoek in opdracht te doen, omdat het maar beperkte eigen middelen heeft om onderzoek te doen. Daardoor kan onderzoek waar bijvoorbeeld vanuit de samenleving of van bepaalde groepen vraag naar is, vaak niet gedaan worden.

Het fenomeen van vermeende of feitelijke beïnvloeding van wetenschappelijk onderzoek door belanghebbende commerciële partijen is op zich al een leerstoel aan een universiteit waard. In Nederland heeft vooral de WUR ermee te maken. Van alle Nederlandse academische instellingen doet de WUR het meest zaken met het bedrijfsleven. Daar is niets vreemds of mistigs aan, historisch gezien. De ‘boereningenieurs’ hebben altijd bijgedragen aan de innovatie van alles wat met agricultuur te maken heeft. Daarmee heeft de WUR wereldfaam en de daarbij behorende leidende positie als onderzoeks- en kennisinstituut gekregen. Nederland is niet zomaar een gigant in landbouw, tuinbouw en veeteelt geworden.

Een woordvoerder van de WUR verklaarde in het debat: ‘Je kan bij ons onderzoek kopen, maar geen resultaten. Binnen Wageningen geldt de regel: alles wat we onderzoeken wordt gepubliceerd.’ Onderzoek doen in opdracht is noodzaak geworden voor Wageningen, omdat het maar beperkte eigen middelen heeft om onderzoek te doen. Daardoor kan onderzoek waar bijvoorbeeld vanuit de samenleving of van bepaalde groepen vraag naar is, vaak niet gedaan worden. Een voorbeeld is onderzoek naar het paleodieet. Onder de paloërs heerst de frustratie dat er nooit grondig onderzoek is gedaan naar de werking van het oerdieet. Geen geld.

Wie betaalt, bepaalt. In Wageningen wordt veel onderzoek gedaan naar zuivel. Dat mag geen wonder heten, aangezien aan de WUR vier leerstoelen bekostigd worden door de zuivelindustrie, twee door FrieslandCampina en twee door NZO, de Nederlandse Zuivel Organisatie. In 2011 werd de WUR ernstig in verlegenheid gebracht nadat de eigen publiciteitsafdeling een wat al te enthousiast nieuwsbericht met de kop ‘Joris Driepinter had toch gelijk‘ in de wereld had gebracht (het staat nog altijd online; het is een oude koe die toch nog even uit de sloot moet komen). In het artikel staat onder meer dat uit het grootschalige literatuuronderzoek bleek dat ‘drie glazen melk per dag waren gerelateerd aan een 18 procent lagere kans op hart en vaatziekten’.

Zulks kon absoluut niet beweerd worden op basis van het onderzoek, brieste Walter Willett, die zijn naam verbonden had aan het onderzoek. Willett is de primus inter pares van de epidemiologen. Als professor aan de Harvard universiteit heeft hij een enorme status opgebouwd met heldere inzichten in voeding, voedingsgewoonten en effecten op de gezondheid. Inzichten, geen bewijzen, want causale verbanden kan de epidemiologie niet leggen.

Komt er een herstel van vertrouwen in voeding?
© Getty Images/iStockphoto

Niettemin worden de bevindingen van Willett als manna gegeten. De Fundgrube van zijn data zijn een aantal grote en langlopende bevolkingsonderzoeksprogramma’s in de Verenigde Staten. Willett, die eerder een eredoctoraat van Wageningen kreeg, staat niet bekend als liefhebber van zuivel. In een lezing voor de Erasmus universiteit poneerde hij de stelling dat de Nederlandse bevolking niet alleen de langste ter wereld is door het hoge zuivelgebruik, maar ook dat het hoge percentage kankerpatiënten daar weleens mee te maken zou kunnen hebben.

De boosdoeners zouden de groeihormonen zijn die (van nature) in koemelk zitten. Willett staat met die opvatting praktisch alleen in de voedingswetenschap. De consensus over zuivel is nu toch wel dat het op zijn slechtst neutraal is voor de gezondheid en op zijn best lichtjes gunstig qua ontwikkeling van darmkanker, diabetes type 2 en hoge bloeddruk.

Ook de stichting Wakker Dier steigerde en diende een klacht in bij de Reclame Code Commissie, verrassend genoeg. Er werd geen bezwaar gemaakt op inhoudelijke gronden. De aanklacht hield in dat de WUR ongeoorloofd reclame had gemaakt voor melk. Een creatief omweggetje van Wakker Dier om de publiciteit te halen, hetgeen goed lukte. Maar het wees ook op de oorzaak van de commotie, namelijk het verkeerd ingeschatte effect van het persbericht door de afdeling communicatie.

‘Milkgate’ is lang een traumatische ervaring voor de betrokkenen in Wageningen geweest. Temeer daar de literatuurstudie heel zorgvuldig gedaan was door de jonge onderzoeker Sabita Soedamah-Muthu, die in het gewraakte artikel zei: ‘De zuivelindustrie heeft zich niet beziggehouden met de inhoud van het onderzoek en ik kon het in principe onafhankelijk van hen uitvoeren. De zuivelindustrie is uiteraard nu wel blij met de resultaten.’

‘In principe onafhankelijk’. Ja ja. De Amerikaanse voedingsdeskundige en Food Politics-blogster Marion Nestle merkt in dergelijke gevallen altijd op: ‘Ik heb nog nooit een onderzoek onder ogen gehad waarvan de uitkomsten niet in het belang waren van degenen die het hadden bekostigd’.

Er is veel kritiek op de Spagaat van Wageningen. Bij het Foodlog-WUR debat werd een verklaring voorgelezen van Ilse Griek. Zij is sinds vorig jaar directeur van foodwatch. Zij is van mening dat onderzoek volkomen onafhankelijk van andere belangen dan alleen het wetenschappelijke moet zijn:

Onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek is een belangrijk fundament van beleidsbeslissingen en het belang van deze onafhankelijkheid is nog groter daar waar bedrijfsbelangen haaks staan op sociale belangen, zoals de volksgezondheid. Dat bedrijfsgefinancieerd onderzoek de resultaten stuurt, is allang bewezen. De discussie moet dan ook niet langer gaan over òf waarborgen moeten worden ingebouwd om onafhankelijke onderzoeksresultaten te garanderen, maar over hòe dat moet gebeuren. Niet alleen gelet op de enorme bijdrage van het bedrijfsleven, sterk geconcentreerd bij de agri- en voedselindustrie, aan het budget van de WUR en de zelfs fysieke aanwezigheid van FrieslandCampina en sinds kort ook Unilever op de WUR campus, zou juist de WUR in deze discussie voorop moeten lopen. Van een wetenschappelijke instelling mag een onafhankelijke en objectieve houding verwacht worden.

Griek legt de lat voor het vertrouwen in de wetenschap heel hoog. Er is weinig tegen haar strenge eisen in te brengen, behalve dat er praktische bezwaren staan tussen dromen en daad. Wetten niet eens, in dit geval. De WUR is door de wetgever zelfs aangemoedigd (veroordeeld zeggen sommigen) om meer commercieel werk te doen. Meer dan eens leidt dat tot conflicten of minstens wenkbrauwen die omhooggaan.

Deze serie kon worden gerealiseerd dankzij financiering van hetFonds Bijzondere Journalistieke Projecten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content