Nathalie Cardon

‘Verdomd, ik ben een nee-vrouw geworden, het zure mondje, de stok in het wiel’

Nathalie Cardon Eindredactrice Knack Weekend

Nathalie Cardon vindt niks te banaal voor een goed verhaal

Mijn vriend wou gaan skiĆ«n. Ik hoefde, als koukleum, niet mee. Het luchtte maar half op. Ik maakte de rekensom: man, zesenvijftig, tien jaar niet geskied en benen die weinig blijk geven van souplesse. De Zwitserse bergen zouden hem van zich afwerpen zoals de nukkige pony op Bloso-kamp dat met mij had gedaan in 1984 (enfin, op homevideobeelden is te zien dat ik me er huilend laat afglijden). “Zou je dat wel doen”, zei ik. Niet als vraag. “Er zijn zelfs mensen van zeventig die nog op de latten staan”, probeerde mijn vriend. Daar had ik een bijzondere blik voor. En de woorden: “Die zijn getraind.” Daarmee was de kous zo’n beetje af. Een relatie opent deuren, maar sluit er ook een aantal. Soms ligt de sleutel ergens in een berm.

Verdomd, ik ben een nee-vrouw geworden, het zure mondje, de stok in het wiel. Hoe is het zover kunnen komen?

Toevallig kwam me de dag erna een oude column onder ogen, waarin de schrijver het type vrouw op de korrel neemt dat manlief zijn sportieve avontuurtjes ontzegt. De bliksem van de schaamte sloeg in. Verdomd, ik was zo’n wijf geworden. De nee-vrouw, het zure mondje, de stok in het wiel. Hoe was het zover kunnen komen? In de verdeling van verantwoordelijkheden die met elke lange liefde gepaard gaat, was me ongemerkt de bevoegdheid ‘gezondheid en preventie’ toegeschoven. Wellicht omdat ik net iets sneller ben in het intikken van zoektermen als ‘rode moedervlek, onderlip, huidkanker’. Corona had er geen goed aan gedaan: niet alleen beoordeelde ik nu elk kuchje – ‘je normale hoest, testen niet nodig’ – ook advies rond het al dan niet bijwonen van culturele evenementen of pizza-avondjes verstrekte ik wekelijks, als een eenmansoverlegcomitĆ©. Weinig sexy. Dat ik uitgerekend nu deze column ontdekte, moest een teken van boven zijn: het universum smeekte mij om contact op te nemen met mijn jongere zelf, me los te wrikken uit de vorm waarin ik gestold was en te experimenteren met een zin die ik nooit dacht uit te spreken. “OkĆ© schat, ga jij maar naar Zwitserland.”

En zo brak het rijk van de vrijheid alsnog aan. Voor een man op een alpenhelling en voor mij, de thuisblijver die op verwarmde terrassen aan ‘aprĆØs-niet-ski’ deed. Ik hing het niet aan de grote klok, maar in mij voltrok zich een revolutie. Zwitserland was maar een eerste stap in het afleggen van mentale jasjes die me te krap zaten. Ik was nu een vrouw die dingen goed vond. Mogelijkheden zag. Angst kon voelen, maar plezier verkoos, voor zichzelf en voor anderen. Er werd me een foto doorgestuurd van een wit vlak met twee zwarte stipjes. Ik vermoedde dat een van de stipjes mijn vriend was. ‘Wow!’ tikte ik terug. Zo’n vrouw.

Het is moeilijk om dit verhaal goed op te schrijven. Een achtergrondgeluid snijdt mijn gedachten de pas af. Het lijkt wel een dier dat, beschoten of in een klem gelopen, aan zijn slopende laatste uren begint. Ik hoef niet op te kijken om te weten wat het is: een man met gebroken ribben die probeert te hoesten. Zes weken zal dit duren, hebben ze gezegd. Een tijd waarin we beter niet te uithuizig zijn, want een corona erbij betekent het ziekenhuis voor hem. Ik wil geen ‘ik heb het je gezegd’-vrouw zijn. Het is een tijd van zorgen, niet van zagen. Alleen weet ik niet goed wat ik dan wĆ©l ben, momenteel. Daarnet vroeg de ex-skiĆ«r me voor de zesde keer vandaag om ‘m een kop koffie te brengen en beet ik: “Het is drie uur ’s middags, vannacht slaap je weer niet.” Dus nu vrees ik: dĆ”t soort vrouw.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content